De Vlaamsche Gids. Jaargang 20(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 467] [p. 467] Klein, klein Kabouterken... Klein, klein kabouterken, Waar komt ge toch vandaan? Ik doe mijn oogjes open... én Ik zie u vóór mij staan. Ik heb te nacht gedroomd van u, Zoo lekker en zoo fijn, Gij bracht mij speelgoed, blinkend schoon, Ook fruit en... marsepein. Klein, klein kabouterken, Waar wandelt ge toch heen? En waarom wipt en springt ge nu, En hinkt ge op één been? Ge huppelt vlug mijn kamer rond, En kijkt naar onze klok. Is 't omdat die maar altijd zegt: ‘Tok-tok! Tok-tok! Tok-tok!’ Klein, klein kabouterken, Blijf nog heel lang bij mij... Want ik ben niet bevreesd voor u, Ge maakt me toch zoo blij. llw mutsje van zacht-rood fluweel, Uw vinnige oogjes klein, r En dan uw mooie krullebaard, - Dat alles vind ik fijn. [pagina 468] [p. 468] Klein, klein kabouterken, Vertel mij ook eens wat Zeg, komt ge uit het ‘Groote Woud’ Of uit de ‘Wonderstad’? Toen sprak de leuke, kleine vent, Met stemmeken heel fijn: ‘Ik kom recht uit “Vraagschotelland,” Waar we allen “weetgraag” zijn,’ Klein, klein kabouterken, Waar ligt ‘Vraagschotelland’? Heel vér van hier, vér over zee, Aan gindschen overkant? - ‘Wel, kindje lief, dat land ligt hier... Ook verder... overal, Waar menschen wonen. Veel plezier, Want gij ook zijt er al,’ HENDRIK VAN ROOY. Vorige Volgende