De Vlaamsche Gids. Jaargang 20
(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
Fransche LetterenNa een onderbreking van zoowat twee jaren, hernemen wij met genoegen deze bondige kronieken over het voornaamste van wat ons onder de hand komt en op het gebied van den roman en de letterkundige studie in de Fransche taal verschijnt. Hier volgen dus weer eenige korte besprekingen, in geen andere orde dan die van het toeval, alleen een onderscheid makend tusschen dej romans en de studies, die we afzonderlijk gegroepeerd hebben. Binnen het verloop van eenige maanden kregen wij drie werken van Edmond Glesener ter hand: twee herdrukken en één nieuwen roman; - een gewone uitgave: Le Coeur de François Remy (Editions Labor, Bruxelles), en twee prachtuitgaven: Marguerite (J. Mawet, Liége) en Histoire de M. Aristide Truffaut, artiste-découpeur (Editions des Amis de l'Institut supérieur des Arts décoratifs). Dit is zijn eerste werk, dat in 1897 door den ‘Mercure de France’ uitgegeven werd. Wij hadden toevallig de hand kunnen leggen op een exemplaar van die zeer zeldzame kleine uitgave en het verhaal herlezen, dat wij ons nog amper herinnerden. Het is verbazend wat een knap werk die eersteling is: scherpheid van observatie, goedgeluimde en toch ongenadige ironie, juiste psychologie, die blijkt uit feiten en toestanden, en niet uit nevelachtige eindelooze beschouwingen, die men overigens nooit bij Glesener zoeken moet, - dat zijn zoowat de karaktertrekken van Truffaut's geschiedenis, door Glesener verteld. Maar ook als compositie is dit verhaal zeer flink, hoewel minder ingewikkeld dan de andere romans. Glesener heeft ook de gave van het juiste woord, een gave die hij, evenals de gave van compositie, mettertijd ontwikkeld en tot een volledig meesterschap gebracht heeft. De tweede uitgave van Histoire de M. Aristide Truffaut is geen omgewerkte, maar een verbeterde uitgave. Glesener is van een voorbeeldige strengheid voor zich zelf; een vergelijking tusschen de twee uitgaven kan voor jonge schrijvers niets anders dan een prachtige les zijn van woordenkeus, zinsbouw en stijl. Wij hebben zulks voor eenige bladzijden gedaan en het is werkelijk bewonderenswaardig hoe Glesener zinnen, die op eerste lezing onberispelijk schijnen, uitgezuiverd heeft door het aanbrengen van juistere woorden, uitdrukkingen en wendingen. | |
[pagina 370]
| |
Dit alles, wel te verstaan, zonder ooit aan de lenigheid en natuurlijkheid van den volzin schade te doen, - integendeel. De arbeid, dien de schrijver zich hier opgelegd en'dien hij voortreffelijk verwezenlijkt heeft, kenmerkt reeds den meester. Wij zouden onrechtvaardig zijn, niet te spreken over de materieele uitgave zelf, die werkelijk prachtig is en alle eer doet aan de uitgevers, voor wat betreft den druk, het papier, den aanleg en het geheele voorkomen van het boek, dat den hoogen, maar betrekkelijk redelijken prijs van die beperkte oplage ten volle rechtvaardigt. Van geheel anderen aard, maar niet minder aantrekkelijk en indrukwekkend is de prachtuitgave die J. Mawet met medewerking van den Franschen teekenaar Gabriel Belot bezorgd heeft van Marguerite, den nieuwen roman van Glesener. Maar dit is niet alleen een heerlijk model van boekdrukkunst, het is ook een zuiver meesterwerk. Uiterlijk is het verhaal van het pijnlijke leven van Marguerite niet erg ingewikkeld en diepe plooien zijn er ook niet in de eenvoudige ziel van het ‘gevallen meisje’, dat lager en lager zinkt en een ellendigen eenzamen dood sterft. De schrijver heeft hier gewerkt in de volle kracht van zijn talent, in het volle en bewuste meeterschap van zijn kunnen. Met den eenvoud van uitdrukking en de karigheid van woorden om een landschap, een omgeving, een innerlijken of uiterlijken toestand weer te geven, die Glesener kenmerken, bereikt deze soms een grootheid in de meest aangrijpende tragiek, die zijn plaats naast de eerste meesters van den Franschen roman eens te meer rechtvaardigen. Verleden maand verscheen een nieuwe uitgave van Le Coeur de François Remy, het eerste groote boek van Glesener, waarmede hij, haast vijf en twintig jaar geleden, zich als den eersten Fransch-Belgischen schrijver deed gelden. De droevige geschiedenis van den zwakken braven François Remy is Glesener's sympathiekste boek gebleven en nu nog, na al dien tijd, heeft het niets van zijn waarde verloren; het is een pijnlijke, maar schoone, boeiende roman van hooge literaire waarde en nog steeds een van de zeldzame meesterwerken van de Fransch-Belgische literatuur.
* * *
Mevr. Marie Gevers heeft in ons land en, wat nog moeilijker is, ook in Frankrijk een goede faam verworven om haar gedichten en om haar prozawerken. Haar laatste roman, La Comtesse des Digues (Attinger, Paris), alvorens in boekvorm te verschijnen, was reeds uitgegeven, als bijlage van ‘L'Illustration’, - een zeldzame eer, die overigens wel verdiend is. Wij hebben hier met iets meer dan een gewone liefdegeschiedenis te doen, zelfs | |
[pagina 371]
| |
met meer dan een psychologischen roman, hoewel het boek het eene en het andere medebrengt; die ‘Dijkgravin’ is een onafscheidelijk deel van haar omgeving, van haar streek geworden, die men ziet en hoort en voelt en ruikt, en welke een belangrijk personage uitmaakt. In dat opzicht doet het voortreffelijke boek van Mevr. Gevers denken aan dat zeldzame meesterwerk van Alphonse de Chateaubriant, La Brière. De schrijfster kent en bemint de streek waarover ze schrijft en geeft de illusie alle toestanden doorleefd te hebben. ‘La Comtesse des Digues’ is niet misplaatst tusschen de verhalen van Glesener, Krains, Garnir, - om maar enkelen van de besten te noemen.
* * *
André BaillonGa naar voetnoot(1) behoort, zooals Mevr. Marie Gevers, ook tot onze provincies, maar ge kunt hem niet meer als een opkomend talent beschouwen. Sedert jaren is Baillon ‘gearriveerd’ en heeft rond zich een grooten lezerskring kunnen vormen. Baillon ‘romanceert’ zijn jeugdherinneringen en het onlangs verschenen Roseau (Rieder, Paris) is niet het eerste, maar wel het beste over de jonge jaren van zijn alter ego Henry Boulant. We weten uit zijn vorige boeken, o.a. uit Ch̀‚let I, met welk scherp ontledingsvermogen hij een zielstoestand kan weergeven; ook in Roseau is hij merkwaardig en men ondergaat al de angsten van den jongen Boulant in het Jezuïetenpensionaat van Turnhout, die niet meer durft denken, rondkijken of roeren, uit vrees van een doodzonde te begaan... Maar wij gaan hier niet den schuchteren Boulant volgen van pensionaat naar pensionaat tot zijn intrede in de Universiteit van Leuven; men leze het boek; het is voortreffelijke literatuur en ook een onweerlegbaar requisitorium tegen sommige methodes van opvoeding, waaraan tot nu toe nog niet veel veranderd werd.
* * *
Als men alle boeken zou willen bespreken, zou men in iedere kroniek een werk van Maurice Gauchez moeten behandelen. De werkzaamheid en ‘vruchtbaarheid’ van Gauchez grenst aan het fabelachtige. Dat de kwaliteit er sterk onder lijdt is maar al te waar. Daarom is het dan ook verbazend dat te midden van al die literaire en journalistieke drukte een werk van waarlijk goed gehalte ontstaan is, zooals Le Roman du Grand Veneur. Deze geschiedenis van een modernen landheer en zijn jachtmeester, | |
[pagina 372]
| |
levendig en toch met zorg geschreven, is blijkbaar het beste boek van Gauchez en mag gerust ter lezing aanbevolen worden, zoowel om het verhaal zelf als om de ernstige literaire waarde van de inkleeding.
* * *
Willy Koninckx, wiens eerste verhaal, La mort d'Isabelle, zeer gunstig door de pers onthaald werd, heeft met zijn roman Puberté (Les Editions de Belgique, Bruxelles) een ‘succès de librairie’ behaald, dat niet alleen aan zijn werkelijke en degelijke hoedanigheden te danken is: een aap van een beambte heeft, op den titel afgaande, den verkoop van het boek in de boekwinkels van de spoorstations verboden! De titel is overigens het eenige ‘onzedelijke’ element in het werk. Het gebeurt niet gauw in ons land, dat een openbaar bestuur medewerkt aan de verspreiding op groote schaal van een Belgisch (Fransch of Vlaamsch) boek. - Koninckx verhaalt, met veel tact, de ontwaking tot het leven van een vurigen, maar kuischen jongeling, zijn eerder bescheiden avonturen, tot hij spoedig in 't huwelijk treedt met een meisje van zijn, stand. De knul, die den verkoop van dit boek heeft willen stremmen en het, natuurlijk, nadien in 't geheim gelezen heeft, zal in alle opzichten ontgoocheld zijn.
* * *
Justin Sauvenier, bekend om zijn degelijke studie over Edmond Glesener, liet verleden zomer een roman verschijnen: Une femme s'en alla... (Editions de Belgique, Bruxelles), die een pijnlijk, stout en sympathiek boek is geworden. Het is zeker niet zonder gebreken, maar de eenigszins onbuigzame stijl, de niet altijd behendige compositie en wel eens naïeve psychologische beschouwingen zijn slechts kenmerken van een eerste bellettrisch werk. Het bezit een zeldzaam geworden kwaliteit: oprechtheid. Daarom alleen verdient deze boeiende geschiedenis warme aanbeveling.
* * *
Een bundel, ‘herinneringen’ van Baron Firmin van den Bosch, nog een van de oude garde uit den tijd van Lemonnier, Verhaeren, Van Lerberghe, enz., over zijn verblijf in Egypte: Vingt années d'Egypte (Perrin, Paris), boeiend als een vertelling, omdat die bladzijden vol zijn van belangrijke wetenswaardigheden, van wijsheid, van stille ironie en fijnen humor, steeds uitgedrukt in een | |
[pagina 373]
| |
eenvoudige, maar keurige taal, die trouwens den toon van de echtheid, van de waarheid aanslaat. Hier en daar eenige penportretten, o.a. van Koning Fouad, van ministers en magistraten, wie het niet aan leven en uitdrukking ontbreekt. Het boek behandelt achtereenvolgens den politieken toestand (zeer helder en objectief geschetst), het rechterlijk leven (Baron van den Bosch was voorzitter van het gemengde Gerechtshof), het sociale en mondaine leven, de kunst en de geschiedenis. Het boek heeft ons meer genoegen verschaft dan menige roman. Ik moet mij bepalen bij een eenvoudige vermelding van La Nue van R. Jaumot (Renaissance du Livre, Bruxelles), een humoristisch, maar niet oppervlakkig verhaal, La Faute de Madeleine van Rod. Parmentier (Editions de Belgique, Bruxelles), een titel die niets raadselachtigs inhoudt en Le Coup de Chicotte van H. de Mathelin de Papigny, een voortreffelijke bijdrage tot de reeds rijke Congo-literatuur. De nieuwe verzameling ‘Labor’ bracht zooeven Un pur van Consant Burniaux. Het is de subtiele studie van de rustelooze ziel van het zeer jonge, weerlooze kind. De psychologie schijnt zoo waar als ze doordringend is en het geheel wordt omhuld met een onmiskenbare poëtische atmosfeer. De veelzijdige en steeds interessante Henri Duvernois heeft onder den dubbelzinnigen titel La Poule (Grasset) een roman uitgegeven, die alles behalve banaal of schunnig is! Hij noemt la Poule een kleinen burger, die weduwnaar blijft met vijf dochters, tusschen de zeventien en de zeven en twintig jaar, die hij, in den letterlijken zin van 't woord, aan den man moet brengen. Dat gebeurt, maar hóe, dat laten wij liefst aan den lezer over om zelf te ontdekken. Het loont de moeite. Duvernois heeft een zeer eigenaardig en verscheiden talent. Zijn teekening is scherp en bondig, zooals bij Guy de Maupassant, zijn vertelling vol van die gulle hartelijkheid, die Alphonse Daudet onsterfelijk maakt, en daarenboven heeft hij zin voor ht diep-komische zooals voor het oppervlakkig-grappige. La Poule, op zichzelf een goed werk, is allerbest geschikt om Duvernois te leeren kennen. André Maurois legt de laatste jaren een verbazende vruchtbaarheid aan den dag. Sommige critiekers, - meestal droge | |
[pagina 374]
| |
vruchten in de literatuur, - hebben hem al erg aangevallen, wellicht omdat hij er in geslaagd is zich te doen lezen door het intellectueel publiek. Maurois is populair sedert zijn boek over Disraëli, zeker een van de beste ‘geromanceerde’ biographies van dezen tijd; zoo pas heeft hij een voortreffelijk roman in 't licht gezonden: Le Cercle de Familie (Grasset, Paris), waarin hij waarlijk met meesterhand de geschiedenis van een vrouw verhaalt doorheen al de wederwaardigheden van een moeilijk, eigenlijk mislukt leven, dat eindigt bij zijn begin... Hoewel op een hoog plan gehouden, heeft Maurois' boek al de kwaliteiten van een ‘boeienden roman’.
* * *
De nieuwe roman van Mej. Kikoe Yamata: La Trame au Milan d'or (Librairie Stock) behandelt den verliefden Japanner. De jonge held wordt eerst verliefd op een Japansch meisje: alles blijft kalm en sereen, eenvoudig en redelijk, innerlijk toch zeer ingewikkeld, zooals wij dat vanwege Verre-Oosterlingen meenen te moeten verwachten. Hij komt naar Europa en wordt er getroffen, - in hart en geest en bloed, - door een schoone ‘Westerlinge’. Deze liefde is ongebreideld, vol zorgen en amper bedwingbare genietingen... Het verhaal is van ongemeene psychologische fijnheid en diepte en ik geloof niet, dat een uit het Japansch vertaalde roman zoo helder de Japansche ziel kan weerspiegelen als dit oorspronkelijk in het Fransch, - en in keurig Fransch, - geschreven verhaal van een Japansche schrijfster.
* * *
De roman van Louis Lecoq, Caïn (Edit. Denoël & Steele) is vast niet alledaagsch. De schrijver, die eenige jaren geleden met Cinq dans l'oeil zijn smaak voor het zonderlinge heeft doen kennen, behandelt zijn onderwerp niet naar de bijbelsche traditie, Zoo is b.v. Caïn een afstammeling van lijfeigenen, de vrucht van den levensboom niets anders dan een... ‘aphrodisiaque’ om bij hem liefde voor zijn zuster Lilith te doen ontwaken en Abel, eindelijk, een pessimist, voorlooper van Schopenhauer, heeft een confrater gezegd, die Lilith en haar kinderen naar den zelfmoord drijft en daarom gedood wordt. Indien het dit werk aan mysticisme ontbreekt, erkent men er toch een overtuigende, lyrische epiek in, welke tot indrukwekkende bladzijden leidt.
(Slot volgt.) LEO VAN RIEL. |
|