De Vlaamsche Gids. Jaargang 20
(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
Adolf HitlerWeigand von Miltenberg: Adolf Hitler (Wilhelm III); Rowohlt-Verlag, Berlin, 1932; kart. 2,5 M.De Oostenrijker A. Hitler vocht den grooten oorlog van het begin tot het einde mede als soldaat in het Beiersche infanterieregiment ‘List’. In November 1918 was hij korporaal, geen officier zooals Max Blokzijl in het Haagsch Maandblad meent. Hij sticht met 6 oud-strijders in April '19 in een Munchener kroegkamertje de N.S.D.A.P. (Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei). Het Marxisme moest gedood! Rechts was het Nationale goed, maar het Sociale slecht. Links was het Sociale gerechtvaardigd, maar de verhouding tot de Natie verraad. Hitler nam uit beide het positieve, vormde een eenheid ‘Nationalsozialismus’. Deze gedachte hing echter reeds in de lucht van voor zijn geboorte (1889). Als redenaar bewijst Hitler nooit om het even wat. Daarom is hij het sterkst, wanneer hij over de onzichtbare realiteiten spreekt, over eer, volk, vaderland, familie, ras, trouw, offer. Deze doet hij leven. Dan wordt hij een toovenaar. Nooit hield hij eigenlijk politieke redevoeringen; alle zien er philosofisch uit. Gaat het over politiek, dan is hij oppervlakkig. Hij doet alsof het noodlot uit hem spreekt. Zeer belezen, is zijn eerbied voor de boeken grenzenloos. Zijn weten bevat reusachtige leemten, die hem ieder oogenblik in gevaar brengen. Woordenkramer, kent hij alles slechts half; dilettant, schijnt hij voor den kleinen man een vat vol Bildung, wanneer hij het heeft over geschiedenis, landhuishoudkunde, techniek. Als een lawine eindigt hij met een schitterend slot. Zijn gebaren zijn leelijk; de geste van den Duce ontbreekt totaal. Iedere beweging toont de middelmaat. Iets in hem buigt steeds: zijn armen of zijn romp. Esthetiek blijft hem vreemd. Mussolini kan een antiek air aannemen; Hitler treedt op als een opgewonden belastingbetaler. Toch is hij de volksredenaar, nu men het teveel aan intellect moede geworden is. En men luistert geestdriftig naar zijn gemeenplaatsen-stortvloed. Zijn pathos sleept mee. | |
[pagina 365]
| |
Hitler's taak is vervuld. Op 9 November 1923 bij den Putsch te Munchen struikelt hij voor het eerst, en in de vesting Landsberg sterft hij als persoonlijkheid. Maar zijn Ich heeft hem blind gemaakt. Na de eerste vijf jaar week de Idee van hem. Zijn noodlot wilde, dat hij in de oude wereld terugkeerde, wier vernietiging hij uitgebazuind had. Nu is het privaatmensch Hitler fascist. Nu komen zijn zwakheden aan het licht. Hij is een Wilhelm II-type. Hitler blijft een Zuidduitscher, al ligt de zwaartekracht van zijn partij in het Noorden. Munchen verlaat hij haast niet. In Berlijn zou hij niet kunnen arbeiden; daarvoor is hij te week, te krampachtig, te gevoelerig. Blonde menschen duldt hij weinig. De adem echter van de kultuur van het oude Oostenrijk omsluiert hem, doet hem harde koppen overwinnen. Zijn intuitie laat hem op tijd weenen en de oogen opslaan. De Noordduitscher prikkelt hem steeds. Hij kon wel Metternich's jongste zoon heeten. Onvermoeds voor een situatie gesteld, ontpopt zich de parvenu in hem. Hij behoeft een lijfwacht om zich. Een heden genomen beslissing is morgen vergeten. Karakterologisch staat Hitler het dichtst bij Elisabeth van Engeland, die voortdurend haar ministers door haar besluiteloosheid tot vertwijfeling bracht, maar zoodoende dikwijls instinctmatig de politieke vraagstukken tot een goede oplossing bracht, doordat zij zich doodliepen. Hij bezigt het sinds Philips II in gebruik ‘Divide et impera’. Door bestendige observatie van het evenwicht in zijn omgeving is hij tot heden ‘è la hauteur des circonstances’ gebleven. Niemand in zijn partij kan hem gevaarlijk worden, want hij plaatst steeds concurrenten tegenover elkaar. Beiden moeten Hitler het laatste woord laten, dat hij natuurlijk nooit uitspreekt. De Habsburgers mogen met afgunst op hun onwettigen spruit nederschouwen. Rosenberg, de hoofdredacteur van den ‘Völkischen Beobachter’, is zijn geestelijke mentor. Hitler beveelt, wat Rosenberg wil. En deze reactionair weet, wat hij wil. Hij heeft den weeken koninklijken Beierschen ‘kunstenaar’ volkomen in zijn hand. Rosenberg is de eenige doelbewuste man in de N.S.D.A.P. Verwoed bekampt hij het Bolsjewisme en het Socialisme. Hij verdedigt zijn theorie met ijskoude logika en stoere dogmatiek; kneedt den ongeregelden Manitoe (Hitler) als was. De gesloten zekerheid van den geboren leider bezit Hitler niet. Bfj een optocht zijner troepen houdt hij meermaals zijn handen op zijn buik als een Berlijnsche kamerverhuurster. Hij heeft het gevoel niet, dat zijn plaats als aanvoerder van een millioenenpartij hem ook uiterlijk verplichtingen oplegt. Tracht hij het dekor te verzorgen, dan mislukt hem dit, zooals hij steeds | |
[pagina 366]
| |
den bal misslaan zal. Als hij een teeken geeft met zijn honden-zweepje (een dictator hanteert zoo iets niet), dan verwacht men zich aan het begin eener cirkusvoorstelling. Zijn zweep is een symbool; zij deugt niet; zij is een dilettant, als de geheele man. Juist daarom is hij de aanvoerder der massa. In hem vindt iedereen zich weer; het is niet moeilijk hem na te bootsen. Een rij van redenaars zijner partij, Dr. Goebbele vooraan, bieden voortreffelijke kopijen zijner gebaren. Hitler's volledig gebrek aan psychologisch instinct wijst de Joden aan als dragende voor alles de schuld aan Duitschlands sociale tweedracht. Zijn tastbare eischen zijn primitief geformuleerd: kamp tegen Versailles en Weimar, uitschakeling der Joden, weerbaarmaking. Geschiedenis is het werk van persoonlijkheden, besluit verkeerdelijk Hitler's mentaliteit; hij beschouwt zich dan ook geen seconde als werktuig van het noodlot, wel als een schepper. Hij ziet enkel menschen, waar ideeën staan (Erzberger, Rathenau). Wat Lenin groot maakt, heeft hij nooit bezeten. Lenin leverde het Tsarisme in 1905 een bloedig voorpostengevecht, dan rustte hij twaalf jaren, zeker van de overwinning. Hitler kan nooit wachten. Hij houdt alles voor onwederroe-pelijk, de arme condottiere. Na zijn vestingstraf bezielt hem nog éen wensch: voortaan steeds legaal te zijn. Hij was verstandig geworden en zou zich in 't vervolg inspannen om in voeling te blijven met de machthebbers. De tijd der concessies vangt aan. Voor Rome buigt hij eerst. In 1927 verschenen zijn memoiren, ‘Mein Kampf’. Deze bombastische herinneringen toonen reeds den vermoeiden man. Zijn aanhangers putten er geen nieuwe kracht uit, zooals de orthodoxe Marxisten uit Trotzki's ‘Mijn Leven.’ Geen synthese en innerlijke opbouw in Hitler's boek (800 blz.). Nergens bespeurt men den adem eener nieuwe wereld. Hij denkt a-historisch, overtuigd een Schepper te zijn, een vat vol ijdelheid en schoolmeesterachtige pretentie, zonder frischheid, zonder radikaal besluit, een karikatuur. Door zijn krijgsdienst in het Duitsche leger verloor Hitler het Oostenrijksche staatsburgerschap; nog heden is hij een staatslooze. Men wil hem benoemen tot hoogleeraar aan de technische hoogeschool te Brunswijk om hem aldus aan het Duitsche burgerschap te helpenGa naar voetnoot(1). In 1929 zegt hij vertrouwelijk: Ik ben nu 40 jaar oud; ik moet eindelijk de macht bekomen! IK - niet de idee! Wat Harlekijn! Toen Cromwell begon, was hij 41; Bismarck 46. Al het organische is geduldig. Alleen de louter ikzuchtigen niet. Hun | |
[pagina 367]
| |
plaats is nochtans uitsluitend in de Echternachtsche springprocessie. De tweespalt Ludendorff-Hitler dateert van 1925. Hun wezen liep te zeer uiteen. De Pruis vond den Zuiderling te kleinhartig; ook te Roomsch van dan af. Het komt natuurlijk in het buitenlandsche politieke plan van Mussolini van pas, de Hitlerpartij te beschermen. De Duce en Hitler zijn collega's. Sinds '25 werd Hitler's mentaliteit uitgesproken fascistisch. Tegenspraak in den schoot van de leiding zou niet meer geduld. Discussies bleken overbodig. Het grijze niveau der nationaal-socialistische partijpers, waarvan de inhoud nog enkel uit Hitler-ophemelingen en Joden-aanvallen bestaat, toont, waarheen deze geesteskneveling geleid heeft. Hitler's houding in het Zuidtiroolsche vraagstuk, waardoor hij de Duitsche irredentagedachte uit liefde voor Mussolini in den grond boorde, is te bekend. Maar het onbeperkte kommando-geweld van Hitler heeft ten slotte zijn oorsprong in de Weimarsche karikatuur eener republiek, die het principe ‘Ordre-contreordre-désordre’ tot leuze verhief. Met lossen teugel rijden echter kan Hitler zoomin als Wilhelm II, wijl beiden niet-organisch gevormde menschen zijn. Alle twee begoochel(d)en zij zichzelf, beminnen parade en wierook. In de laatste jaren heeft Hitler zijn idealistische helpers van het eerste uur vervangen door betaalde stuiversgasten, waarvan hij den slechten materieelen toestand uitbuit. Korruptie heerscht alom. Plaatsjesjacht is open. Vijandelijkheid vervult de atmosfeer; Strasser contra Goebbels, Amann tegen Rosenberg, Buttmann-Streicher. Noodzakelijke resultaten van Hitler's systeem. De eerelijst der N.S.D.A.P. vermeldt meer dan 70 dooden, honderden zwaar gekwetsten, duizenden verminkten. Bijna allen oud-strijders. Lachen hoeft men hier niet te doen! Wel, de republiek en haar lichtzinnigheid aanklagen, die steeds den tegenstrever onderschatte in haar achterlijke burgerlijkheid met democratische kleur. Het Hitleriaansche opportunisme, zijn kompromissiezucht, zijn lafheid waren deze ongelukkige offers niet waardig. Nu de ‘Völkische Beobachter’ aan de voeten ligt van den verpolitiekten kardinaal von Faulhaber! Wat Hitler als ‘trommelaar’ verwierp, biedt hij nu als ‘maarschalk’ aan. Het burgerdom en de reactie zijn voor goed zijn bondgenooten. Zijn programma-complex wordt elastischer met den dag, al zwoer de leider eens, dat hij voor diens integrale verwezenlijking sterven wilde; ja, moest. Op dit oogenblik heet zijn dreigendste vijand Strasser, de aanvoerder der ‘Revolutionaire Nationalsozialisten’, torenhoog verheven boven Hitler, door zijn organische vastbeslotenheid, zijn knap redenaarstalent, zijn beteekenisvolle ‘Schwarze Front.’ | |
[pagina 368]
| |
Een nieuwe wereld wordt zichtbaar. Dit zwarte Front zal Hitler overwinnen. Met de idee, met de daad. Hitler troont dit jaar in zijn ministerzetel. De Rijksregeering kan gerust wezen. En Nietzsche knarsetandt! In hun graven vragen de dooden zich af: ‘is dat het doel?’ Hun naam staat immers met gulden letters in het marmer van het ‘Braune Haus’ gegrift. Voor een partijmuseum sneefden zij. Hitler's sympathie gaat nu zelfs naar den Franschen fascist Hervé, door niemand ernstig opgenomen; naar den Volkerenbond... De Berlijnsche Boulevard-bladen brengen vol vreugde den titel: Hitler spreekt als Stresemann. De voorjaarszon van 1932 beschijnt een aan de Kerk en het Kapitalisme toegewijden, tegenover Weimar loyalen, maar insgelijks tot elken fascistischen greep snel bereiden spitsbroeder, Hitler geheeten, die deemoedig naar Canossa ging en hoopt op een heel klein ministerstoeltje. Er was een tijd, dat ergens korporaal Hitler, de omwentelaar, leefde. Dat is heel lang geleden.
Feb. '32. JOZEF PEETERS. |
|