De Vlaamsche Gids. Jaargang 20(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 362] [p. 362] Het Wonderhuisje Er staat een aardig huizeken In 't donker-groene woud... Er is bijna geen mensch die 't weet, En toch is 't al zoo oud. Het huizeken is gansch van leem En 't dakje is van stroo. De venstertjes zijn smal en klein, En 't deurken evenzoo. Het is heel stil in 't huizeken... Men hoort er geen gerucht, Alleen slechts nu en dan den wind, Die in den schoorsteen zucht, Soms ook het piepen van een muis, Of 't gonzen van een bie... En in den hoogen, open haard Sjirpt 't krekeltje: ‘Kri! Kri!’ Er is, aan 't hoogste vensterken, Een gaatjen in de ruit. Daar snorren dikwijls, bij mooi weer, De vliegjes in en uit. Het huizeken is onbewoond; Toch rookt de schoorsteen vaak... Maar zulks gebeurt des nachts alleen... Is dat geen wondre zaak? [pagina 363] [p. 363] De boschuil en het wezelken, Die weten wat 't mag zijn... De bunzing en de vleermuis ook, 't Eekhorentje en 't konijn; Maar zij verklappen 't niemand toch, Zij laten het maar gaan. Als het geen stervling zeggen wil, Dan waag ik het - Komaan! Als de avond komt, dan sluipen stil Het mooie huisjen in, Een heele troep kabouterkens. En doen daar naar hun zin. Zij dragen kook- en eetgerei, En boter lekker, fijn... Ook honig, meel en suikergoed. Al wat maar zoet kan zijn. Zij bakken, koken, smullen dan, Den heelen nacht maar voort... En nooit nog werd hun smaaklijk feest, Door wie 't ook zij, gestoord. Maar ook, zoodra de morgen straalt, Zijn allen reeds ver heen, Met vorkjes, lepels, pot en pan, En weer is 't huisje alleen. Slechts 't krekeltje zingt in de schouw, Weer 'tzelfde eentonig lied, Wen door de oude vensterruit, De zon haar stralen schiet. Maar... 't muizeken vaart hier nu best... Wat is het in zijn schik! 't Vindt honderd lekkre kruimels wel En eet zich rond en dik! HENDRIK VAN ROOY. Vorige Volgende