| |
| |
| |
Het Werk van Leonhard Frank
Leonhard Frank is een belangwekkende persoonlijkheid en schrijver... Zijn vader was schrijnwerker te Würzburg. Hij zelf deed, na het afloopen der lagere school, zijn intrede in het maatschappelijke leven als jongste knecht bij een rijwielhandelaar. Na deze betrekking was hij in dienst bij eenige handelsondernemingen. Van zijn dertigste jaar af heeft hij zich geheel aan de letterkunde gewijd en is momenteel lid der Pruisische Academie. Voordat de Duitsche Republiek hem echter op deze wijze huldigde, was hij jarenlang vervolgd door het Keizerlijke Gouvernement om de stoutheid van zijn ideeën en om zijn pacifisme.
* * *
Op zijn dertigste jaar, bewust van zijn wilskracht en van zijn bekwaamheden, begon Leonhard Frank zijn letterkundige loopbaan. Zijn eerste roman, Die Räuberbande, was reeds naar inhoud en stijl een meesterwerk. Met dit verhaal behaalde hij ook den Fontaneprijs.
‘Die Rauberbande’ schetst ons de roekelooze jongensdroomen, die opgewekt werden door het lezen van Karl May's Indianenromans: de jongens spelen roovertje, steken Würzburg in brand en snakken er naar om naar Amerika te trekken. Hun droomen worden echter niet verwezenlijkt en zij worden door de materialistische samenleving opgenomen.
Iemand die dit boek oppervlakkig las, zou het onder de ‘avonturenromans’ kunnen rangschikken. Een ander, iets milder in zijn oordeel, zou het betitelen met den naam ‘het ontwaken der puberteit.’ Maar iemand, die wat grondig nadenkt over hetgeen hij leest, zal er meer in aantreffen; hij zal in deze kinderlijke spelletjes een onleschbaren dorst naar actie zien, een verlangen om zich uit te leven, dat herhaaldelijk in botsing komt met het bekrompen inzicht van de opvoeders. De nadenkende lezer zal zich met Frank trachten in te leven in de idealen en teleurstellingen der jeugd en hij zal niet kunnen ontkennen, dat in het hart van den flinksten, meest egocentrischen der roovers een psychologisch probleem schuilt. Deze Oldshatterhand, wiens ideaal het was.
| |
| |
schilder te worden, pleegt zelfmoord, omdat hij niet opgewassen was tegen het ongeloof en de ruwheid van het leven, en niet den noodigen steun kon vinden bij Winnetou, den eertijds eveneens eenzamen roover, die zich ver van de wereld in een klooster terugtrok, om daar de voldoening van zijn persoonlijkheidsaspiraties te smaken. De nadenkende lezer zal niet kunnen ontkennen, dat Frank een vriend der jeugd is, die het leed dezer jonge menschen tracht te doorgronden, Frank, de vreemdeling, de romanticus uit de Rauberbande, die een primitief geloof in het leven bezit, die sceptisch en vol fijne ironie de opstandige jeugd beschouwt, die de wereld wil beheerschen en zich toch ten slotte laat opnemen door de samenleving. Frank uit in dit boek een zware aanklacht tegen de tekortschietende opvoedende kracht van school, kerk en burgerlijke maatschappij, die slechts in staat is banale gevoelens te begrijpen, die maatschappij bestaande uit menschen, die leven zonder bij hun eigen Ik te rade te gaan en bij wie geen verlangens naar werkzaamheid, ontwikkeling van hun persoonlijkheid en ideaal aanwezig zijn. Een beschuldiging, die in de latere werken van Frank hoe langer, hoe duidelijker en dringender tot uiting komt.
‘Die Rauberbande’ is een boek vol gevoel en van een opmerkelijk epische kracht. Het landschap harmonieert volkomen met de personages in dezen roman, die zeer geestig geschreven is en die verwant is aan de literatuur der vorige eeuw - we treffen er passages in aan, die ons doen denken aan den evolutieroman, den socialen roman en den tendenz-roman - en herinnert ons in vele opzichten sterk aan G. Keiler.
In den volgenden roman, Die Ursache, is de idee de scheppende kracht; in tegenstelling hiermee is die scheppende kracht in de Rauberbande het leven. De achtergrond van ‘Die Rauberbande’ wordt thema en hoofdzaak van zijn nieuw werk. ‘Die Ursache’ is een openlijke aanklacht tegen maatschappij, bourgeoisie, opvoeders en gerecht. Oldshatterhand wordt het slachtoffer van zijn opvoeders en sterft; de dichter Antoon Seiler echter tracht in zijn jeugdherinneringen de oorzaak van zijn onmacht en van zijn mislukking in het leven te vinden. Deze oorzaak van al zijn ellende is de onderwijzer Mager, van wien in het eerste boek gezegd wordt, dat zelfs zijn oudleerlingen het hazenpad kiezen als ze hem slechts maar te zien krijgen. De slechte physieke en moreele behandeling, die hij op school heeft ondervonden, hebben Seilers persoonlijkheid verwoest, hebben zijn innerlijk leven vernietigd. Deze idee, eenmaal wortel geschoten hebbende in het opgewonden brein van den jongen dichter, wordt een obsessie, een nachtmerrie. Seiler vertrekt van Berlijn naar Würzburg en vermoordt Mager, om zich maar van deze obsessie te bevrijden. De politie houdt den schuldige
| |
| |
natuurlijk aan en brengt hem voor het gerecht. De rechters zijn al even kortzichtig als de school. Rechter en beschuldigde praten langs elkaar, begrijpen elkaar niet; de justitie weet niets omtrent de geestelijke botsingen, die zich vroeger hebben voorgedaan: ze kan dus niet de ware oorzaak bevroeden. Seiler wordt ter dood veroordeeld. Het boek eindigt met een grotesk tafereel, waarin men de plechtige wijze ziet, waarop de procureur en de beul zich van het terrein der terechtstelling verwijderen.
In ‘Die Ursache’ treffen we niet de volheid van gedachten aan, die kleur, die we in ‘Die Rauberbande’ bewonderen. De schrijver maakt hier, vooral in het tooneel van de rechtszitting en in de beschrijving van het laatste uur van den veroordeelde, diepgaande zielstudies. Het is reeds Freudisme vóór de eigenlijke Freudiaansche romans. Het kinderlijk geloof in het leven treft men hier niet meer aan; de schrijver is eerder eenigszins sarcastisch, aphoristisch-bitter zou men haast zeggen. Frank vertelt wel is waar objectief en als hij zich zelf wat bedwingt, dit niet te ver doorvoert, dan is het om ons duidelijker het hartverscheurende in ons leven te doen gevoelen. Den nadenkenden lezer schijnt het toe, alsof de persoonlijkheid gebroken is door de talrijke kwetsuren, die het heeft te doorstaan. Het zijn de gebeurtenissen gedurende de jeugd, die, als ze zich ontwikkelen, de oorzaak worden van onze zwakheid, onze slechtheid en onze tekortschietende kracht. ‘Die Ursache’ is een zedendrama, subtiel en rijkvertakt als het men-schelijke leven. Dit doorleefde en doorwrochte werk, dat tot in zijn kleinste bizonderheden technisch juist verzorgd is, bezit waarde als ‘document humain.’ Zonder zijn kunst te verloochenen, blijft Frank zijn overtuiging getrouw zonder evenwel tendentieus te worden: iedere gevoelige en idealistische natuur moet ten onder gaan door de zwakheid, de lamlendigheid van de maatschappij. Dit is de reden van het lijden van de ‘eenzamen.’
Deze laatste gedachte neemt ongekende afmetingen aan in het volgende werk van Frank. Flet is niet meer het persoonlijk lijden en de oorzaken daarvan, die hij analyseert, maar wel het lijden van de heele menschheid. Door de ziel te dooden, voert de samenleving de menschheid tot de vernieling van haar levenskrachten. De mensch wordt belet goed te zijn, dat was Franks poëtische intuitie; de mensch wordt belet goed te zijn, is nu de diepe overtuiging, die de treurige werkelijkheden van den oorlog den dichter gebracht hebben. Dit leert ons Franks derde boek, Der Mensch ist gut. Ja, de mensch is goed, is het doel van Franks betoog, dat hij uitspreekt in de vijf hoofdstukken van het boek. De dichter acht het tot zijn plicht de slaperige harten wakker te schudden en zijn beschuldiging tegen de regeerende machten uit te roepen. Als de psychologie niet voldoende blijkt te zijn, dan
| |
| |
zullen de feiten en de resultaten duidelijker tot de menschen spreken.
Frank schildert ons de geschiedenis van een kellner, die, nadat hij zijn zoon in den oorlog verloren heeft, in opstand komt tegen de bestaande orde en de samenleving. Deze ongelukkige wordt de schepper, de aanvoerder van de pacifistische beweging, die hoe langer hoe meer terrein wint al naarmate Frank ons vertelt de lotgevallen van de oorlogsweduwe, de verliefden en den invalide. Achter het individueele lijden voelt men het leed van hunne vele lotgenooten.
Dit ontroerende boek is een doodendans en behelst zaken die gezegd moesten worden. Dit boek is grootsch, omdat er in spreekt het nadenkende en voelende menschelijk geweten, dat langzamerhand ontwaakt en waarvan Frank ons zijn visie beschrijft. Vooral het vijfde hoofdstuk is van eeuwigdurende schoonheid; 't is een grootsch vizioen van een veldhospitaal, waarin de oorlog van uit het standpunt van beschaving wordt bestudeerd. De ‘Stabarzt’, de directeur-geneesheer lijdt zeer bij het aanschouwen, hoe een slechte opvoeding de menschheid kan doen ten onder gaan. Zelfs nu nog kan men met diepe ontroering dit meesterstuk van sterk en gespierd proza genieten.
Ergens in ‘Die Ursache’ zegt Frank, dat ‘armoede de menschen slecht maakt.’ Deze zijn beschouwing van de samenleving gaat hij in zijn verdere romans uitspinnen. Het boek dat hij schreef na ‘Der Mensch ist gut,’ Der Burger, geeft Franks politieke overtuiging weer. Toch is het lijden, dat hij zoo nu gaat beschrijven, niet dat van de proletariërs zooals Upton Sinclair het zou doen. Neen, Frank schildert vooral het lijden van den intellectueel; hij is een schrijver voor burgers, die vatbaar zijn voor de sociale idee. ‘Der Bürger’ is de geschiedenis van de burgerij der groote steden, die weerstand biedt aan de nieuwe idealen, omdat ze niet in staat is te worstelen tegen het maatschappelijke milieu, waar ze door haar geboorte of door de omstandigheden is in thuis geraakt. Dat boek is in twee stukken te verdeelen. Het eerste stuk behandelt de lotgevallen van een jeugdigen kapitalist, zonder politieke overtuiging, die den weg der arbeiders volgt, maar zich niet aan zijn oorspronkelijk milieu kan ontworstelen. Het tweede deel zou betiteld kunnen worden ‘Na de nederlaag’; de bourgeois geworden man wordt bijna gek door den vreeselijken tweestrijd, dien hij in zijn ziel voelt, tusschen den mensch en den bourgeois. Zijn laatste uitweg is weer socialist te worden... Maar in tegenstelling met de maatschappelijke poging van den held van zijn boek toont ons Frank de verschillende zijden van het leven van de kameraden van dezen, wien een verlangen naar de burgerlijke macht aantrekt en zeker als hij van zijn doel is, verheft hij zich.
| |
| |
‘Der Bürger’ is een schema ten dienste waarvan de dichter zijn waarnemingen stelt. In overeenstemming met ‘Die Ursache’ bevestigt deze roman Franks eerlijkheid. Nergens gaat Frank zich te buiten aan tendenzieuse welsprekendheid; hij tracht veeleer de menschen in zich zelf te doen kijken als in een spiegel. Men zou evenwel het werk kunnen becritiseeren. De diepe waarheid van het eerste deel doet onrecht aan het utopisch literaire karakter van het tweede deel. Hierop zou men kunnen antwoorden, dat het met opzet is geschied. Alle feiten van het tweede deel doen zich in het brein van den held voor; dit deel blijft daarom noodzakelijkerwijze zwak, omdat de schrijver beter de ziel van den mensch begrijpt, die burgerlijk leeft en zich schaamt voor zijn eenzaam en onvruchtbaar leven, terwijl hij minder de levenservaring bezit en de kennis van de zedelijke crisis van den kapitalist.
Dan verscheen een bundel novellen en opnieuw bemerken we den socialen schrijver. De eerste novelle heet Im letzten Wagen en geeft het gesprek van verschillende personen, die in den laatsten wagen van een funiculaire zitten. Hun gezegden werpen een vreemd licht op de kwalen van onzen tijd. Zonder dat men weet hoe, geraakt de laatste wagen les en zij snellen een zekeren ondergang te gemoet. Leven en dood staan dichter bij elkaar dan ooit en het gemeenschappelijke gevaar brengt allen nader tot elkaar. Een bankiersvrouw bevalt en wordt door haar man, die een oogenblik te voren zorgvol voor haar was, verwaarloosd. In dit oogenblik van gevaar waren ze allen gelijk. Op het allerlaatste oogenblik worden de reizigers gered en worden de menschen weer in het alledaagsch leven teruggeworpen. Die Schicksalbrücke laat het gemoedsleven van den schrijver, zijn verhalend talent en den socialen criticus Frank kennen. Het is de geschiedenis van een jong meisje, dat aan een liefdelooze opvoeding was overgelaten. De dichter laat haar het leven aanvaarden; zij verlaat het ouderlijk huis en stort zich in het onzekere leven om zich er door te laten vormen. De drie laatste novellen van dit bundeltje Auf der Landstrasse, Der Beamte, Zwei Mütter, doen de kunst van Frank om het concrete in het abstracte te doen overgaan, uitkomen, om de psychologie te analyseeren en om de menschelijke zwakheden te verklaren. ‘Hij die zonder zonde is, werpe den eersten steen!’ Vandaar het medelijden van Frank.
‘Der Mensch is gut’ was het werk van een lyricus, die alles wilde weergeven, wat hij gevoelde; ‘Der Bürger’ was een schrede terug naar de beschouwende symbolistische kunst. In zijn novellen heeft Frank de epische noot weergevonden en na dit intermezzo vinden we weer het proza, dat we van hem verwachtten, terug. Karl en Anna, het volgende werk, is een meesterwerk, dat alle eigenschappen van een onsterfelijk werk bezit. Het thema
| |
| |
is eenvoudig: 't is namelijk de geschiedenis van een modernen Enoch Arden, met een andere variante op het eeuwige thema. In zijn vierjarige gevangenschap heeft Karl, dank zij de beschrijving van zijn vriend Richard, de jeugdige arbeidster Anna, Richard's vrouw, zóó leeren kennen, dat haar geheele leven, haar gewoonten en haar omgeving hem bekend zijn. Wat Richard van zijn vrouw weet, weet Karl ook. Bij toeval worden de twee gevangenen gescheiden en wat Karl eerst als een ongeluk beschouwde wordt nu de oorzaak van zijn geluk. Op een dag ontsnapt hij uit de gevangenschap en gaat Anna opzoeken. Zij ontmoeten elkaar en Anna's ziel wordt bewogen als Karl zich als haar echtgenoot bekend maakt. De jonge vrouw gaat van Karl houden, als deze iets van haar vermoedt en dat Richard niet eens wist. De schijn wordt werkelijkheid en bij Richards terugkeer is de plaats ingenomen. Richard's rechten op zijn vrouw zijn niet zoo sterk als die van de gevoelensgemeenschap, die tusschen Karl en Anna ontstaan is. Ze verlaten Richard, want wat hen verbindt is sterker dan het medelijden met Richard's lot.
‘Karl en Anna’ is een werk, dat naar taal en bouw plastisch is. Het is een kuische liefdesgeschiedenis. Zij is zacht en zoo fijn geschreven, dat men onder al die woorden en zinnen den harteklop en het zuchten der verliefden hoort...
Frank heeft hier zijn loopbaan niet mee beëindigd; bewijs daarvoor is in de eerste plaats zijn roman Ochsenfurter Mannerquartett, een boek, dat ons Frank bijna als een idyllicus met gezonden humor doet kennen. Deze roman is het vervolg op ‘Die Rauberbande’ en doet ons het lot van de nog levende roovers, hun smart gedurende de naoorlogsche periode kennen. Het levensspel is eeuwig, de vroegere opstandigen zijn nu vreedzame burgers geworden. De eene draagt eenzaam en gelaten zijn weduwenaarschap, de anderen zijn al vader van een vroolijke familie, waarin de liefde reeds haar intrede heeft gedaan. Door de inflatie zijn onze vrienden geruïneerd en zij besluiten een kwartet te vormen, dat in de dorpen zal optreden. In den tusschentijd is de vroegere kapitein van moord beschuldigd en gearresteerd, maar het boek is zoo idyllisch, zoo vol harmonie en kalmte, dat we de ontknooping zonder vrees afwachten, en ons met Frank naar de jeugd toe wenden.
Men voelt dat ook de jeugd het noodlot zal overwinnen en dat de kinderen van de roovers: Hanna Lux en Thomas Kletterer beter gewapend het leven ingaan, dan hun ouders deden. Het leven wordt slechts door den tijd gevormd. Hanna Lux is voor Frank de ideale vrouw, die toch niets bezit van het bakvischachtige van de meisjes van de groote steden. Thomas Kletterer is als alle beminnenden, maar beschouwt de liefde als een der vele factoren
| |
| |
in het leven; hij interesseert zich ook voor sport, techniek en maatschappelijke problemen. Voor den eersten keer in Franks werken treft men er sympathie voor een opvoeder aan, voor de moeder die de persoonlijkheid van haar kind zich geleidelijk heeft laten ontwikkelen, zonder gevaar, onbevangen met het vuur heeft laten spelen. De ‘idee’, die Frank leidde is evenwel niet vergeten; integendeel, de ‘idee’ wordt voorwaarde van zijn kunst. Frank ziet de menschheid ongeveer zooals G.B. Shaw, zonder echter de noodzakelijkheid te gevoelen om haar te bepreeken. De samenleving is de plaats waarin de kunst groeit en zich ontwikkelt. De tijd moet een achtergrond hebben en Frank geeft vorm aan den tijd en hij toont ons de menschen, waarvan ons tijdvak het lot is geworden.
In 1929 verscheen de laatste roman van Frank, Bruder und Schwester, waarvan het thema menschelijke en zeldzaam artistieke eigenschappen eischt, omdat de schrijver ons binnenleidt in de elegante en cosmopolitische wereld. Een broeder en een zuster zijn op jeugdigen leeftijd, ten gevolge van de scheiding van hun ouders, van elkaar gegaan. Zij leven onder verschillende namen en ontmoeten elkaar op ongeveer 20-jarigen leeftijd in de vestibule van een hotel in Berlijn. Daar ze lichamelijk en geestelijk goed overeenkomen, treden ze in het huwelijk. Deze oplossing wordt ons zoo logisch voorgeschilderd, dat het ons heelemaal niet verwondert. Te meer daar Frank als motto dezen zin van Goethes Wilhelm Meister heeft geplaatst: ‘Beziet de leliën, worden het mannetje en het wijfje niet op denzelfden stengel geboren? En de bloem die hen vereenigt, gaf die hun niet het leven en is ook de lelie niet het symbool van onschuld? En het broederlijk huwelijk is dat niet vruchtbaar? Wanneer de natuur een wezen verafschuwt, toont zij het duidelijk.’
Frank beschrijft ons de liefdesextase van het echtpaar, maar dit geluk neemt een einde. Broeder en zuster herkennen elkaar en de moeder, bij wie zij inwonen, pleegt zelfmoord, wanneer zij zich van den toestand bewust is. Lelia en Constantijn scheiden van elkaar; toen een kind geboren werd, werden beide menschen gekweld door de scheiding; zulk een kuische liefde kan niet direct uitdooven. Zoodat men zou kunnen zeggen, dat de dood door de liefde overwonnen is.
In den aanvang van dit boek volgen de handelingen elkander snel op, maar naarmate de liefde zuiverder wordt, wordt het tempo langzamer. Als men dit boek leest, dat vol van moderne sensibiliteit, vol pathos is, wordt men dikwijls verrast door het aantreffen van ouderwetsche en kunstmatige zinswendingen, die we niet bij Frank gewend zijn. Dit verwijt ignoreert men echter volgaarne, indien men denkt aan het gemak en de elegance, waarmee Frank in
| |
| |
sobere en toch rijke taal zijn dikwijls pakkenden dialoog heeft geschreven...
* * *
Alle werken van Frank bewegen zich om hetzelfde thema, om den Mensch. Door alle gebeurtenissen en figuren heen laat de schrijver ons zien het lijden van den mensch, die het slachtoffer is van vooroordeelen, van instellingen, die in plaats van hem de grootst mogelijke levensvrijheid te geven, hem onderdrukken, van zijn idealen berooven en van hem een middel maken in plaats van hem als een doel te beschouwen. De boosheid van den mensch is de meest algemeene uitdrukking van zijn lijden. De mensch is niet altijd even goed als hij moest wezen, zooals Frank zegt. Dat klinkt banaal, zou men kunnen zeggen. Maar 't is niet zoo banaal als men denkt, want het is goed den mensch aan zijn plicht te herinneren. Hij moet eindelijk begrijpen, dat hij zich vrij moet maken, als hij zijn persoonlijkheid wil redden, zoodat zijn kinderen in een wijze, rechtvaardige en zachte wereld zullen leven, opdat zij ten slotte de Gouden Eeuw zullen kennen, Gouden Eeuw, die het oude geloof aan den dageraad van onze geschiedenis dacht en die zich bevindt aan het einde van onzen langen weg naar de Vrijheid.
Dr. F. CLOSSET.
|
|