De Vlaamsche Gids. Jaargang 20(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] [Drie gedichten] Gelofte Nu de Zomer natrilt over ons hoofd, hebben we elkaar weer liefde beloofd. Ons hart gaat open en toe met den dag: is de hemel niet blauw, dan sterft onze lach. Zeg, houden wij waarlijk wel van elkaar? Of is dit een spel onzer jeugd zoo maar? En groeien er kinderen uit dien geest, vieren wij ook eens óns jubelfeest? Kom, zet uw gelaat eens open voor 't mijn, en lach nu of ge mijn moeder zoudt zijn. Zie gij dan, of ge achter den glans van mijn bril Den ernst niet vindt van uw vaders wil. Me dunkt dat ik nog zoo'n moedertje zag, in wier oogen er evenveel teerheid lag. En straalt uit mijn oog die innigheid niet, die ge op 't oudste portret van uw vader ziet? Zijn der ouderen deugd en der ouderen trouw ook niet gegroeid uit 's levens rouw? Kom mee, nu de Zomer trilt op ons hoofd, we hebben elkaar de liefde beloofd! [pagina 150] [p. 150] Marine Ik heb het lied der baren gewonden rond uw vingeren; ik heb den geur van zeewier gevlochten door uw haren; en mijn liefde is jonge meeuwe in het Westen van uw oogen. Zoo God nu toch eens komen wou met zijn Drie Koningen als visschers, zou ik weer probeeren te bidden gaan, met boven mijn hart de maan vannacht. Ge lacht! Helaas! Ge hebt gelijk: we zijn te zacht van hoop: 't zijn niet wat sterren en een sikkelmaan, die voor ons den hemel open doen gaan. Kom, zoeken we het geluk niet hier in den deun van een lied en den geur van wat wier: simpel zijn gaat niet altijd op. [pagina 151] [p. 151] Stille Dood Dees nacht - heb ik het meisje dat mijn lief wou zijn met droom-duistere handen doodgewurgd. Ik heb haar afgelegd op mijn herinneringen; nu ligt ze bleek en schoon tot de Tijd, de kistenmaker, komt. Een witte doek van vriendschap leg ik vast en zeker op de vale vlekken van haar kele, en de purperen kringen om haar toegeloken oogen zal ik temperen met een waas van een lach en een traan. Nu wacht ik op het wonder: dees nacht ging in haar laatsten blik een vergeet-me-nietje aan 't bloeien. K. JONCKHEERE. Vorige Volgende