De Vlaamsche Gids. Jaargang 20(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Herleving Een deel van 't wijd heelal ligt voor mijn oog te droomen, in witte klaarte van den eersten lentedag; aan gindschen horizon staan huisjes te vervromen, in schamelheid gehurkt in glorie-zonnelach. Aan wazig-ver verschiet duwt dwaas een blokkend kerkje, zijn stompe torentje, gebalde vuist, omhoog; maar, zonnelied in zonnelust, zaait één leeuwerkje als vuur en vlam zijn laaiend lied door lichteboog... Een duivekring fluweelig zeilt door klare luchten, ver aan den blauwen dom zweeft rustig vooglenrij: zoo, lijk de kalme wisheid van die verre vluchten, vaart ook de mooiste droom het zongeluk voorbij... Zoo, lijk het needrig nijgen van die kromme boomen, door zerpen zeewind naar een zelfden kant geheld, gaat stoere levenswil soms aan het moedloos loomen, als 't liefste sprookje weer eens werd opnieuw verteld... Zoo, lijk het huivrend hurken van die kleine huizen, als voor het dalen van het zonnelicht bevreesd, weet ik, vermoeid, de fierste, kalmste krachten kluizen, van wie zich voelde, vragend, schuchter en verweesd... [pagina 29] [p. 29] Zoo, lijk de dwaze vuist van dat opstandig kerkje, als nutteloos gebaar van wrevel en van spot, draagt menig donker graf een diep-weemoedig zerkje in machteloos misbaar om leven en om lot... Maar kijk! de boer die ploegt heeft kalm-geknelde handen en traag-bedaarden stap bij 't kop-gebogen paard: o! haven, waar de vruchtelooze reizen stranden, o! kalme en klare lamp bij warm-vertrouwden haard! Want zie! de willige aarde keert bij 't traag bewegen, wijl mild het gulle licht aan hemelglorie staat, en druppelt van daar hoog de gouden zonnezegen op 't simpel-stoer gelaat van louterende Daad! V. DE MAESSCHALCK. Vorige Volgende