De Vlaamsche Gids. Jaargang 19
(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 529]
| |
Langs de Boorden van de Baltische Zee
| |
[pagina 530]
| |
in Wirballen is heftig gevochten, en men had vermoedelijk behoefte aan een bijkans nieuw station, omdat er van het oude, hoe onaanzienlijk reeds ook, te weinig was overgebleven! En zoo komen wij dan op Duitsch grondgebied, in Oost-Pruisen, het oude gebied van de Duitsche Orde, waarvan de geschiedenis spreekt in alle de landen langs de Oostzee. De Markgraven van Brandenburg waren langen tijd als Hertogen van Pruisen leenplichtig aan de Poolsche Koningen, wat zij zich reeds in den loop der achttiende eeuw nauwelijks meer herinnerden. Oost-Pruisen was een gebied op zich zelf, en gelijk de Duitsche ridders Riga slechts over zee konden bereiken nadat Lithauen zich van hun invloed had vrijgemaakt en zich daarna met Polen had vereenigd, konden de latere Pruisische koningen het Oost-Pruisisch gebied slechts over zee of over Poolsch gebied bereiken. De laatste Poolsche deeling maakte daaraan een einde, en voegde Danzig en het door Polen bevolkte gebied van Pommeranië bij Pruisen. Die toestand is ten gevolge van het Vredestractaat van Versailles ongedaan gemaakt en als te voren ligt Oost-Pruisen als een meer in een vreemde zee. Met dit onderscheid intusschen, dat door den zgn. Poolschen Corridor gaat de spoorweg, die Oost-Pruisen aan het overig vaderland verbindt. In het begin was die verbindingsweg niet al te goed; er kwamen telkens moeilijkheden voor. Maar die moeilijkheden zijn verminderd, zoodanig zelfs, dat de cijfers van den Koningsberger handel een voortdurende stijging toonen. Het tegenwoordige geslacht echter in Oost-Pruisen heeft den toestand van vroegere afgeslotenheid niet gekend; het voelt zich ondanks alles vreemd, wat verlaten en komt daartegen in woord en in gedachte in verzet. Wat begrijpelijk is, maar waartegenover niet uit het oog kan worden verloren, dat de Poolsche Corridor noodig is om aan een rijk van de beteekenis en den omvang als Polen den noodigen uitweg naar zee te verschaffen! Koningsbergen is de hoofdstad van Oost-Pruisen; evenmin als Danzig ligt het aan zee. Pillau is de zeeplaats van Koningsbergen, maar dit laatste is een echte handels- en havenstad. Het oude gedeelte, zich groepeerende om het slot der Pruisische koningen, gaat schuil in het moderne. Er is reusachtig gebouwd aan dit slot, dat heel wat bescheidener van omvang was toen de groote Keurvorst zijn ontevreden Koningsbergers dwong naar zijn bevel te | |
[pagina 531]
| |
handelen. Het is een prachtig paleis met bijkans oneindige rijen vertrekken, alle even mooi en statig en sierlijk. De kroonprins heeft er nog gewoond, en thans is het eigendom van den Duitschen Staat, die er slechts als bezienswaardigheid gebruik van maakt. In den hof van het slot is het zgn. Blutgericht, dat de plaats inneemt van den Ratskeller elders; het is er thans even gezellig en gemoedelijk als het er vroeger, toen de veroordeelden hier werden voorgebracht, droef en verlaten moet zijn geweest. En Koningsbergen is voor alles de stad van Kant, den grooten wijsgeer, den schrijver van het onvergankelijke ‘Zum ewigen Frieden’. Zijn standbeeld staat thans op de plaats, waarlangs hij zich zoo menigmaal, gaande naar de bibliotheek of de oude Universiteit, begaf, en in het Stedelijk Museum is het vol herinneringen aan hem. De Universiteit heeft thans een prachtig gebouw, dat gelegen is even buiten de oude stad met een ruim plein voor zich. Koningsbergen is een opgewekte, levendige stad met mooie omgeving. Ook aan de Oostzee, waar bij Rauschen, Georgenwald en hoe al die plaatsjes verder mogen heeten, de duinen recht tot in zee afdalen. Dat is weer een ander Oostzeestrand dan wij bij Narva of bij Riga gadesloegen! De trein voert in enkele uren naar Danzig. Niet rechtstreeks, want, gelijk vroeger, gaat de groote weg via Marienburg naar Berlijn. In Marienburg, eens zetel van den Grootmeester der Duitsche Orde, waaraan het prachtig intact gebleven slot nog herinnert, stapt men over. Expresse-treinen van Danzig naar Berlijn bemerken weinig van de verhoudingen, die zich hier in dit gebied voordoen; de gewone treinen tusschen Marienburg en Danzig bemerken daarentegen duidelijk, dat Danzig in het Poolsch tolgebied is opgenomen en dat dit van zelf verschillende zwarigheden met zich brengt. Ook daarin zal nog wel verandering komen! Zoo komen wij dan in Danzig, eigenlijk het laatste punt van oponthoud, aan wat men de Baltische kusten kan noemen. De Danziger bocht biedt prachtige bescherming tegen stormen, en zoo is het begrijpelijk, dat hier van oudtijds een havenplaats ontstond, die reeds in de twaalfde en dertiende eeuw van groote beteekenis was. Het eerst hoort men van Danzig omstreeks 997 en zulks in de zendingsverhalen van den Aartsbisschop Adelbert, die intusschen de stad met een Poolschen naam aanduidde. De | |
[pagina 532]
| |
hertogen van Pommerellen, het tegenwoordige gebied van den Poolschen Corridor, maakten Danzig tot hun hoofdstad. Toen dit geslacht was uitgestorven, ontstond strijd over de erfenis tusschen de Poolsche koningen en de markgraven van Brandenburg. Als resultaat van dezen strijd kwam Danzig in het begin der veertiende eeuw in het bezit van de Duitsche Orde, die naast het oude Danzig een nieuw gedeelte, thans de Rechtstadt genaamd, die zich inderdaad door haar evenwijdig loopende straten van de Altstadt onderscheidt, stichtte. Danzig trad toe tot de Hanze; het ontwikkelde zich tot een der meest beteekenende handelsplaatsen in de Middeneeuwen, die ongestraft een Koning van Frankrijk weerstond. Danzig was de uitvoerhaven van het Poolsche graan. Toen dan ook de in verval zijnde Duitsche Orde de stad op handelsgebied concurrentie aandeed, zonderde zij zich van de Orde af, en zoo kwam bij den Vrede van Torun de constellatie tot stand, door welke Danzig het langst is beheerscht. Zij kwam onder de opper heerschappij van de Poolsche koningen, welke aan de handelsstad gewichtige voorrechten toekenden en een gebied van omstreeks 900 K.M2. toewezen. Zoodoende geraakte de stad, dank zij haar energie, tot grooten bloei en meer dan eens hebben de burgers met de wapenen in de hand hunne rechten verdedigd. Toen echter de voortdurende oorlogen, die het Noorden van Europa teisterden en het langzaam verval van het Poolsche Koninkrijk op Danzig een nadeeligen invloed uitoefenden, verdween een deel van den bloei der stad. Zij bleef bij de eerste Poolsche deeling onaangetast, hoewel toen de Weichsel reeds onder Pruisische heerschappij kwam. Bij de tweede deeling werd Danzig Pruisisch, en oude familiën, als de ouders van Schopenhauer, verlieten de stad, die in 1815 bij het Weener Congres protesteerde tegen de definitieve aansluiting bij Pruisen. Zonder succes, en dientengevolge hebben Duitschers het oude Danzig bevolkt, en zijn het Duitsche geslachten, die zich thans zeer begrijpelijk tegen den toenemenden Poolschen invloed verzetten. Danzig met omliggend gebied is thans een zgn. Vrije Stad onder bescherming van den Volkenbond. Die bescherming brengt eenerzijds met zich, dat Danzig kan rekenen op steun van den Volkenbond, voor zooverre het betreft de rechten, die het krachtens het Vredestractaat van Versailles bezit. Anderzijds daaren- | |
[pagina 533]
| |
tegen verplichtingen, op welker naleving de Hooge Commissaris toezicht houdt. Danzig heeft een Grondwet, krachtens welke een Senaat de stad bestuurt. Politiek viert sedert 1920 hoogtij in Danzig en al is het niet meer gelijk in de eerste jaren na den vrede, dat telkenmale geschillen met Polen zich voordeden, toch is de toestand ook op dit oogenblik weer verre van gezond. Want voor Polen gaat het niet om Danzig als stad, maar om Danzig als haven, en de Poolsch-Danziger overeenkomst, die op 9 November 1920 werd gesloten, stelt dan ook in hoofdzaak vast op welke wijze Polen van de haven te Danzig kan gebruik maken. Het Vredestractaat van Versailles lezende, zou men meenen, dat de Danziger haven eigenlijk geheel onder Poolsch beheer staat; dat nu is niet het geval, want het is een commissie van wederzijds vijf Poolsche en Danziger leden, die onder het onpartijdig presidium van een Zwitserschen President de haven bestuurt. Dat heeft aanleiding gegeven tot tal van moeilijkheden, die intusschen voor een deel verdwenen zijn. Zoozeer verdwenen zijn zelfs, dat Danzig, hetwelk te voren slechts een vrees koesterde: die van te groote Poolsche inmenging, nu met leede oogen de vermeerderde beteekenis van het nabije Gdynia aanziet. Zelfs is tot den Hoogen Commissaris het verzoek gericht om Polen te wijzen op de plichten, die het jegens Danzig krachtens het Tractaat van Versailles zou hebben, en het dus te beletten om Gdynia als haven te ontwikkelen. Het behoeft wel geen betoog, dat de constellatie een andere is, en dat Danzig, had het werkelijk gewenscht de eenige Poolsche uitvoerhaven te zijn, ietwat meer hartelijkheid jegens den Poolschen klant had moeten ontwikkelen. Ten slotte kan men niet uit het oog verliezen, dat economische omstandigheden zich niet laten dwingen, noch door nieuwe, noch door oude havens. Er zal vermoedelijk in de toekomst plaats te over zijn voor twee havens op dit punt van de Oostzee, en deze zijn zoo dicht bij elkander gelegen, dat wellicht reeds te voorzien is, dat zij te eeniger tijd elkander zullen naderen. Dat zijn vraagstukken van de toekomst, en wellicht zal een nieuw geslacht glimlachen over de zorgen, die men zich in Danzig of Gdynia heeft gemaakt, gelijk wij glimlachen over vele zorgen van onze voorvaderen! Dengene dan ook, die Danzig bezoekt, zij dezen raad gegeven om zich niet te laten verontrusten door de politieke en economi- | |
[pagina 534]
| |
sche moeilijkheden, die er zijn, maar zich te werpen op het buitengewoon belangwekkende stedenschoon, dat Danzig biedt. Men heeft wel eens beweerd, dat Danzig een typisch Duitsche stad was, hetgeen in strijd zou zijn met de wording dier stad. Danzig is veel meer een typisch hanzeatische, neen eigenlijk een Vlaamsche stad, en verschillende gebouwen dragen niet slechts den stempel, maar ook den naam van Vlaamsche bouwmeesters. Wie het Arsenaal ziet, dat bijkans staat bij den ingang der oude stad, herkent den Vlaamschen, eigenlijk den Hollandschen bouwstijl. En wie van het Arsenaal af een blik werpt in de daarbij gelegen nauwe straten, stelt het oude karakter van Danzig al dadelijk vast. Maar dat is, voordat men door de Langegasse en over de Langemarkt is gegaan, de hoofdstraten van Danzig. Daar op de Langemarkt is het oude Raadhuis, nu zetel van den Senaat; daar vlakbij is de oude Ratskeller, en weer daarbij is de zgn. Artushof, van oudtijds de Danziger Beurs, en de enorme zaal, die voor alle mogelijke feestelijke bijeenkomsten dient. Het is hier een samenvoeging van prachtige oude gevels, soms bijkans ongeschonden, ondanks het feit, dat Danzig aan het einde der achttiende eeuw een Russisch en in het begin der negentiende eeuw een Fransch beleg had te doorstaan. Dat geschiedde onder commando van Lefebvre, een der maarschalken van Napoleon, wellicht het meest bekend om de vrouw, die hij zich koos: Madame Sans-Gê;ne, die sans gêne bleef ook nadat haar de titel van Hertogin van Danzig was toegevallen. Dat was in de dagen, dat Napoleon Danzig tot Vrije Stad maakte, en de oorkonde daarvan, door hem onderteekend, behoort nog immer tot de kostbaarste stukken van het Danziger Staatsarchief. Maar het mooiste gedeelte van Danzig ligt elders. Een weinig ter zijde van de Langegasse is de Marienkirche, de Dom van Danzig, en van dezen Dom uit gaan naar de haven enkele straten en straatjes, die typischer zijn dan wij ze in eenige andere stad kennen. Danzig heeft mooie kerken, en de Marienkirche verbaast en overweldigt door haar enorme afmetingen. Maar wie naar buiten komt, is nog meer verbaasd, wanneer hij de Frauengasse voor zich ziet, want deze Frauengasse heeft niet alleen mooie oude gevels, maar heeft huizen, die beschikken over oude bordessen van grooten omvang, afgezet door prachtige ijzeren of steenen omras- | |
[pagina 535]
| |
teringen. Men bemerkt in den bouw dier huizen, dat eens de Frauengasse bewoners van een anderen stand heeft gehad dan de tegenwoordige. Het is nu een ietwat volkrijke buurt, en daar, waar eens voorname kooplieden hebben gewoond en gehandeld, zijn nu kleine winkeltjes, een kleine bank te vinden. Vlak daarbij is de typisch oude zaak, waar men het Danziger Goldwasser kan drinken: een heerlijke likeur, die met goudblaadjes bedekt is. Dat is een zaak, te voornaam om winkel te noemen, waar men nog de typische Danziger kamers heeft boven een der zijden van den winkel, lang, smal met vele ramen, waar men bij voorkeur 's avonds en 's Zondags zat. Er is vrij veel bewaard van het oude Danzig, niet slechts in openbare gebouwen, en de musea, die Danzig telt, maar ook in enkele particuliere huizen. Daar is dat prachtig bewaarde patriciërshuis in de Langegasse, gemeubeld zoodanig, dat men het het volgende oogenblik zou kunnen betrekken. Hier kan men het Danziger leven van de zeventiende en de achttiende eeuw nauwkeurig gadeslaan. Er zijn ten allen tijde commercieele banden geweest tusschen Danzig en het handeldrijvende Holland; de archiefstukken toonen het duidelijk aan. Maar er was ook overeenkomst in zooverre, dat het huiselijk interieur in Danzig al evenzeer als in Holland een voorbeeld van groote zorg was, en dat in dit huiselijk interieur de eetzaal een allesbehalve ondergeschikte rol vervulde. Prachtig is in dit particuliere huis het trappenhuis; prachtig is de afwerking van deuren en sloten en vensters; prachtig is ook het huisgerei. Ja, men leefde in dien tijd op veel voornamer voet dan zelfs de rijksten in den tegenwoordigen tijd zich kunnen veroorloven, en als men van toenemende weelde spreekt, dan schijnt het soms wel of men meer het uiterlijk dan het innerlijk van die weelde op het oog heeft! De haven van Danzig wordt gevormd door de Mottlau, een arm van den eigenlijken Weichsel, die tot voor de stad komt. Voor de vroegere zeeschepen was de Mottlau diep genoeg om tot de stad te komen, en zoo ziet men er nog de eigenaardige pakhuizen en zolders, die een oogenblik zouden kunnen doen denken, dat men in Enkhuizen of Amsterdam in de zeventiende eeuw was. Maar de grootere havens liggen aan den Weichsel zelf, die over een afstand van omstreeks 7 K.M. Danzig van de zee scheidt. Daar zijn de | |
[pagina 536]
| |
groote haveninrichtingen en de werven, welke laatste voor den oorlog aan Duitschland oorlogsschepen leverden. Daar liggen ook de groote zeekasteelen, die steeds talrijker maken het aantal verbindingen, waarover Danzig beschikt. Aan de monding bij Neufahrwasser is de vuurtoren en bijkans recht er tegenover ligt de bekende Westerplatte, die voor den oorlog als badplaats werd gebruikt, maar door Polen als munitie-opslagplaats is opgeëischt. Er is veel daarover te doen geweest, maar bij het vele geschrijf daarover heeft men de aanleiding wel eens vergeten. Het was in den oorlog, dien Polen tegen Rusland in 1920 had te strijden, dat munitie voor het Poolsche leger te Danzig werd aangevoerd, en daar niet kon worden gelost wegens een staking, onder communistische leiding onder de havenarbeiders uitgebroken. Wanneer men niet zoozeer door leedvermaak jegens Polen ware bezield geweest, had men in Danzig begrepen welke belangen op het spel stonden, ook voor de stad zelf. Nu begreep men het niet, en men liet Polen op zijn munitie wachten, terwijl anderzijds een enkel schip, met gelijke munitie geladen, in het Oostzeekanaal werd opgehouden. Dat heeft Polen de oogen geopend voor de gevaren, die zoo straks kunnen dreigen. Het is natuurlijk te betreuren, dat de Westerplatte voor een dergelijk doel is gebruikt, en dat men ter bescherming tegen de gevaren, die de nabijheid van een munitie-opslagplaats altijd biedt, een kolossalen steenen muur daaromheen heeft moeten bouwen. Maar voor het voorkomen daarvan had men aan beide zijden goeden wil moeten toonen. Is men den Weichsel uitgevaren, dan ligt de Oostzee vooruit. Ter zijde daarvan is de kust, die tot Zoppot is overdekt met kleine badplaatsjes, waarvan Zoppot zelf de kern vormt. Het is een pretentielooze, maar uitstekend ingerichte badplaats, en zoowel het Kurhaus als het Hotel-Casino mogen er ten volle zijn. In Zoppot is nog de straat, geheeten naar den vroegeren Kroonprins, omdat in die straat het huis staat, door hem bewoond toen hij commandant der zgn. Doodskophuzaren te Danzig was. Van Zoppot gaat de rechte weg naar Danzig, die eindigt in de prachtige allee, met mooie oude boomen beplant. De weg van Zoppot naar Danzig gaat recht door het kleine plaatsje Oliva, zetel van den Bisschop van het gebied der Vrije Stad, den eenigen Bisschop, die rechtstreeks onder den Paus ressorteert. De kerk te Oliva is | |
[pagina 537]
| |
oud en bekend, en in een der zijvleugels bewaart men de tafel, waarop in het midden der zeventiende eeuw de Vrede tusschen Zweden en Polen werd geteekend. In het oude slot van Oliva heeft de Vrije Stad zich een mooi museum ingericht; hier is het noodige aanwezig, dat op de geschiedenis van het jonge Danzig betrekking heeft, in beeld en in geschrift. Maar de blikken van den bezoeker gaan door de ramen naar den tuin, die zich rondom het slot uitstrekt. Het staat vast, dat in de laatste halve eeuw het spoorwegverkeer internationale samenleving heeft verinnigd; afstanden heeft verkort; afscheidingen heeft opgeheven. En de laatste kwarteeuw heeft op het gebied van vermeerderd comfort op reis veel, buitengewoon veel gebracht, terwijl men thans alle pogingen in het werk schijnt te stellen om den achterstand, onwillekeurig door den oorlog ontstaan, in te halen. Maar dit alles heeft de groote massa er toch slechts in beperkte mate toe gebracht om zich zelve wegen te kiezen voor de reizen, die men onderneemt. Men volgt daarbij nog altijd hetzelfde, ietwat beperkte programma, dat men van de ouders heeft overgenomen. En het is zoo jammer, want een reis langs de kusten der Baltische zee leert, gelijk een reis door Finland het eveneens leert, dat er buiten het gebied, hetwelk men voor het toerisme in Europa aangewezen acht, nog zooveel is te zien, zooveel is te waardeeren, dat men niet kent. Hoevelen onzer weten niet, dat Danzig behoort tot de mooiste steden van Europa; hoevelen weten niet, dat ook Koningsbergen de moeite van een bezoek overwaard is, en hoevelen zijn niet geheel onbekend met het natuurschoon van Letland of Finland, om van andere Oostzee gedeelten niet te spreken! Neen waarlijk, wanneer de reizen toenemen en zich langzaam, maar wel zeer geleidelijk uitstrekken over deelen van Europa, die men te voren niet bezocht, dan verandert dit niets in de omstandigheid, dat men slechts daar, waarheen het eigen initiatief zich richt, reist en dat men elders overal gereisd wordt!
H. CH. G.J. VAN DER MANDERE. |
|