De Vlaamsche Gids. Jaargang 19
(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 426]
| |
Uit de Geschiedenis der Vlaamsche Democratie
| |
[pagina 427]
| |
Met verwoede levenskracht - voor geen gevolgtrekking deinsde hij terug noch schrok hij voor vervolging of opoffering - zal hij het onwetende volk leeren inzien en begrijpen. Want diep overtuigd was de oud- leerling van de Hollandsche school dat een verbetering van het onderwijs of een verhooging van het geestelijk peil der volksklasse een kentering in de maatschappelijke toestanden voor gevolg moest hebbenGa naar voetnoot(2). Dan maar onmiddellijk den strijd aangevat en wel door het tooneel. Evenals later Albrecht Rodenbach leven zou opwekken in de logge studentenmassa door zijn reizend tooneelgezelschap, zoo ook zal Jacob Kats het tooneel aanwenden ter propagandeering zijner denkbeelden. Hij schreef wellicht het eerste tooneelspel dat na 1830 in België op de planken kwam: ‘Klaes Lyden’ (1835), ‘Den verlichten Boer’ (1835), ‘De voorbereyding der Kiezing aen de Herberg, of de Vergelijking van den bermhertigen Samaritaen’ (1836), Het Aerdsch Paradijs of den Zegeprael der Broederliefde’ (1836), ‘De Vijanden van het Licht of de tegenwerkingen van de Maetschappij der Verbroedering’ (1836). Doch schrijven doet hij niet alleen, ook vertolkte hij rollen, bestuurde opvoeringen, leidde gezelschappen, ‘hij was de factotum, die alles doet.’ In 1850 stichtte hij zelfs het tooneel der Volksbeschaving - Kats was aldus directeur van het eerste Vlaamsche Volkstooneel te Brussel - dat ook van hem opvoerde in 1854 ‘Pier La-la,’ kluchtspel met zang in een bedrijf; ‘Het Dorp in 't Gebergte, pastorale in drie bedrijven’ en ‘De Belgische Natie,’ dramatische feesttafereelen in twee tafereelen en vier tooneelveranderingen, dat in 1856 opgevoerd werd ter gelegenheid van de 25e verjaring van de troonsbeklimming van Leopold I. Doch weldra voldoet het tooneel hem niet meer - ook werd het bestaan van zijn schouwburg dag aan dag in grooter gevaar | |
[pagina 428]
| |
gebracht, en onthouden van de zoo noodige subsidies moest hij hem toch laten vallen - en Kats wil zich geheel aan de volkszaak wijden. Aan de weverij zegt hij vaarwel, ‘van zijn pen, zal hij voortaan leven en hij geeft weekbladen, almanakken en brochures uitGa naar voetnoot(3).’ Een doordacht stelsel van hervorming zal men bij Kats niet vinden, want een oorspronkelijk denker was hij niet. ‘Het programma van onmiddellijke hervormingen ontleende hij aan de democraten van het nationaal kongres, maar hij verbeterde hun burgerlijke opvatting met deze denkbeelden in te schakelen in een beweging, waarvan het einddoel moest zijn de opheffing van het kapitalisme, - de verdwijning van de hedendaagsche klassemaatschappij, - de verwezenlijking van een echt broederlijk kristendom, waar de menschen niet meer zouden zijn voor elkander bloedgierige wolven.’ (Dr. Cam. Huysmans)Ga naar voetnoot(4). Doch niet in de oorspronkelijkheid ligt de beteekenis van den eersten leider der arbeidersklasse die door zijn woord en zijn schrif: zóó'n heftige agitatie in zijn land gedurende jaren onderhouden heeft, doch wel in de door hem gestelde daad met hare niet te omlijnen gevolgen: het eerste zaad heeft hij geworpen in den grond aan wiens vruchtbaarheid hij onverpoosd heeft gelabeurd en dat de aarde vruchten kon dragen heeft de evolutie van Kats' ideeën aangetoond. Dat het goed ontleend was aan Jottrand, den Vlaamschgezinden Waal die bij den Luiker hoogleeraar Kinker zoo goed Nederlandsch had geleerd, dat hij het doordrong ‘met de naastenliefde van Lamennais en het socialistisch ideaal van Fourrier en Saint Simon’ heeft zijn diep doordringenden invloed niet belet. Doch twee blijvende inrichtingen bewerkt de ‘agitator’ waardoor hij zijn partij op sterken grondslag heeft opgebouwd; de meetings die hij naar Engelsch - en naar Iersch! - voorbeeld te Brussel voor de arbeiders geregeld inrichtteGa naar voetnoot(5) en het Volkshuis - het eerste - dat hij in 1844 in de hoofdstad stichtte, in een lokaal dat heette: ‘Le Palais de Monplaisir.’ | |
[pagina 429]
| |
Staat heel zijn leven en streven ten dienste van de lotsverbetering der verdrukte arbeidende klasse, dit zelfde leven en streven - want Kats' talent was niet eenzijdig - staat tevens in het teeken van een gezond flamingantisme op democratischen grondslag. Scherper dan de taal-flaminganten uit zijn tijd die hunne beste krachten wijdden aan de toen zoo brandende spellingkwestie uit de jaren 1840 - Kats beschouwde dit en te recht als een bijzaak - stelde hij de Vlaamsche Beweging op het hoogere plan van de algemeene sociale bewegingGa naar voetnoot(6). De ontvoogding van den arbeidersstand zag Kats niet in zonder de ontvoogding van de eigene taal van het volk en zoo heeft hij de eerste ook op dit gebied de sociale zijde van het Vlaamsche probleem doorschouwd. Wie kan het beter uitdrukken dan deze ontwikkelde arbeider - die zijn leven lang beschaafd Nederlandsch heeft gesproken - het deed, daar waar hij betoogt in zijn merkwaardige rede op het Amsterdamsche Congres van 1850: ‘Wie kan zijn vaderland beminnen zonder het volk te beminnen, en wie kan het volk beminnen en deszelfs tael verachten? De tael des volks is natuerlijk, en de vaderlands liefde is ook natuerlijk; men kan dus het eene niet verachten en het andere beminnen zonder onnatuerlijk te handelen. (Blz. 93-94).
* * *
Steeds heviger werden de aanvallen vanwege katholieken en behoudsgezinden, steeds nijpender prangde de nood in het huisgezin - in zijn onverschrokken idealisme vergat Kats vaak dat er noch brood noch aardappelen in de schapraai voorhanden waren voor vrouw en kinderen - aan ontbering was hij zelf gewoon! - en steeds zwaarder wogen de slagen van het noodlot op den steeds ouder wordenden ‘agitator,’ wiens het leven zoo ongenadig was geweest, zoodat ten slotte de strijd moest opgegeven worden. Op het einde van zijn rusteloos leven moest onze Kats, die eenmaal een Europeesche vermaardheid genoten had - Duitschers en | |
[pagina 430]
| |
Franschen noemden hem ‘den Vlaamschen O'Connell’ - een armelijk bestaan lijden als handelaar in tabak en sigaren. ‘Een paar democraten en radicalen blijven hem steunen en koopen zijn sigaren, de oude Gendebien blijft hem een trouwe vriend; De Paepe, een der eerste sociaal democraten en Paul Janson, de leider der radicale bourgeoisie, brengen hem af en toe een bezoek.’ Als hij dan op tachtigjarigen leeftijd sterft, zijn er nog slechts weinigen - droeve speling van het lot! -die den naam kennen van een man, voor wien de Brusselsche, ja, de heele Belgische bourgeoisie eenmaal gebeefd had.
* * *
Deze schematische schildering volstaat, hoop ik, om de belangrijke rol aan te toonen die Jacob Kats in ons Vlaamsch cultuurleven heeft vervuld. Was zijn naam vermeld in werken over het ontstaan en de ontwikkeling van het socialisme in BelgiëGa naar voetnoot(7), zijn streven werd er nooit naar verdienste geschat; in overzichten van de ontwikkeling van de Vlaamsche beweging treffen wij tot zelfs zijn naam niet aan! Dat Julien Kuypers deze dubbele leemte op twee zóó belangrijke gebieden heeft aangevuld, verdient onzen dank. De wijze waarop hij zich van zijn moeilijke taak kweet, vereischt onze waardeering. Van den roman vertoont dit boek de twee hoofdhoedanigheden: den vlotten stijl en den boeienden verhaaltrant en van de wetenschappelijke studie de historische nauwgezetheid en het kritische inzicht. En zoo is dit boek geworden noch een loutere ‘vie romancée’ noch een zuivere wetenschappelijke arbeid en niettegenstaande een schijnbare tweeledigheid bereikte het toch een heerlijke eenheid. Elk detail werd door Kuypers nauwkeurig onderzocht en van de strengste wetenschappelijkheid is schrijver uitgegaan. Doch de essayist Kuypers, die ons een frisch opwekkende studie over Herman Teirlinck schonk naast een gedocumenteerd overzicht van het ‘Van nu en straks geslacht,’ waarin hij de beteekenis van deze generatie in onze letterkunde zoo scherp omlijnden, is tevens de fijnzinnige kunstenaar die de tweedeelige bloemlezing der Nederlandsche literatuur samensteldeGa naar voetnoot(8), welke | |
[pagina 431]
| |
niemand minder dan Dr Leo Picard destijds ‘een stuk Groot-Nederlandsch cultuurwerk’ noemde. De kunstenaar Julien Kuypers stond trouw den wetenschappelijken Julien Kuypers ter zijde: de dorre feiten werden niet slechts vermeld, doch leven werd hun ‘ingeblazen’; met andere woorden, het wetenschappelijk materiaal werd omgeven door en gesteld middenin een atmosfeer. En ook die geschapen atmosfeer is geen literaire mooidoenerij noch fantastisch verzinsel, maar de vrucht van wetenschappelijke studie. Kats' leven en streven wordt geplaatst voor een breed-historischen achtergrond: de rumoerige omwentelingsdagen met hun treurigen nasleep... Wanneer men de ‘aanteekeningen’ leest waarin menig tot dusver algemeen genomen feit wordt terecht gesteld en menige opheldering over een in den loop van het boek gestelde bewering wordt aangegeven - zoodat de bronnen voor verdere uitdieping van zekere in dit verband slechts vermelde punten voorhanden zijn - is men onwrikbaar overtuigd van den wetenschappelijken ernst waarmede Julien Kuypers zijn werk heeft opgevat. Doch wanneer men de voorbeeldig opgestelde bibliographie van en over Kats' werk en streven nagaat en men besef heeft van de talrijke moeilijkheden waarmede een bibliograaf heeft te kampen, dan zal men niet slechts waardeering, maar oprechten eerbied voor Julien Kuypers' uitzonderlijke prestatie hebben. Dr ROBERT ROEMANS. |
|