Boekbeschouwing
Floris Prims. Antwerpiensia (1930); De Vlijt, Nationalestraat, 46, Antwerpen, 1931; fr. 12.
Vol belangstelling begroeten wij het verschijnen van het dertigste boek van den Antwerpschen archivaris, Dr. Prims. Deze voortreffelijke vierde bundel zijner reeks historische studiën, Antwerpen betreffende, bevat bijdragen, in den loop van het jaar 1930 geschreven.
Ingezet wordt met de lezing ‘De Schelde door de Eeuwen heen’, gehouden in het feestpaleis der Wereldtentoonstelling, waarin de periodiciteit in de geschiedenis naar voren gebracht wordt. (Na elke bijdrage worden bronnen en werken in verband met het behandelde onderwerp aangegeven).
Op streng-historische gronden verwerpt de geleerde auteur vele hedendaagsche banale straatnamen, wijl zij den geest der vaderen volstrekt negeeren.
Zoo zijn de modernen insgelijks verkeerd, wanneer zij de gilden als afzonderlijke eenheden beschouwen, want het gildewezen hing intiem samen.
Meesterlijk wordt ons de atmosfeer, waarin Quinten Massys leefde (hij stierf in 1530), geschilderd, en bewezen, dat zijn inspiratie niet met de middeleeuwen afbrak.
We maken de eerste Indiëvaarten van kapitein Gheselle (een voorvader van onzen grooten Guido) mede, evenals de rampzalige reis der ‘Keyserinne Elisabeth;’ vragen ons met Dr. Prims af, hoe het komt, dat onze koloniale geschiedenis uit de 18e eeuw, geleid door Vlamingen, onbekend bleef.
1830 zag Pieter Génard geboren worden. Hem paste een bijzondere herinnering, vond zijn kundige opvolger, die de klasseering der archieven de groote verdienste van Génard noemt.
Kortom, zeer belangrijk werk!
JOZEF PEETERS.