De Vlaamsche Gids. Jaargang 19(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 406] [p. 406] Twee Verzen I. Komt jong de dag, waarop de dood mijn glanzende oogen zal verglazen, waarin uw oogen menig keer een groote, sterke liefde lazen; dan zullen nooit mijn handen meer in streeling tot uw wangen komen, dan zwijgt mijn stil-gesloten mond van al mijn onvervulde droomen; ik lach niet meer, ik schrei niet meer, dan is mijn hart weg uit dit leven; dan zal 't u spijten, dat gij mij zoo weinig liefde hebt gegeven... [pagina 407] [p. 407] II. Gij hebt mij zooveel leed gedaan, dat al mijn vroolijkheid gevaar loopt om te loor te gaan in nare triestigheid. En daarom zwijg ik dagen lang, àl dagen van verdriet; maar komt één uur van zonneschijn, dan klinkt opnieuw mijn lied. Dan keeren weder in mijn hart de illusies van mijn jeugd, en 'k maak nog mooie dingen uit de flarden van mijn vreugd. BERTHA. Vorige Volgende