De Vlaamsche Gids. Jaargang 19
(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
Breuken
| |
[pagina 299]
| |
- Ik moet rustig kunnen werken, zei Annie wrevelig. - Ja, 'k weet het wel, bij uw jongen wonen, dit is uw wensch. - De beste oplossing, antwoordde Annie. En hier begon Stefan een ‘speech’ te houden en wees Annie op al de moeilijkheden, die hun huwelijk zou aanbrengen. Dat er op eens zulke groote lasten op hun liefdeleven zouden wegen had Annie nooit gepeinsd. Ze had zich steeds sterk gevoeld om alle moeilijkheden in 't leven te trotseeren, maar dat de financieele kant zoo brutaal haar plannen dierf dwarsboomen, neen, dat had ze niet verwacht. En toch had ze, maanden geleden, toen ze wist over welk inkomen ze te beschikken had, alles goed en juist berekend. Ze was er wel gekomen; zelfs met overdreven uitgaven had ze nog de mogelijkheid gezien maandelijks spaarpenningen te bergen. Tranen kwamen in Annie's oogen en ze liet ze maar vrij hun loop nemen; en toen haar jongen het merkte, barstte ze in snikken los. Hoe onbeholpen voelde ze zich op eens! 't Was ook zoo onverwachts gekomen en nijdig was ze omdat ze bij Stefan weende, hoewel ze zich altijd te fier had gevoeld om blijk van hare smart te geven. Ze dacht hoe ze vroeger zich sterk had kunnen houden en haar tranen had ingeslikt, daar ze bang was geweest medelijden bij hem op te wekken. Ze droogde hare tranen en snot den neus. - Wat is er, Annie? vroeg Stefan. Ze stampte met haar voet ongeduldig op den grond en zei: - Hoe dom van mij dat ik dit niet kan aanhooren zonder te weenen! Hoe dom, hoe dom! - Is 't niet waar al wat ik heb gezegd? - Ja, ja, 't is allemaal waar; maar 't is zoo erg dat van zoo'n feit ons levensgeluk moet afhangen. Stefan keek zijn meisje aan, die zoo treurig zat te droomen. - We kunnen er evenwel aan denken met den glimlach op 't gelaat, zei Stefan. - Nee, dat kan ik niet, zei Annie. - Onze maatschappij brengt overal moeilijkheden, zelfs in | |
[pagina 300]
| |
de liefde tusschen twee menschen, zei Stefan, moeite doende om te glimlachen. - Misschien wel. - Dat is dus de toestand; ons vereend leven hangt af van 't geld. 't Geld waar Annie nog nooit iets om gegeven had, het ding waar ze onverschillig tegenover had gestaan, daar had ze nu mede af te rekenen. Nooit had ze haar tijd verspild aan 't maken van dwaze meisjesplannen, daar ze wist dat die dingen broos waren, doch ze wist dat haar huwelijk met Stefan een vereend zieleleven beteekende, waaraan Stefan zoowel als zij genoegen zou hebben. En alhoewel de beelden, die in haar geest huisden, geen vasten vorm hadden, wist ze bij intuïtie dat ze, zooals het wezen zou, het samen goed zouden vinden. En nu, vermoeid van al den vroegeren strijd, kon ze zich geen leven meer indenken zonder Stefan. Of het een verlangen was steun te vinden of dien te geven wist ze niet, maar trots alles verlangde ze naar haar jongen, die haar toescheen als de spil van haar leven. Wanneer ze dit moest opgeven, scheen het leven haar waardeloos. Dan liever maar naar de andere wereld, dacht ze. Doch hoe? Ze voelde niets voor menschen, die zich van 't leven benamen en nu kwam ze ook aan dit punt te staan. Ze kon sterven zonder dat iemand vernam, dat hier zelfmoord gepleegd werd; alleen Stefan zou twijfelend staan tegenover hare schijn-natuurlijken dood. Hoe kon ze den schijn bewaren van natuurlijken dood? Bloedaandrang, dat was een moderne ziekte en voor Annie was het gemakkelijk dit op haar gestel te doen ontstaan. Ja, op 't bloed, de beweegkracht der levensmachine, daar moest worden op gewerkt. Eenige artsenijen en de uitslag zou zich niet laten wachten. Ze kende die produkten zoo goed en met een truk zou ze die gemakkelijk verkrijgen. En alvorens naar huis te gaan, liep ze bij een vriend apotheker binnen en verklaarde dat ze het recept van den dokter verloren had, doch daar het eene specialiteit was, ze nog den naam kende. | |
[pagina 301]
| |
Ze deed alsof ze moeite had den naam van 't geneesmiddel (als 't hier geneesmiddel heeten mag) uit te spreken. Haar vriend kwam haar ter hulp en ze verkreeg het zonder moeite. Bevend betaalde ze den prijs en daar ze dacht dat de uitdrukking van haar gelaat haar verraden zou, liep ze met ‘een dank u’ haastig weg. Kreunend van verdriet lag ze in 't bed. Van slapen kwam er niets. Neen, ze zou geheel den nacht door de verzilverde pastillen slikken. Morgenochtend deden ze volop hun vernielend werk en dan... was 't uit. Ze vouwde de handen en bad God dat hij 't haar zou vergeven. | |
XII.In Annie's slaapkamer was het stil. Mama liep zachtjes over en weder en luisterde angstig naar de ademhaling van de zieke, die met bleeke wangen en gesloten oogen onbeweeglijk in 't bed lag. De in aller haast ontboden dokter had verklaard voor een erg geval te staan en weenend had Annie's mama verteld, hoe 't meisje gisteren nog kerngezond was. Alleen 's avonds had ze neerslachtigheid opgemerkt. - We moeten afwachten, Madame, zei de medicus, nadat hij Annie in den arm had ingespoten. Melk werd alleenlijk aangewezen voor voeding en Annie dronk zonder zich te bewegen noch de oogen te openen. Men hield haar de tas voor en als een automaat slorpte ze den drank op. Dagen waren voorbijgegaan zonder dat Annie's toestand veranderde. De serum-inspuitingen hadden nog geen uitslag opgeleverd en de dokter zei, dat hier slechts de bloedtransfusie redding kon brengen. Er moest naar een bloedgever uitgezien worden. Dit was een nieuwe moeilijkheid, waarbij Annie's mama 't hoofd verloor en weende over 't verlies van hare dochter, dat volgens haar reeds een voldongen feit was. Macha kwam 's avonds nieuws halen. Annie's mama weeklaagde: - Waar zal ik vinden? Waar zal ik hulp krijgen voor mijn kind? | |
[pagina 302]
| |
En schreiende waggelde haar hoofd in hare beide handen. Toen nam Macha het vaste besluit; zij zou zich aanbieden om het leven van hare nieuwe vriendin te redden. De bloedwei werd onderzocht, goed bevonden en de transfusie gedaan. Eenige uren na de bewerking was de dokter teruggekomen en stelde eene lichte verbetering vast. Annie had eenige malen de oogen geopend, doch kneep ze aanstonds dicht, alsof het daglicht ze pijn deed. - We hebben goede hoop, zei de dokter tot Annie's mama, die angstig naar hem opzag. Vooraleer er eene week verstreken was, kon Annie, alhoewel uiterst zwak, bezoek ontvangen. Macha kwam haar bijna iederen avond een uurtje gezelschap houden en de sympathie, die Annie voor de Oekrainsche had opgevat, was in de laatste dagen veranderd in een gevoel van schaamte. Wat stond ze bij Macha nu in de schuld! Aan hare Russische vriendin zou ze alles vertellen en verzachting inroepen om haar niet te streng te beoordeelen. Ze wist dat Macha hare daad niet zou begrijpen, dat ze die burgerlijk zou noemen. Zij, Macha, die de nieuwe Russische toestanden kende en aanvaard had, had ze in haar individueel leven verwerkt en had daardoor het reine begrip over allerlei toestanden weten te bemachtigen. Het lichamelijke beheerde niet haar geest en sentimenteele dwaasheden, zooals Macha het noemde, wierpen haar niet omver. Alleen Macha, die haar eigen bloed gaf, wist waaraan ze 't had geschonken. Ze drukte het Annie voorzichtig, doch sterk, op 't hart; neen, zoo'n streek van Annie had ze nooit verwacht. - Uw temperament kent hoogten en laagten, zei ze. - Ja, antwoordde Annie zwakjes. - De strijd tusschen uw geest en uw hart spelen u leelijke toeren, zei Macha in 't Fransch. - Erg. - Afbreek mee, es moet, wedervoer Macha in gebrekkig Vlaamsch. - Als ik maar terug sterk word! zei Annie weemoedig. - Met vasten wil komt ge er, hield Macha vol. En van Macha leerde Annie een hoop dingen aanpassen, die | |
[pagina 303]
| |
ze vroeger theoretisch verdedigd had en die haar later als een leugen hadden toegeschenen door verraad van geestverwanten. Annie herstelde nu stilaan. De eerste maal dat ze mocht opzitten was ze erg duizelig en moest na vijf minuten terug gaan liggen; doch elken dag ging het beter. Het hart was heel zwak en dit belette haar te wandelen, toen ze buiten mocht loopen, doch ook hieraan kwam, na een tweetal maanden, verbetering. En hoe sterker ze werd, hoe dommer ze hare daad vond. Nu kon ze er zelfs om lachen en al de nieuwe gedachten, die zich in haar hoofd hadden gevormd, wendde ze aan om zich te sterken. Inwendig dankte ze God, dat hij zijne wijsheid aan haar had geopenbaard door haar te laten leven. Ze zou nu het nieuwe leven langs eene andere zijde bezien. Ze wist hoe broos de liefde tot den enkeling was en dat dit niet mocht gesteld worden als het hoofddoel van 't leven. Terwijl ze zoo redeneerde, voelde ze in haar de nieuwe wordende kracht, die uiting vroeg langs een weg, objectiever dan die welken ze vroeger had bewandeld. Alhoewel Annie het indertijd aan Macha niet had willen bekennen, voelde ze nu dat Macha gelijk had toen ze zei, dat er in haar iets grootscher sluimerde, dat tot hiertoe verdrongen, onderdrukt was geworden. Hare ziekte had die verborgen kracht wakker geschud en Annie bewust gemaakt, dat er buiten haar vroeger gevormd levensdoel een streven bestond, dat méér waarde had en verder reikte dan de liefde tot één enkel wezen. Doch hier in ‘die’ maatschappij kon ze die kracht niet genoeg toetsen en er zelfs niet genoeg aan gelooven. Daarover moest ze zekerheid hebben en die zekerheid kon ze alleenlijk krijgen door te leven in eene zuivere atmosfeer, door te zien, door te kijken naar toestanden die zuiverder waren dan deze, die ze in de huidige maatschappij had gekend. Macha en Annie waren nu sterke vriendinnen geworden en spraken nu elkander niet meer aan met ‘Mademoiselle’ en ‘Madame’. De uurtjes, die ze samen doorbrachten, waren geestelijk. Beiden lieten zich op één en hetzelfde terrein drijven en hielden veel van elkander zonder het te bekennen. | |
[pagina 304]
| |
XIII.Doelloos slenterde Stefan de stad rond. Om tien uur ontmoette hij een vriend en ze gingen samen een pot pakken. In 't Uilenhuis zaten de gewone klanten in groepjes rondom de tafels en toen Stefan binnenkwam, riep Daenens hem. - Ik heb u verwacht dezen namiddag, zei Stefan. - Ik ben naar Brussel geweest. - Ha, zoo! - Weet ge wie ik in 't station ontmoette dezen morgen? - Neen, zei Stefan. - Annie. Ze vertrok naar Rusland. Wist ge dat? vroeg Daenens. - Ja-a, loog Stefan en er ging hem als 't ware een electrische schok door 't lichaam. - Ik ben met haar gereisd tot Brussel. Ze vertelde, dat ze eene omreis in 't Sovjetgebied ging doen van twee jaren om er de toestanden te bestudeeren en wanneer ze terugkwam, ze zich wijden zou aan de bevrijding der vrouwen. - Hoe zag ze er uit? vroeg Stefan. - Ernstig, jongen, heel ernstig. Ik dacht veel met haar te praten nu ze zoo'n verre reis deed, doch ze was heel terughoudend en over haar plan liet ze zich verder niet uit. Stefan luisterde aandachtig en verdriet sloop in zijn hart. Nu Annie zoo op eene bijzondere manier den gordiaanschen knoop had doorgehakt, kreeg hij spijt, dat hij niet eene oplossing te haren gunste had gezocht. Dat had hij van zijn meisje niet verwacht! Hij dacht dat Macha hem misschien daarover kon inlichten en hij nam het besluit haar morgen direct te schrijven. - Breng ons potten bier, riep hij den kellner toe. Er werd gedronken, gedronken. Stefan en Daenens gingen nog eens naar de soos. Stefan dronk alkohol. Hier vernam hij dat de vrouw van Beekman zich troostte met de liefde van den hofbouwer Van Laer. - Wat kan mij dat schelen? zei hij brutaal. Hij speelde eene partij biljart. Hij dronk alkohol. | |
[pagina 305]
| |
Toen de dag aanbrak, waggelde hij huiswaarts en wanneer hij op zijne kamer kwam, knikte hij treurig Annie's portret toe, dat op de schouw stond. - Annie, mijn lief meisje, mijn lieveke, wat hebt ge gedaan? kreet hij. Razend liet hij zich op zijn bed vallen en barstte in snikken los, schudde het hoofd over en weer op 't kussen en smachtend zei hij: - 't Meisje dat ik 't liefst zie, de éénige die ik ooit bemind heb! Wat zal er nu gebeuren? vroeg hij zich af en na een poosje: - We laten ons vervluchtigen, ver-vluch-ti-gen, ja. En de volgende dagen boemelde Stefan verder - altijd verder.
MARIA KAROLA. |