De Vlaamsche Gids. Jaargang 19
(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| |
Breuken
| |
[pagina 264]
| |
vond zich eene bergplaats. In de kleine hall voorzag Annie reeds een hoekje om de boekenkast te plaatsen en boven het gelijkvloers de vliering, waar de provisies zouden ondergebracht worden. Ze zou haar huisje aantrekkelijk maken, eenvoudig en practisch. Wat een hoop zorgen in 't verschiet! En naast al die mooie plannen kwam wel de moeilijkheid van 't aankoopen van grond. Wat een dollen prijs men tegenwoordig vroeg voor een lapje grond! En hier stuitte hun plan, een vliegenhuisje te bouwen, op den eersten hinderpaal. Annie trachtte de kwestie op hare manier op te lossen, doch Stefan scheen weinig enthousiast met haar initiatief van huren en verhuren en zoo liet ook zij de zaak rusten. De tijd brengt raad en op een paar maanden kwam het toch niet aan. Ze waren nu zoo dikwijls bij elkander. Annie stak Stefan nu en dan een handje toe aan zijn werk en wanneer zij schrijfwerk had, kwam ze het in zijn bureel op de schrijfmachine typen. Wat was het een genoegen zoo samen een heelen avond te werken! Ieder zat met zelfvoldoening aan zijn werk te knoeien; onder-tusschen zagen ze dan eens elkander aan, lachten elkander toe en weer vloog de rol der schrijfmachine van den eenen kant naar den anderen, onder het aanhoudend gekletter der toetsen. Heden avond verwachtten ze Macha Borishoff, eene jonge Oekrainsche, die wenschte met Annie kennis te maken. - Als ze maar komt! zei Stefan. - 't Is nog te vroeg, voorzeker. Maar Macha Borishoff was wel juist op tijd, want toen het half zes sloeg op den toren, kwam ze binnen. Stefan was bemiddelaar en stelde de meisjes aan elkander voor. Macha zei in 't Fransch, zich tot Annie wendende: - Ik zou Vlaamsch willen leeren, juffrouw. - Ja, zei Annie. - Gij hebt tijd, volgens Stefan me zegt. - Inderdaad. | |
[pagina 265]
| |
- Zoudt ge u met mij willen bekommeren? - We kunnen zien. Kent ge reeds een weinig de taal? vroeg Annie. - Ho, zoo weinig, zoo weinig! Eenige woorden. Ja, de taal is moeilijk, ik hoor hier te veel dialect. - Kent ge Duitsch? ging Annie verder. - Ik heb het nog geleerd, juffrouw. - Zoo, met geduld komt ge er wel, meende Annie. En toen bepaalden de meisjes een paar avonden in de week, waarop ze elkander konden ontmoeten. Die ontmoetingen brachten Annie heel wat afleiding aan. Na de eerste maal had ze niet kunnen slapen; ze had zooveel te denken en te overdenken gehad over al het nieuwe, dat ze in Macha had ontdekt. Ze kwam haar zoo naïef en zoo oprecht voor, dat Annie bijna schrik kreeg, toen ze dacht dat haar omgang met Macha wel een vriendschapsband tusschen hun beiden kon weven. Vriendschap tusschen vrouwen? Daar had Annie steeds weinig geloof aan gehecht. 't Was misschien wel omdat ze veel van vriendinnen eischte, doch haar eisch betrof niet haar - Annie, maar ze vergde dat hare vriendinnen eischen tegenover zich zelf stelden. Annie werd boos op Macha, boos op vriendinnen, boos op zich en de wilde wensch kwam in haar op, direct met Macha af te breken, direct na de eerste bijeenkomst. Ze had zooveel aan vroegere vriendinnen te verwijten. Ze had zooveel aan zich zelf te vergeven en in haar zag het er uit als een omwenteling. Sarcastisch liet ze zich uit tegen Macha en hoe meer Annie voelde dat Macha toenadering zocht, hoe meer ze zich verweerde. Trots al dien strijd hadden de meisjes toch elkander gevonden en alhoewel Annie nog tegenstribbelde, gelukte het Macha toch Annie te doen praten over kwesties, waarover ze liever zweeg. Het riep in haar binnenste een lang vervlogen tijd van strijd en idealisme op, een tijdperk waarin ze zoo erg gelukkig was geweest, waarin ze zooveel geleden had. Hare ziel. Haar geest. En nu zou Macha denken daar beslag op te leggen? Neen! | |
[pagina 266]
| |
Annie was nog altijd moe van het te vroeg offeren harer jonge krachten en ze zou zich niet laten medesleepen door Macha. Ze zou haar ‘ik’ bewaren. Ze had hare overtuiging over alle dingen en voor 't oogen' blik was het haar genoeg. Ze herinnerde zich het gesprek met Macha. - Hoe is 't mogelijk, zoo geestelijk denken en inactief blijven; waarom? - Ik wil mij niet dwingen, zei Annie. - Gij moet u dwingen? vroeg Macha verwonderd. - Om actief te zijn, ja. Toen zag Macha haar aan met hare doffe gitzwarte oogen en spijt en wee lagen op haar aangezicht. Annie sloeg beschaamd de oogen neder; ze kon niet langer Macha's blik verdragen; het hinderde haar erg dat ze haar geen steun kon aanbieden. Ze mocht zich niet laten overhalen; en indien ze werkelijk eens tot actief werken overging, moest het komen uit haar zelf, maar niet door druk of aandringen van anderen. Op haar individueele liet ze niemand toe beslag te leggen. Sinds dien avond had ze eene groote sympathie opgevat voor de jonge Oekrainsche; deze had toch iets in Annie veroverd. | |
VII.Van den materieelen kant van 't leven kon Bert niets meer vergen. Hij had eene vrouw, een dochtertje, een mooi huis dat heel modern was ingericht en werkte voor eigen rekening. Pola was nu thuis gebleven en verzorgde Dianeke tot in de kleinste bijzonderheden. Het groeide op als een lief gezond meisje, speelde met poppen en kraaide evengoed als mama. De zitkamer was heel gezellig en voornamelijk in den Winter, wanneer het vuur lekker brandde en het electrisch licht door de kamer scheen. In iederen hoek aan den haard stond er een mooie club-zetel, waarvan Pola en schoonmama dagelijks gebruik maakten om na den middag een dutje te doen en 's namiddags hunne handwerkjes af te maken. Met een kind als Diana, die zoo wild was dat ze steeds | |
[pagina 267]
| |
kleedjes en ondergoed scheurde, hadden de twee vrouwen het druk. In de groote eetkamer hing nu tegenover het zelfportret van Dolf het zoo lang begeerde ‘Wegeltje’ en nu het hier in eene bewoonde kamer was opgehangen, kwam het ten volle tot zijn recht, iets dat op de tentoonstelling ontbrak, daar de teekening tegen licht was geplaatst geworden. De badkamer was volledig en Bert had zeker niet op de kosten gezien om eene degelijke inrichting te laten uitvoeren. Buiten de slaapkamers bleven er nog twee over, die tot speelplaats en rommelkamer werden gebruikt. In den hof kon Diana zich vrij bewegen en in den Zomer zich koesteren in de warme zon. Naast dit stoffelijk welzijn kwam eene goede verstandhouding en zoo had het huisgezin Smeesters al wat noodig was om gelukkig te zijn. De zaken der firma ‘Smeesters-Van Hove’ gingen goed vooruit, dank zij het verstandig overleg van Bert en de sluwe streken van Van Hove, die een fijn beursman was. Het eerste jaar hadden ze dan ook gesloten met een groot zakencijfer en eene belangrijke winst. Ze besloten slechts een klein deel der winst als vergoeding voor 't beheeren onder elkaar te verdeelen. De rest lieten ze onaangeroerd in de zaak om hun bedrijfskapitaal te vergrooten, hetgeen hun zou toelaten de zaken uit te breiden en alzoo in de financie-wereld meer vertrouwen te winnen. Daar Van Hove heel machtige vrienden en kennissen had, ging het gemakkelijk relaties te krijgen op de markt en groote financiers waren zelfs geneigd hun kredieten te openen, indien ze het noodig achtten. Smeesters was eerst tegen die kredieten, doch later, toen de speculaties op allerlei waarden hoogtij vierden, aanvaardde de firma de aangeboden hulp. Zoo interesseerde ze zich in vreemde ondernemingen, die, alhoewel ze gevaarlijk waren, toch aanzienlijke winsten opleverden, indien ze op korten termijn werden verhandeld. Zoo waren twee jaren voorbijgegaan en Van Hove was aangeduid geworden om regelmatig de beurs te Brussel en maandelijks die te Londen te bezoeken. | |
[pagina 268]
| |
De vrouw van Smeesters was minder enthousiast met dien snellen vooruitgang en meer dan eens uitte ze hare meening over het eventueel gevaar van zekere ondernemingen. Bert was veel kalmer en voorzag natuurlijk wel, dat de zaken niet altijd zoo gunstig zouden loopen, maar hij redeneerde: wanneer we zoo nog een paar jaren achter den rug hebben, zijn we bestand tegen financieele moeilijkheden, die zich altijd onverwachts voordoen. In de hoop op dit paar jaren werd er in het huis ‘Smeesters-Van Hove’ hard gewerkt. De deposito-rekeningen waren in de laatste maanden fel gestegen en de talrijke klienten die in de beursverrichtingen belang stelden, namen er regelmatig inlichtingen, bestelden en verkochten, wisselden en deponeerden. Bert bezocht 's avonds de soos, waar hij afleiding vond in 't pokeren en in 't schaakspel. Maar er kwamen ongelukkiglijk dagen dat, naast het spel, de drank hem aantrok en zoo gebeurde het meer dan eens dat hij zich stomdronken naar huis moest laten voeren. In zoo'n toestand bezat hij den wil niet huiswaarts te keeren en het was dank zijne vrienden, die zich over hem ontfermden, dat hij in zijn huis terechtkwam. Pola trok zich dit weinig of niets aan, maar Bert's moeder ontstak in gramschap over zijne uitspattingen. Hare opmerkingen bleven nutteloos en ze moest zich dan ook vergenoegen met hare woede inwendig te verwerken. Smeesters ging nu ook minder uit met zijne vrouw. Schouwburgen en music-halls waren van hun programma geschrapt en Pola moest haar gezelschap aan Bert opdringen, ten einde hem niet heelemaal te verliezen. Schoonmama klaagde steeds over dien toestand. - Wat heeft men nu aan zoo'n man? zei ze. Pola haalde de schouders op en zei dat het best was daarin te berusten. En dit ergerde Bert's moeder erg en nijdig antwoordde ze: - Een man die niet huiselijk is, welnu, dank u. - Maar mama, ik kan daar niets aan doen, verdedigde Pola zich. - De vrouw zal den man leiden, filosofeerde schoonmama. - Praatjes! Toen we verloofd waren, maakten we zoovele | |
[pagina 269]
| |
plannen om de winteravonden door te brengen, en ge ziet wat ei van terechtkwam. - Van mijn man zou ik 't niet geduld hebben, zei schoonmama, terwijl ze zich fier in haren zetel rechtop zette. Pola liet haar zeggen en dacht hoe ze eens vernomen had, dat het schoonmama-lief ook niet altijd voor den boog ging; maar de dood van haar man had zeker alles uitgewischt. Pola Smeesters had nog wel eene andere zorg: de kleine Diana. Het deed haar oneindig veel genoegen dat het kind zich zoo vlug lichamelijk ontwikkelde. Kinderziekten hadden Diana tot hiertoe nog niet gekweld; wat last bij het tanden-krijgen, meer niet. Met welke belangstelling had ze hare eerste stapjes bewonderd en met geduld haar kindergebabbel aangehoord, totdat ze hare eerste woordjes stamelde. En nu Dianeke reeds een geringen woordenschat bezat, vond Pola het aardig, naar dit kindergesnater te luisteren. De jonge moeder vertelde haar kindje uit de prenteboekjes en leerde het liedjes van vier regels. Toen Dianeke twee jaar oud was, vertelde ze aan Mie-pie, hare pop, al wat ze van mama had geleerd. Doch op een morgen was ze opgestaan met traantjes in de oogen en klaagde over pijn in 't hoofdje. Hare mama, die vreesde voor ziekte, plaatste Dianeke in den zetel naast het vuur en wikkelde haar in een wollen sjaal. Eetlust had het kindje niet; het sluimerde een poosje in en werd wakker met den wensch Mie-pie bij zich te hebben. Maar noch Mie-pie noch de groote beer konden haar vermaken. Tegen den middag moest de kleine terug naar bed en 's avonds had ze hevige koorts. Dit was weinig geruststellend en Bert telefoneerde 's anderen daags den huisdokter. | |
VIII.De kleine Diana was erger ziek geworden. Reeds vijf dagen lag ze nu te bed en de dokter, die iederen avond kwam, kon nog de ziekte niet bepalen. - Dat de kleine eene verkoudheid heeft opgedaan staat vast | |
[pagina 270]
| |
had hij gezegd, maar hij vreesde dat vandaag of morgen de kenteekens van mazelen zich zouden vertoonen. Het kindje had hevige koorts en lag als eene logge massa in de kussens. Pola was erg bezorgd en volgde nouwkeurig de raadgevingen van den huisdokter. - Ma, dokter niet komen? vroeg Diana. - Ja, wel, kindje, die komt; slaap maar, lieveke. Pola legde het hoofdje terug op 't kussen, streek de blonde haren glad en dekte het kleintje toe. Het gaf aan Pola een aangenaam gevoel, de kleine Diana zorgen te kunnen toedienen: de moederliefde, dacht ze en glimlachend ging ze het vuur aanwakkeren. Diana trok de oogjes open en met een week-pieperig stemmeke riep ze: - Wat is dat? - Ma mag 't vuur niet laten uitgaan, hé! kindje? zei Pola. - Geef suikerwater, mama. Pola gaf 't kleintje te drinken en zette zich toen in een zetel naast het bedje, terwijl de kleine insluimerde. Na een paar minuten schrikte ze wakker en riep: - Papa daar niet? - Papa komt later, Dianeke; zwijg maar. Weer sliep het meisje in totdat de dokter kwam en toen begon het te praten! Het vroeg of meneer met zijn auto gekomen was, of hij weer wegging met zijn auto en of hij nog zieke kinderkens moest gaan bezoeken. De dokter zei dat Dianeke moest rusten en niet meer zooveel mocht babbelen. - Zijt gij ook al eens ziek geweest? vroeg ze aan den dokter. Daar hij glimlachte en niet antwoordde, vroeg ze nog eens: - Hé, meneer, zijt gij ook al eens ziek geweest? Moest gij ook in 't bed blijven? En wie kwam er dan bij u? Uwe mama? De dokter lachte uit ganscher hart en Pola schudde glimlachend het hoofd. Er was nog altijd niets van mazelen te bespeuren en het ging ook niet beter; de temperatuur bleef 40o en telkens de kleine Diana wat gepraat had, lag ze afgemat met gesloten oogen in het ledikantje. | |
[pagina 271]
| |
Het grondig onderzoek van den dokter wees uit dat het een bronchitis-geval was. Warme drankjes, artsenij en bijzondere zorgen werden voorgeschreven en Pola was nu ongeruster dan te voren. Alhoewel Bert aan de zieke geene hulp kon bieden, hadde Pola toch gewild dat haar man nu thuis was, maar Bert was sinds de laatste weken door zijne zaken opgeslorpt geworden. De beursverrichtingen waren heel zwak en er dreigde langs alle kanten gevaar van medegesleurd te worden in financieele krachs, die alle dagen verwacht werden. Al zijne wilskracht moest hij wijden aan zijne zaken en de totale verzorging van de kleine Diana aan Pola overlaten. Zijne vrouw van haar kant wilde het hem dan ook niet lastig maken met praten over het zieke kind. Over dien toestand liet ze zich heel optimistisch uit, want ze wist dat, indien ze Bert attent maakte op de steeds toenemende verzwakking van Diana, hij in 't geheel niet meer bekwaam zou zijn 't hoofd te bieden aan de vele moeilijkheden, waarin hij thans als wisselagent zich bevond. Neen, dat mocht ze niet doen; ze zou strijden tegen die ziekte met alle mogelijke middelen en haar man den angst besparen over zijn schattekind. Strak voor zich uitkijkend, dacht ze wat er gebeuren zou, indien hunne lieve kleine Diana eens de andere wereld moest ingaan. Zulken toestand kon ze zich maar niet indenken; doch met de beste zorgen en de wijze behandeling van hun bekwamen huisdokter zou de kleine behouden blijven, dat wist ze zeker. Ze schrok uit hare overpeinzingen door een zacht gekreun, dat opsteeg uit het bedje. Angstig zag ze naar het van de koorts blakend gezichtje, legde de hand op het voorhoofdje, hield daarna een handje vast en wist ten slotte niet wat te doen om het lijden van Dianeke te verzachten. Het meisje trok de oogjes open, stak de handjes boven de dekens en maakte een hoop bewegingen in de lucht, als scheen het daar iets te zoeken. - Ma-ma, Ma-ma, stotterde het, wierp de dekens weg en zette zich rechtop. - Suikerwater, mama, zei het slepend. Het dronk nog eens en viel achterover. Het zweet parelde op | |
[pagina 272]
| |
het voorhoofdje en Dianeke stak nog eens de handjes uit haar mama en toen Pola ze in de hare wilde nemen, vielen de armjes slap naast het doorweekte lichaam. Pola voelde zich op eens zoo onbeholpen, dat ze haar onmacht had kunnen uitweenen. De tranen, die opwelden, pinkte ze moedig weg. Zwak mocht ze niet zijn en op eens was het alsof eene leemte zich in haar liet voelen en dit matte haar af. Sinds drie nachten had ze niet geslapen, en 't was nu reeds over elven, en ze zat daar moe en angstig ineengedoken naast het zieke Dianeke, dat van dag tot dag zieker werd. Op eens dacht ze dat dit misschien hare straf was voor de dagen, dat ze zich vergeten had met een ander jongen, maar ook voor haar niet gelooven in het goddelijke. Ze herdacht de discussie die ze indertijd had gehad met Annie en waarbij ze niet tot een akkoord konden geraken. Hunne zienswijze over God liep uiteen. Hoe zou Pola, die in eene totale goddeloosheid was opgegroeid, ook maar eenig begrip er over hebben? Ze had het beschouwd als een afgetrokken iets en zij hield staande, dat ze alleen aan de zichtbare dingen kon gelooven. Annie had haar toen willen doen begrijpen, hoe dom het was zulk standpunt te verdedigen; maar alles was nutteloos geweest. Pola was koppig en hardnekkig hield ze zich aan hetgeen ze ‘hare overtuiging’ noemde. Nochtans had ze de kwestie niet grondig ingestudeerd om logiek te zijn bij het vormen van een denkbeeld. En nu miste ze iets, iets waar ze zich kon aan vastklampen om steun te vinden in haar vertrouwen dat Diana niet sterven kon. De dood... wat was dat voor een ding? Eene gedachte van Troelstra kwam haar te binnen. ‘Wat is dood? Het is: zijn zonder begeerte, zonder behoefte, zonder kritiek, zonder drang. Het is: zijn zonder beweging, zonder warmte, zonder gevoel. Het is: den heiligen geest van strijden niet kennen; onbewustheid, onaandoenlijkheid.’ Maar dit is niet ‘de dood’ en het begrip van den dood kwam haar nu even abstract voor als het denkbeeld ‘God.’ Zonder dat ze het zelf wilde, maakte ze de vergelijking tus- | |
[pagina 273]
| |
schen de twee, God en den dood, en ze vroeg zich af of ze aan den dood kon gelooven zonder aan God te gelooven. De dood is even onzichtbaar als God, dacht ze en toch moeten we aan den eerste gelooven; hij laat zich voelen en we zien zijn vernielend werk. En God... Gh, gh, lachte ze spottend. Verder wilde ze niet meer redeneeren. Ze wilde absoluut niets te maken hebben met religie en scheen zelfs fier te zijn op hare totale goddeloosheid. De dood wordt voorgesteld door een geraamte met een witten doek om en eene zeis in de hand. Men moet hem zinnebeeldig voorstellen, dacht ze, maar indien hij hier in die kamer kwam, zou zij, Pola, niet aan 't janken gaan. Ze zou zich niet zwak aanstellen; geene onderwerping, doch verweer; ze kende alleen geweld en vechten; echt vechten zou ze tegen den aaneengespijkerden hoop beenderen, die de zeis hanteert. Worgen zou ze den dood, ja worgen; maar laten beenderen zich samendrukken? Neen, ze zou hen buiten tieren en vloeken en de trap afschoppen, zoodat de beenderen akelig tegen elkander zouden klapperen. Dat zou ze doen! Weg met alle filosofische begrippen over die nare dingen! Geweld, sterkte, macht, dat waren de dingen, waaraan ze kon gelooven. Geene sentimenteele, afgedraaide, versleten verzinsels. Zij, ‘de Pola’, zooals men haar onder de vrienden noemde, zou toonen dat alleen het geweld zegeviert. Haha, wat moest ze nu lachen om de dweperij van Annie! Kon ze haar nu maar eens zien, ze zou haar vragen of God hare kleine Diana zou sparen, of zijne macht groot genoeg is om haar te laten het grootste wat ze bezat. De natuur van het kind zou zich doen gelden en daarmee basta. | |
IX.Tijdens den nacht was het rustig geweest. Dianeke had goed geslapen, slechts tweemaal suikerwater gevraagd en rond den morgen waren de koortsen afgenomen. Toen de arts terugkwam, verklaarde hij dat de ziekte haar hoogtepunt had bereikt en ze nu stilaan op beterschap konden hopen. | |
[pagina 274]
| |
Vooraleer er eene week verloopen was mocht de kleine het bedje verlaten en in de goed verwarmde kamer rondloopen Dat was eene echte vreugde geweest en de weinige uren, die Bert thuis doorbracht, zat hij in de kinderkamer en zag diep peinzend Dianeke aan, die speelde met popjes en dieren, die Sinterklaas had gebracht. Alleen wanneer het zonnig was, mocht Diana rond den middag buitenloopen; en nu eens was het Pola en dan eens schoonmama die met het meisje een uurtje wandelde in het parkje, dat vóór het huis lag. Pola was met haar dochterje eens in de stad boodschappen gaan doen en had van de gelegenheid gebruik gemaakt haar man op zijn bureel af te halen. In het privaat kantoor der firma ‘Smeesters-Van Hove’ vond ze de twee mannen in druk gesprek. Op de schrijftafel lag er een heele boel papieren verspreid. Toen Van Hove Pola zag, brak hij haastig het gesprek af, groette haar en Diana en liep zenuwachtig de kamer op en neer. Bert zat in zijn grooten stoel en zag er zooals altijd kalm uit; alleen zijn oogen schitterden koortsig en zijn gelaat was rooder dan gewoonlijk. Hij tilde Dianeke op en plaatste ze op zijne knieën, zei een hoop lieve dingen en verliet met zijne familie 't bureel. Denzelfden morgen had de firma ‘Smeesters-Van Hove’ beslist zijne baten en lasten neer te leggen op de Handelsrechtbank en nu hadden ze den toestand voor de zooveelste maal besproken. Ze hadden een gevoeligen slag ontvangen door een grooten krach te Brussel, doch stonden op 't punt zich te redden door een nieuw aangenomen krediet, toen ze de tijding kregen dat eene welbekende Bank, in wier zaken ze grootendeels geïnteresseerd waren, wegens een tekort van zestig millioen frank gesloten was geworden. Die bank had zich gewaagd in gevaarlijke speculaties en de rirma ‘Smeesters-Van Hove’ was een der talrijke slachtoffers van dien hachelijken toestand. Van Hove begaf zich 's namiddags bij zijn advokaat, die de zaak zou verdedigen en toen hij terug in zijn bureel kwam, zei hij tot Smeesters: | |
[pagina 275]
| |
- De zaak komt in orde. Bert Smeesters zat gebogen over een dossier met de pen in de hand om aanteekeningen te maken op een blad papier, dat onder zijne hand lag. Van Hove kreeg geen antwoord. Hij ontstak eene cigaret en ging verder: - Een sluwe vogel, die advokaat; hij redt ons uit die netelige positie... Zeg, Bert, krijg ik geen praat meer? En toen hij Bert op den schouder sloeg, viel tot zijne groote ontsteltenis het lichaam tegen de armleuning van den zetel. Verschrikt sprong van Hove achteruit en keek met wijd opengesperde oogen het levenlooze lichaam van zijn vennoot aan. Hij liep tot aan het telefoon-apparaat, belde een dokter op, terwijl hij zijne oogen gericht hield op het beweeglooze lichaam. In zijne verwarring wist hij niet wat te doen. Hij dacht aan zijn advokaat, aan de vrouw van Smeesters, zette zich tegenover Bert in den zetel aan de schrijftafel, bekeek eenige stonden zijn ongelukkigen vriend, sprong recht, verliet de plaats, liep in 't bureel waar de bedienden aan 't werk waren en zond het personeel weg. De ontboden dokter deed het gebruikelijk onderzoek en kon slechts den dood vaststellen, die veroorzaakt was door hartaderbreuk. De advokaat der firma werd belast Mevrouw Smeesters te berichten, dat haar man plotseling ziek was geworden en haar liet roepen. Pola kreeg het gevoel alsof er iets vreeselijks was gebeurd. Haastig liep ze tot aan de auto-bergplaats in de buurt en huurde er een wagen. Toen ze in 't bureel aankwam, verliet de dokter juist het huis. Ademloos vroeg ze hem of haar man erg ziek was en op 't gelaat van den medicus las ze het ergste.
* * *
De begrafenis had in de striktste intimiteit plaats gehad. Dit had Pola als 't beste beschouwd, daar er in de stad praatjes liepen over den zelfmoord van Smeesters. De dood van Bert en de toestand der firma maakten in de | |
[pagina 276]
| |
stad één uit en dit verergerde nog het verdriet van Pola, die reeds door den dood van haar man zoo erg getroffen was. En op een avond, nadat Pola de kleine Diana naar bed had gebracht, zaten de twee vrouwen in de kamer, elk met hare eigen gedachten, bekommerd, besluiteloos. Pola, die nochtans eene kranige vrouw bleek, kon geen uitweg vinden en liet alles over aan het noodlot. Eerst en vooral moesten de zaken der firma afgehandeld worden en nu die in handen van 't gerecht waren, kon ze zich daar ook op verlaten. Bert's moeder verbrak de stilte, eene stilte die loodzwaar woog en hare stem klonk zoo scherp dat Pola er van schrok. - Het nieuws laat zich wachten. - Ja, mama, we moeten afwachten. - Wat zei de advokaat weer? vroeg moeder, terwijl ze de wenkbrauwen fronste. - Dat het minstens eene maand zou duren vooraleer ze klaar waren met de rekeningen. - En houdt men Van Hove al dien tijd gevangen? - Ja, doch de advokaat verzekert, dat hij mits borgtocht vrij komt, tot zoolang er geene uitspraak is geschied. - Erg lastig. - Ja, mama, doch minder dan voor ons. De twee vrouwen vervielen weder in hun stilzwijgen en de avonduren kropen met de traagste traagheid voort. | |
X.In de soos was het geval Smeesters druk besproken geworden. Iedereen had er zijne verwondering over uitgedrukt en iedereen had er zijne meening over geuit. Sinds een tweetal weken waren de gemoederen ook over die kwestie gestild. Doch dezen avond kwam Beekman binnen met het nieuws dat Van Hove op vrije voeten stond. Niemand kon 't gelooven, daar Beekman ook wel eens grappen dierf uithalen, doch Daenens zei dat het waar was, daar hij de vrouw van Smeesters had ontmoet en zij hem had verteld, dat Van Hove een dezer dagen vrij kwam. | |
[pagina 277]
| |
- 't Verlies der firma schijnt niet zoo groot te zijn, als ze wel eerst dachten, zei Daenens. - De slag is erg genoeg, meende Beekman. - Ik beweer niet het tegenovergestelde, zei Daenens. De vrouw van Smeesters vertelde, dat de deposito's zullen uitgekeerd worden en dit is reeds prachtig. - Hoe zag Pola er uit? vroeg Severine Beekman. - Treurig, natuurlijk, antwoordde Daenens. - Ik had reeds gedacht haar te bezoeken, maar ik heb het steeds uitgesteld. - Ze kan u nu zeker wel missen, meende Stefan. - Ik heb nooit gedacht dat ge zoo brutaal kondet zijn, sprak Severine nijdig. - Pola heeft andere beslommeringen dan bezoekjes te ontvangen, antwoordde Stefan. En in zijn zienswijze bedroog hij zich niet. Pola had reeds verscheidene malen den advokaat geraadpleegd en ten slotte vernam ze, dat er noch aan Smeesters noch aan Van Hove iets zou kunnen uitgekeerd worden. Al de fondsen, waarover ze konden beschikken, waren met moeite voldoende om, na de uitkeering der deposito's, de kosten te dekken, welke de moeilijkheden hadden medegesleept. Dat was ook een harde slag geweest voor de Pola en er bleef haar maar een uitweg over: terug gaan werken. Een heelen nacht, dien ze slapeloos doorbracht, lag ze er over te tobben en toen stond ze voor de moeilijkheid: wat met Diana te beginnen. Wanneer ze op schoonmama mocht rekenen om verder de huishouding op zich te nemen, was de zaak opgelost. Ze zou er haar morgen over polsen. Wat was haar leven op eens heelemaal anders geworden! Tranen liepen haar over de wangen en toen de dag aanbrak, sliep ze eindelijk in.
* * *
- Ik had gedacht, mama, dat dit de beste oplossing was voor ons beiden. | |
[pagina 278]
| |
- 't Was alleen ter wille van mijn zoon dat ik het reeds vroeger niet deed. - Dan zal ik eene andere uitkomst moeten zoeken, zei Pola. - Ik heb geen lust hier gansche dagen alleen met de kleine te zitten, hoor! Ik ben nog te jong om mijn leven als geëindigd te beschouwen, zei Bert's moeder. - Natuurlijk kunt ge doen wat ge wilt; maar ik heb nooit gedacht dat ge nog zoudt hertrouwen. - Ik liet het voor Bert, Pola. - Zoo! Ik wist niet dat dit de reden was. Ik kan niets anders dan u geluk wenschen; de man dien ge trouwt is rijk en ik weet dus, dat het u aan niets zal ontbreken. - Daarover kunt ge gerust zijn; 't is ook zijn rijkdom die den doorslag gaf, maar ik wil u toch zeggen dat de sympathie, die ik Albert sinds jaren toedraag, de oorzaak is van mijn besluit, toen hij mij verleden week het huwelijk voorstelde. - We zijn langs beide kanten vrij, mama, alhoewel ik het anders wenschte. Laat me nu eens uwe meening vragen over mijn plan. En Pola vertelde dat ze zinnens was terug te keeren naar haar vroeger bureel, indien er eene plaats beschikbaar was. Ze zou Diana bij hare ouders laten opvoeden en de kamers, die ze nu niet meer noodig had, verhuren aan een hoogen prijs. - Dit schijnt me het beste, besloot ze. - Ja, doch spijtig is het, dat ge nu zoo weinig aan 't kind zult hebben, zei schoonmama. - Geene zwakheden, mama, ge ziet, het moet. Ik haal den Zaterdag namiddag de kleine tot den Zondag avond en wie weet of er later zich geene gelegenheid voordoet om ze elders te plaatsen. Ik heb reeds aan de stedelijke kostschool gedacht. Pola's voorstel vond schoonmama goed en eene maand later verhuisde Bert's moeder naar de mooie villa van haar man, waar ze een onbekommerd leventje leidde en waar Diana het vakantieverlof doorbrengen zou.
(Slot volgt) MARIA KAROLA. |