| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
Deze rubriek doet dikwijls als een allegaartje aan en blijkt er thans niet op te beteren. Daar verschijnt ook zoo veel en velerlei op het gebied van opvoeding en onderwijs, dat een vluchtige weerspiegeling daarvan niet anders kan aandoen dan als een mengeling van alles en nog wat, met voor den lezer de noodzaak er, aan de hand van enkele regelen, het zijne uit te kiezen.
Dit als verontschuldiging, zoo die er noodig is, om den al te bonten stoet aan ‘nieuwe verschijningen’, die thans voorbij zal trekken. Hier gaat hij al!
De firma Georg Westermann (Braunschweig) zendt ons een kaart op linnen toe: Niederland und Belgien: typisch helder en welsprekend, maar principieel mis opgevat, daar beide landen hun afzonderlijke behandeling vergen en ieder daarvan een aparte, gróóte kaart noodzakelijk maakt.
De firma ‘De Sikkel’ (Antwerpen) laat in haar historische platenreeks twee prachtig geslaagde portretten van Vondel en Gezelle (formaat 35 × 50) verschijnen, die in elke school thuisbehooren.
Op algemeen onderwijsgebied zijn ruim het vermelden waard: Erziehungsprobleme der Gegenwart, een pedagogisch leesboek samengesteld door Wilhelm Albert (Albert Langen, München); Het dagboek van Kostja Rjabtsew, door N. Ognjow (‘Ontwikkeling’, Amsterdam); Individualität, een afdruk uit het tijdschrift ‘Die Welt des Kindes’ (Orell Füssli, Zürich); Kinderspiel und Kinderarbeit, door Nelly Wolffheim (Thienemann, Stuttgart); Die Psychologie des Grundschulkindes, door Oswald Kroh (Beyer & Söhne, Langensalza).
‘Erziehungsprobleme der Gengenwart’ geeft, aan de hand van leesstukken, aan een vijftigtal schrijvers ontleend, een rake schets van de dikwijls tegenstrijdige pedagogische stroomingen en experimenten, die onzen tijd kenmerken; meest al de aangehaalde auteurs zijn Duitschers, wat de vraag doet oprijzen, of bij een volgende uitgave niet ook de rijke uitheemsche pedagogische literatuur haar waardeering kon krijgen. Zooals het werk thans verschijnt, echter, is het reeds een innovatie van beteekenis.
| |
| |
‘Het dagboek van Kostja Rjabtsen’ verplaatst ons in een school van het Bolsjewistische Rusland, waar Daltonstelsel en zelfregeering op de proef worden gesteld; de leerling Rjabtsew neemt, een schooljaar lang, dagelijksche nota's, en het moet gezegd dat hij de belangstelling ruim gaande houdt. Naar schrijvers ervaringen te oordeelen, maakt de opvoeding in Rusland een krisistijd door, waaruit iets te halen is, zoo de hervormers wat ruimer onderlegd blijken dan de auteur ze ons voorstelt. Wat zekere seksueele historietjes betreft, in dit boek opgenomen, we hebben er eventjes vies den neus bij opgehaald. Nota bene: Dit werk is de voorlooper op ‘Kostja Rjabtsew op de Universiteit’, dat vroeger reeds, buiten deze kroniek, besproken werd en den indruk achterlaat, dat ook het hooger onderwijs radikaal andere wegen zoekt, zonder daarom reeds dadelijk de beste te vinden.
‘Individualität’ is een stuk dokumentatie over het kind, zijn psychologisch en zijn verstandelijk leven. Het heeft drie hoofdrubrieken: de wereld van het kind, de kindsheid, het werk van kinderen, - en brengt onder elke rubriek een aantal auteurs aan 't woord, om de wijze waarop zij de kinderen, hun milieu, hun leven, hun lotsbestemming zien, en ten slotte ook die kinderen zelf, al teekenend, al schrijvend, al dichtend. De allereerste bijdrage, ‘Kampf der Generationen um die Welt des Kindes’ (door Willy Storrer) is een vlammend manifest tegen de zelfzucht der volwassenen, die zonder aanzien der jonge psyche de kinderen eigenwijs de toekomst hebben ingestuurd; en aldus bereidt genoemde auteur er ons op voor, als reactie tegen deze opvattingen, aan de hand van psychologische, literaire en naïef-kinderlijke gegevens te gaan kijken in het werkelijke wezen van het jong geslacht en wat het ons te leeren biedt. Wat de uittreksels uit talrijke schrijvers ons brengen is bizonder aantrekkelijk; maar boeiend bovenal blijken ons de gedichten, sprookjes, losse bedenkingen, teekeningen, alle het werk van kinderen, in de laatste zeventig bladzijden opgenomen.
‘Kinderspiel und Kinderarbeit’ draagt als ondertitel ‘brieven uit een kindertuin aan een moeder’. Het bevat, inderdaad, dertig korte, stemmige, dikwijls geïllustreerde brieven, over het werken en streven van den kindertuin en is wel van aard om elke moeder, die graag haar kleintjes bezig ziet, aan praktische, degelijke kennis te helpen... en ze tevens te overtuigen, wat een schat van een instelling de kindertuin eigenlijk is. Vele onzer moeders mochten ook wel zulk een boekje in handen krijgen!
‘Die Psychologie des Grundschulkindes’ is een zeer zakelijke studie van de fazen der psychologische kinderontwikkeling, vóór en tijdens den schooltijd, aan de hand van Dr. Kroh's persoonlijke onderzoekingen en toetsing hiervan aan de bevindingen
| |
| |
van talrijke anderen. Doel van den schrijver is, den praktischen pedagoog een hechten grondslag voor zijn arbeid te bezorgen. Bij afwijking van vele dergelijke studiën, is dit werk bizonder bevattelijk en helder, ook voor niet specialiseerenden.
Niet speciaal pedagogisch kunnen de drie boeken Kinderen, Kinderen der dieren en De dieren kijken ons aan, door Paul Eipper, (H.P. Leopold, Den Haag) bedoeld zijn. Maar we wenschen ze elke leerkracht in handen: primo, om de overheerlijk sprekende foto's van Hedda Walther, die u, achter den blik der menschen- en dierenkinderen heen, diep in hun wezen laten kijken; secundo om den tekst, die van oneindig veel belangstelling en liefde getuigt en zoo treffend de verwantschap aangeeft tusschen het leven en de psyche dier z.g. redelijke en onredelijke schepselen. Paul Eipper leert hier aan vele opvoeders iets meer en beters dan ze in hun alledaagsche handleidingen vinden kunnen.
Zuiver een handboek is het werk Het Kind, door L.C.T. Bigot (Wolters, Groningen); het geeft een degelijk overzicht van de ontwikkeling en de opvoeding van het kind in zijn verschillende levensperioden en zoekt daarvoor steun bij vele aanhalingen uit pedagogen en literatoren. In onze normaalscholen kon het als leerboek dienst bewijzen.
Heelemaal apart staat De psychologie der beroepskeuze, arts en onderwijzer, door R.P. Van Calcar (Leidsche Uitgeversmaatschappij, Leiden); de titel onthutst even en ook de tekst wil u een oogenblik loslaten, maar ten slotte haalt ge er dan toch de konklusie uit, dat onderwijzer en arts heel wat van en aan elkander leeren kunnen.
Op zuiver onderwijsgebied staan de brochuren Het onderwijs in de natuurkennis op de lagere school, Over het beginsel moedertaal- voertaal en Onderwijs- en taaltoestanden in de hoofdstad, alle drie door J. Th. Strauven, en Waarom en hoe onderwijzen we de geschiedenis op de lagere school, door Albert Van Laar (‘De Sikkel’, Antwerpen). Zet de heer Strauven het bijbrengen der natuurkennis vierkant in het goede teeken van het activiteitsbeginsel en helpt hij de leerkrachten met een rijkdom aan praktischen raad, - als verdediger van het recht der moedertaal vat hij overtuigend de sterkste argumenten samen, met aanduiding, anderzijds, van de schromelijke wijze waarop Groot-Brussel de gezondste beginselen te schande maakt. Albert Van Laar, die in de geschiedenis specialiseert, tast bewust een aantal historische en pedagogische dwalingen aan en stelt daartegenover zijn persoonlijke opvattingen en talrijke praktische gegevens in zake programma en verwerking; men moet het met hem niet in alles eens zijn, - dat wenscht hij ook niet, meenen we, - om toch te erkennen, dat hij zijn onder- | |
| |
werp tot een werkelijk ‘centrum van belangstelling’ heeft gemaakt.
Een brochure, die ook alle leerkrachten kan interesseeren, is De vereenvoudigde spelling en de spellingbeweging 1891-1929, door J.A. Daman (G.W. Den Boer, Middelburg). Dat onze huidige spelling verouderd en inkonsekwent is, weet ieder die er regelmatig mee moet omgaan of die ze de jeugd heeft bij te brengen; en dat een doelmatige hervorming door de Kollewijnsche regelen zal moeten ingegeven zijn, betwijfelt ook niemand die hiermee kennis heeft gemaakt. Zaak blijft: wanneer komt die hervorming er, ten goede van alle Nederlandsch schrijvende jongelui en volwassenen? We hopen, dat heer Daman's bondig en duidelijk overzicht van het vraagstuk door velen zal gelezen worden, vooral ook door de overheid.
In verband met het bizondere onderwerp jeugdlektuur, verschenen Kind und Buch, door Dr. A. Rumpf (Dümmlers Verlag, Bonn), en Das Volksmärchen als Bildungsgut, door Dr. Walter Wenk (Herman Beyer und Söhne, Langensalza). Eerstgenoemd werk is een korte wetenschappelijke studie over den materieelen en den formeelen ontwikkelingsgang van de kinderlijke belangstelling in het boek; die studie is de uitkomst van een uitgebreid onderzoek en blijkt een degelijk middel om Wolgast's opvattingen aan de werkelijkheden te toetsen. Een lange bibliographie sluit het boek en zal Duitsch lezende belangstellenden in het vraagstuk zeer dienstig zijn. Het werkje van Dr. Wenk onderzoekt de sprookjes van Grimm naar hun volkenkundige en kultureele beteekenis en tracht vast te stellen in hoever sprookjes de behoeften van het kind te gemoet komen; ook hier weer wordt wetenschappelijke arbeid van opbouwende waarde geleverd.
Op het gebied der leerboeken en handleidingen blijft de productie overvloedig. Wie daaraan twijfelt, kijke b.v. den Fondskatalogus J.B. Wolters in, zooals hij door deze bekende Groningsche firma in September j.l. op de markt werd gebracht. Hij telt ruim 300 bladzijden, met tusschendoor een macht van illustraties, en biedt ons een rijkdom aan schooluitgaven, die nergens ten onzent wordt nabijgestreefd. En ieder weet, trouwens, wat daarvan reeds, onder vorm van boeken, platen, kaarten, atlassen, alhier is ingeburgerd!
Van het vele ingekomene vermelden we, ten dienste van pluizers in methoden: Dierkunde-album, door I. Nauta en J.J. Prins (Noordhoff, Groningen), een boek met ruim tweehonderd foto's van dieren in hun omgeving, - met korte onderschriften, - waaronder een groot aantal bizonder mooie; - Belangwekkend en mooi, door E. Laarman (id.), een kennismaking met den groei en
| |
| |
de levenswijze der planten, bezorgd door iemand die hortulanus en tevens methodenmensch is; - Toestanden en gebeurtenissen uit de vaderlandsche geschiedenis, door B. Laarman (id.), vier deeltjes interessante geïllustreerde leesstof, waaraan ook voor onze kinderen heel wat te ontleenen is (behalve de rijmpjes, die ondichterlijk maakwerk zijn); - Sociale geografie van Afrika, II, door J. Brummelkamp (Wolters, Groningen), waarin, na Noord-Afrika, ditmaal Midden-, Zuid- en Oost-Afrika behandeld worden op een wijze die dit werk tot een dokument blijkt op te bouwen; - Palestina, door J.H. Ronhaar (id.), nogmaals een dokument, - trouwens uit dezelfde reeks ‘Vreemde landen en landstreken’, die stelselmatig wordt voortgezet; - Nieuw leerboek der Natuurkunde, door W. Reindersma en T. Van Lohuizen (id), dat meer dan de stof bevat, die in onze atheneums kan behandeld worden, maar de onderwerpen aanteekent, die desnoods mogen uitgeschakeld; - Uit het sagenboek, III, door C. Bruyn en N. Van Hichtum (id.), dat de jeugd heerlijk vertellend meeneemt naar vreemde werelddeelen, in aansluiting bij I en II, die Europeesche en Indische sagen brachten; - Door bloeiende velden, I-IV, door E. Van den Blink en J. Eigenhuis (id.), een verzameling leesstof, vooral sprookjes, voor de jongeren, met prachtige zwarte en gekleurde illustraties van Jetses en Schröder; - Het ruischende woud, IX-X, door J. Van der Klei en B. Ubink (id), De laatste twee deeltjes van een nieuwe leesboekenreeks, - hier een bloemlezing, - met zwarte teekeningen van J. Isings; - Plantengroei en bloei, I, door L. Dorsman en J. Van der Klei (id.), het éérste van een paar plantkunde-leesboekjes, parallel met de reeds bekende drie boekjes ‘Dierenvreugd en leed’ en handelend over inheemsche planten.
Ofschoon ten onzent maar weinig gevoeld wordt voor specialiseerende leesboekjes, achten we werkjes als deze best thuis in onze klassebibliotheken.
Apart vermelden we hier Zeichne mit deinen Schülern Geschichtskarten, door Hugo Krack (Georg Westermann, Braunschweig). Elke bladzijde heeft een kaartje, - er zijn er aldus 28, - dat bizonder welsprekend is, met daaronder een bondige, beste toelichting; prachtig voor schoolgebruik,... maar dan om die kaartjes te leeren lezen en gebruiken en niet om ze zelf te gaan teekenen, wat tijdverlies is.
Apart ook noemen we Am Tor des Lebens, een boekje door Karl Bock bezorgd (Deutscher Verlag für Jugend und Volk, Weenen), met de bedoeling, de leerlingen bij beëindiging van hun leertijd een stemmige inleiding tot het leven mee te geven; en stemmig en opwekkend is dit boekje ook, met zijn levendig vertellende hoofdstukjes over reisvreugde, levensvreugde, arbeid en strijd, en
| |
| |
zijn oorspronkelijke zwart-wit illustratie. 't Staat natuurlijk in het teeken van de arbeidende klasse, die te Weenen hervormend het bewind voert; andere partijen kunnen er wat uit leeren!
De twee boeken Oud-Fransche sagen en Oud-Fransche legenden (beide verschenen bij de firma Thieme, te Zutphen) zijn geen werken voor kinderen, maar een dokument in twee boekdeelen, opgenomen in Thieme's merkwaardige reeks ‘Mythen en legenden’. Als we u zeggen, dat hier, samen op meer dan 700 bladzijden, de mooie overleveringen te boek gesteld werden, die het kenmerk zijn van het oude volksleven, heel Frankrijk over, geven we u een vaag idee van de groote waarde van dit werk: en 't hoeft er haast niet bijgevoegd, dat de schrijfster een aantal degelijkste bronnen raadpleegde (door haar zelf vermeld) en er een eer in stelde, de sagen en legenden zoo trouw mogelijk, zonder noodelooze opsmukking, weer te geven. De knappe teekenaar Pol Dom zorgde voor mooie illustraties, en dat was maar goed ook!
H. VAN TICHELEN.
|
|