De Vlaamsche Gids. Jaargang 19(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Onze Driekleur I De karmozijnen korenoogen vlammen en waaien, 'lijk de bloedvaan, in de velden, armtierig, rond de kruiskens van de helden, begraven onder zandgebarmde dammen. Ze bloeden in de zon als liefdevlammen; 't zijn vurige tongen die den moed vermelden der jongens, die vol drift naar 't slagveld snelden, om 't snood verraad van laffen dwang te rammen. Dat vurig rood zal vrijheidsijver preeken, het hart vol liefde tot zijn land ontsteken, die hare zalving vindt in elke wond. Gloei, roode tong, voor Vaderland en Koning, een Vestavlam die laait in elke woning, en liefde stookt voor onzen Vadergrond! II Een gele schemertint verguldt de bergen, wanneer de Wonderschilder 's morgens licht, of 's avonds in de westerkolken zwicht, en wolkenreuzen schept en neveldwergen. De zachte, gele kleur komt vrede vergen en weelde gieten, na volbrachten plicht; het is de genster Gods in 't hemellicht, die slingergloeit van uit de regenbergen. [pagina 89] [p. 89] Zooals de goudbloem haar geel kroontje draait, en volgt den Gever van haar levenslicht, zoo houden w'ons naar 't Vaderland gericht. Gij! frissche, gele kleur, die 't harte sticht en zoo aanmoedigend vóór onze oogen zwaait, wees 't zinbeeld van den vaderlandschen plicht! III De zwarte lucht benevelt het gemoed; zij donkert met haar doodsvlag 't naar verschiet, en zij, die tranen droppelt van verdriet, wordt 't baarkleed van het heldenveld vol bloed. Een gele scheur ontvlamt in rooden gloed, berst door het zwarte doek; een knal ontschiet, die door het zwerk al donderend henen stiet!... éen stormgeklep voor 't stremmen van den vloed. Vooruit! Meineedig wordt uw grens besprongen! Vooruit! Den snooden vijand weggedrongen! Vooruit nu, met de landskleur naar 't gevecht! Hoezee! de vijand op de vlucht gedreven! De vrijheidsdriekleur fier omhooggeheven!... Wij wonnen, want wij streden voor het Recht! Uit ‘De nieuwe Reinaart de Vos.’ JAN LEMMES. Vorige Volgende