De Vlaamsche Gids. Jaargang 19(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] [Twee gedichten] Bloemen Een stonde bij u nog te komen vóórdat ik te werken begin; een stonde bij u nog te droomen, omdat ik bemin. O bloemen, die meer dan juweelen, véél meer zijt in menig bestaan, weer ziet ge mij stil met uw freele gezichtekens aan. Gij zijt soms veel schooner dan menschen, al groeit gij verloren in 't veld; gij zijt haast zoo schoon als de wenschen, die 'k niet heb verteld. Als de avond den dag heeft verdrongen, dan keer ik terug aan uw zij, en droom dat de ziel van mijn jongen zoo schoon is als gij. [pagina 34] [p. 34] Vers Hoe menigmaal ik peins aan u, heel stille, stil gezeten: hoe menigmaal ik droom van u, dat zult gij nimmer weten. Nooit komt de dag waarop 'k u zal de beelden mogen wijzen, die door mijn groote liefde soms in mijn gedachten rijzen. Want sprekend zou ik u allicht mijn droefenis verraden. Ik zwijg: gij ziet mijn oogen steeds met stille vreugd beladen. BERTHA. Vorige Volgende