De Vlaamsche Gids. Jaargang 18
(1929-1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 553]
| |
Het Ontstaan en de Ontwikkeling der physische Geneeskunde in België gedurende de laatste vijf en twintig JaarBij de viering van de honderdjarige onafhankelijkheid van België werd in gansch het land met wel verdienden luister de herinnering opgeroepen van de heuglijke feiten, in deze honderd jaar gebeurd. De geschiedenis van ons land gaat echter veel verder terug. Op menig gebied, maar vooral op dat van kunst en van wetenschap, heeft het een glorierijk verleden. De namen van Dodonaeeus, Vesalius, Van Helmont, Palfijn, Simon Stevin, Mercator, Ortelius en nog zooveel anderen schitteren als fonkelende sterren aan het wetenschappelijk firmament; zij zijn de roem van gansch de wereld. De vreemde overheersching en de gedurige strijd der Europeesche legers op onzen bodem belemmerden dikwijls de vrije ontwikkeling van onze wetenschap. Sedert de onafhankelijkheid kwam er echter een rijke oogst van wetenschappelijk werk en dat is een groote voldoening voor iedereen. In alle vakken zijn weer roemrijke namen te noemen; Omalius d'Halloy, Houzeau, Plateau, Gramme, Quetelet, Van Beneden, Seutin, Paul Heger,... het ware onmogelijk ze alle op te sommen. Al die geleerden gaven aan de Belgische wetenschap een nieuwen luister en deden haar een der eerste plaatsen innemen tusschen al de natiën die ons omringen. Naast de sedert lang bekende vakken als natuurkunde en scheikunde, astronomie en aardrijkskunde, ontleedkunde en heelkunde, brachten de jongste ontdekkingen ook nieuwere vakken, zooals de bacteriologie en de physiotherapie. Er werd in ons land veel bijgedragen tot de ontwikkeling dezer beide vakken; het is in ons land dat de eerste Maatschappij van Physische Geneeskunde gesticht werd en dat ze, door moeilijke strijdperioden | |
[pagina 554]
| |
heen, een vijf en twintigjarig bestaan heeft bereikt en haren invloed heeft kunnen doen gelden, niet alleen bij ons, maar in al de naburige landen. Na vijf en twintig jaar is het geoorloofd een terugblik te werpen op hetgeen verricht werd. ‘Wanneer de reiziger die een hooge moeilijke rots beklimt, een groot gedeelte van den weg heeft afgelegd, zal hij wel eens hijgend op een rotssteen neerzitten om het parelende zweet van zijn aangezicht te drogen en adem te scheppen, alvorens zijn taak te hernemen,’ - zoo leidde ik het verslag in, waarmede ik belast was, bij de viering van 't vijf en twintigjarig bestaan der Maatschappij van Physische GeneeskundeGa naar voetnoot(1). Vijf en twintig jaar is slechts een korte spanne tijds, maar het is veel wanneer men bedenkt hoe weinig vóor dien tijd spraak was van physische therapie en dat in die korte vijf lustrums dit nieuwe vak zijn doortocht heeft gedaan door gansch de wereld en in de geneeskunde een zeer belangrijke plaats heeft ingenomen. Herzien en herdenken wat in die vijf en twintig jaar op dat gebied is verricht is te gelijker tijd voor velen der nog levenden een welverdiend genot en voor ons allen een belang inboezemend overzicht van de evolutie der nieuwe gedachten in het genezen van ziekten. Het eischte een zekeren durf, in die tijden, voor een ernstig wetenschappelijk man, om te durven uitkomen voor de physische therapie. Toen ik zelf na 't eindigen van mijn studiën besloot mij met dit vak bezig te houden, hoe meelijdend bezagen mij mijn beste vrienden en kennissen! ‘Il a mal tourné,’ zouden ze haast gezegd hebben, want waar kon op dit oogenblik toch een ernstig dokter, met langen rok en witte das en hoogen hoed, het in zijn hoofd krijgen om zich te bemoeien met mechanotherapie, te schermen met volts en amperen, zich te verliezen in waterbehandeling of zelfs in massage! En nochtans was de adel van de physische therapie van hoogen ouderdom. De patentbrieven stamden van geen mindere dan van Hippocrates zelf, die in zijn werk ‘de locis, de aere et de aquis’ en in menig ander geschrift de behandeling met physische middelen op hun juiste waarde schatte. | |
[pagina 555]
| |
En er waren nog anderen die reeds lang geleden de grondbeginselen der physische therapie verkondigden: Asklepias (124 v. Chr.) en Galenus (130-200 v. Chr.). Was niet bij de ouden heel de natuur slechts een verbinding van lucht, aarde, vuur en water? In Indië verkonden de Vedas de heerschappij van Agni (het vuur), Vaya (de lucht) en Sourya (het licht). In China had het systeem van Cong Foe reeds vier duizend jaar v. Chr. een reeks voorschriften gegeven voor de behandeling der ziekten met beweging. Het kon immers niet anders of deze volkeren, steeds in en met de natuur levende, moesten meer dan wij den onmetelijken invloed dezer krachten beseffen, ze vergoden, en benuttigen voor het verbeteren of herkrijgen der gezondheid. Dat er langzamerhand een zekere overdrijving ontstond, toen de hoogmoedige, roemgierige keizers als Agrippa, Nero, Caracalle, Diokletiaan hunne praalzuchtige thermen bouwden, valt niet te betwijfelen. De hygiëne en de therapie werden langzamerhand slechts voorwendsels voor vergaderingen van lage politiek en ontaardden zelf tot plaatsen van zedeloosheid. Het verval van 't Keizerrijk toonde in het misbruiken van zijn prachtige instellingen den graad van zijn verdorvenheid. En zoo kwam het ook dat men van de eene overdrijving in de andere viel en met de middeleeuwen verdwenen thermen en gymnasen, geraakte de studie van de natuur in vergetelheid en het gebruik van de weldoende krachten der natuur heelemaal in oneer. Het zijn sombere eeuwen van woordenkramerij en lage disputaties en de ziekten wreken zich door hun onstuitbaren intocht tusschen de volkeren. Lepra, syphilis, cholera houden wreed huis te midden van de onwetende en onbeschermde bevolking. En nochtans, o! welke kracht in de elementen die ons omgeven; lucht, water, beweging, licht, electriciteit, radioactiviteit, al die oneindige vormen van een en dezelfde energie, die uitstraalt uit de zon, en die onder de meest verscheidene gedaanten binnendringt in ons lichaam, in onze organen, in onze cellen om daar de trillende beweging van het leven steeds gaande te houden! Er is geen leven zonder opname van energie. De physische elementen prikkelen en sporen de werking onzer organen aan | |
[pagina 556]
| |
en geheel ons bestaan is slechts een transformatie van energie van den eenen vorm in den anderen. ‘De dieren en de planten,’ zegden wij in onze openingsles aan de Universiteit te Utrecht in 1918, ‘nemen in deze circulatie der energie op verschillende wijze hun plaats in; ze bevinden zich in een gesloten kring waarbinnen de hoeveelheden energie steeds stroomen. In de planten treffen wij synthetische reacties aan, die de zonneënergie in hun weefsels vasthouden; in de dieren vinden wij hydroloytische en oxydatieve processen, waar deze energie in de verschillende levensuitingen vrijgemaakt en uitgestraald wordt in het ruim.’ Deze eeuwige kringloop vormt een prachtig verschijnsel der natuur en geeft ons een veelzeggend beeld van de onvergankelijkheid van de energie. Het licht is de prikkel die bij 't blindgeboren hondje den groei der gezichtszenuw aanspoort; de electriciteit der lucht is een onontbeerlijke prikkel voor den groei van planten en dieren; de ultra-violette stralen der zon zijn de elementen die in de huid stoffen doen ontstaan, onmisbaar voor de beendercellen; de radioactiviteit maakt deel uit van zekere cellen van hart en spier en speelt er een groote functionneele rol; de warmte, de koude, de luchtdruk en al de andere physische elementen zijn de krachten die het raderwerk van 't leven voortdurend in beweging houden en zoodra ze verzwakken, vertraagt ook die beweging en ontstaan ziekten. Die ziekten genezen door toepassing van de vormen van energie die de voornaamste faktoren zijn van onze gezondheid, is aldus een oeroud begrip en slechts de ontoereikende techniek maakte de toepassingen er van gebrekkig en verflauwde de belangstelling der geneesheeren. De preutsche dogmatische wetenschap van de 18e eeuw achtte het beneden hare waardigheid zich te vernederen met die eenvoudige toepassingen. Eeuwen lang werd de physische therapie, met minachting ‘natuurgeneeskunde’ genaamd, in handen gelaten van onwetenden en zelfs van kwakzalvers, en steeds verder verwijderden zich de geleerden er van, in plaats van de wondere krachten te bestudeeren. | |
[pagina 557]
| |
Daarin heeft de vooruitgang der mechaniek verandering gebracht. Elk dezer vormen van energie kan nauwkeurig gemeten en gedoseerd worden. Physica en biologie, dank zij hunne kostbare en juiste toestellen, hebben de lichtstralen in al hun onderdeelen onderzocht, de radioactiviteit gemeten, de beweging, de warmte, de electriciteit ontleed en berekend en wonderbare werktuigen zijn er geschapen om al die krachten op den mensch toe te passen, tot genezing der ziekten en tot behoud van de gezondheid. Het waren een twaalftal geneesheerenGa naar voetnoot(2) die het aandierven, nu meer dan vijf en twintig jaar geleden, een manifest op te stellen om tot de stichting van een Maatschappij van Physische Geneeskunde op te roepen. Reeds had zich kort er voor Dr Eugeen Hertoghe aan het hoofd geplaatst van een groep die met het doel een nieuwe ontdekking, de mechanotherapie, niet weer in vergetelheid te doen vallen, een bijzonder instituut bouwde, het hedendaagsche Physiotherapeutisch Zander Instituut. Hij had de toekomst der physische therapie met helder oog voorzien. Twee maanden na de stichting van de Maatschappij lieten zich een vijftigtal leden inschrijven, die belangstelling toonden voor de nieuwe methoden; en van daar ontstond een krachtige werking, die zich weldra uitte door het uitgeven der Annalen, waarvan heden zes lijvige boekdeelen verschenen zijn en door het voortbrengen van een groote reeks klinische en proefondervindelijke onderzoekingen. De Annalen, welke eerst halfjaarlijks, dan elk kwartaal, dan zes- en dan tienmaal per jaar verschenen, geven als 't ware den polsslag van de Maatschappij aan. Hetgeen echter op dit tijdstip bestudeerd werd, dat waren de eerste grondbeginselen der ontluikende techniek; de studie der lichtbaden, van Dr De Nobele, Callaert, Gunzburg; de studie der elektrische stroomen voortgebracht door 't levend lichaam, van Querton; de studie der aerodynamica der luchtwegen, van Gevers, Leuven; de studie der ademgymnastiek, van Wildiers en zoo meer. Er waren buiten het Instituut van Antwerpen intusschen ook Instituten ontstaan te Brussel, Luik en Gent, en ook daar werd | |
[pagina 558]
| |
nuttig en vruchtbaar werk verricht, dat zich in de Annalen weerspiegelt. Weldra kwamen van alle kanten en ook van den vreemde nieuwe onderzoekers medewerken. De physische behandeling der breuken werd door onzen betreurden Leon Desguin verscheidene maanden aan de dagorde gehouden en met belangstelling gevolgd. De hoogfrequentiestroomen deden hun intrede en gaven aanleiding tot nieuwe besprekingen. De jonge Roentgenwetenschap bracht ontelbare mededeelingen bij en onze goede vriend Klynens, en zoovele anderen, boeiden de toehoorders door hun bevindingen met die onbekende en wonderbare stralen. In 1905 werd het Eerste internationale Congres van Physische Therapie te Luik gehouden. Ons land had de verdienste aan de nieuwe wetenschap den officieelen stempel te geven en uit 17 landen waren talrijke vertegenwoordigers opgekomen. Het boek der Handelingen van dit Eerste Congres, een boekdeel van 1200 pagina's, is nog heden de bijbel der getrouwe beoefenaars der Physische Geneeskunde. De internationale Congressen, door de Belgische geneesheeren gesticht, zetten hun tocht voort langs Rome in 1907, Parijs in 1910 en Berlijn in 1913. Meer dan duizend leden namen er aan deel en de afdeelingen werden van Congres tot Congres talrijker. Het Vde Congres moest in 1916 te St Petersburg plaats grijpen. De oorlog scheen aan de Congressen een einde te stellen. Gelukkig werd de vlam opnieuw door België aangewakkerd en heeft het vijfde Congres in 1930 plaats te Luik en wij hopen, dat, dank zij de reeds talrijke medewerkingen, dit jubileumscongres volop aan onze verwachtingen zal beantwoorden. In de jaren 1907-1911 waren weer nieuwe ontdekkingen gemaakt: de hoogfrequentiestroomen hadden het middel gegeven om diepe verwarming teweeg te brengen en onder den naam van thermopenetratie bestudeerde men wat heden diathermie genoemd wordt. In 1911 werd de Belgische Maatschappij van Physiotherapie gesticht met zetel te Brussel, onder voorzitterschap van prof. René Verhoogen en met deelname van de meeste vooraanstaande physiotherapeuten van gansch het land. Een rijke oogst van werken bracht die samenwerking van alle | |
[pagina 559]
| |
steden mee, nog verhoogd door zeer talrijke bijdragen van geleerden uit Frankrijk, Nederland, Duitschland, Italië. De kwartzlampen deden hun intocht in de geneeskunde; de diathermie werd stelselmatig bestudeerd en voor 't eerst werd radium in de geneeskunde ingevoerd. Het waren steeds nieuwe uitbreidingen van de al omvattende kracht die ons omgeeft; de techniek der twintigste eeuw volmaakte steeds de toepassingen er van en gaf ons het middel om al die krachten te bezigen, vast te houden, aan te passen, te meten en te deelen. Elke vooruitgang is vaak gebonden aan een verbetering van de techniek en zoodra een feit kan uitgedrukt worden in juiste cijfers, dringt het binnen in het rijk der wetenschap. Het jaar 1914, alhoewel het een onderbreking bracht in de uitgave der Annalen, beteekent nochtans voor de physische therapie niet een achteruitgang en zelfs geen stilstand. Wel is waar verspreidden zich de leden om allen voor het Vaderland hun weten en kennen ten dienst te stellen. Maar juist in die harde tijden toonde zich het nut der gedurende twintig jaar verzamelde ondervindingen; naast de heelkunde was het de mechanotherapie, de electriciteit, de réeducatie die er toe bijdroegen om de gewonden te herstellen en de werkkracht van onze soldaten weer te herwinnen. In talrijke steden aan het front werden zoo goed het kon Instituten opgericht en ook daar maakten zich verschillende onzer leden, Dr Dam, Dr de Marneffe, zeer verdienstelijk. In 1919 konden onmiddellijk de Annalen weer verschijnen en in de nieuwe reeks schreven wij: ‘Het nut van alle takken der physische geneeskunde bleek zoo groot in den oorlog, dat men meer dan ooit de noodwendigheid gevoelt om die kennis in de tegenwoordige geslachten van geneesheeren te verspreiden. Het redactiecomiteit opent zijn kolommen aan alle werkers van goeden wil; het zal krachtdadig strijden tegen de kwakzalverij, de vrucht der onwetendheid; het rekent op de medewerking van al diegenen die meenen dat de physische therapie moet gesteund zijn op wetenschappelijke en proefondervinderlijke gronden.’ Wel is waar was die strijd hard, te midden van het naoorlogsch wee. In 1920, ter gelegenheid der Olympische Spelen, vergaderden te Antwerpen in een geallieerd Congres een tweehonderdtal | |
[pagina 560]
| |
physiotherapeuten. Het was een groot succes en belangrijke mededeelingen werden gedaan. De zonnebaden kwamen aan de orde van de besprekingen; de ultra violette stralen werden meer en meer toegepast; de radioactiviteit was het voorwerp geweest van ontelbare nieuwe onderzoekingen. Regelmatig gingen de werkzaamheden voort en nieuwe leden kwamen de rangen vergrooten. Men leest in de Annalen tal van studiën van Van Pee, van François, van Ledent, van Ory, van Gunzburg, van De Nobele, van De Keyser en zooveel anderen. De Belgische wetenschap spartelde echter in het gedrang der financieele moeilijkheden. De openbare besturen, door verkeerde spaarzaamheid, ontnamen aan al de wetenschappelijke genootschappen de magere hulpgelden die ze hun verleenden. Het is een eer voor de Belgische wetenschap, die zware tijden door eigen macht te hebben kunnen doorworstelen en ook onze Annalen kunnen trotsch zijn dat zij niet alleen die onbeduidende subsidies hebben kunnen missen, maar zelfs hun oplage tot op 2000 exemplaren hebben kunnen opvoeren. De belangstelling voor de physiotherapie steeg in de jaren 1925 en 1926 overal. Te Parijs, te Amsterdam, te Londen en elders werden in de laatste jaren genootschappen voor physische therapie gesticht, die met de Belgische Maatschappij in enge vriendschappelijke betrekkingen stonden. Nieuwe medewerkers brachten ook nieuwe gezichtspunten en zelfs de bewerking van oude onderwerpen, zooals het in de wetenschap gaat, dragen den stempel der wetenschappelijke rijpheid en der proefondervindelijke ontwikkeling der gedachten. De physische therapie is niet meer de rondtastende natuurgeneeskunde van vroeger, maar wel een streng afgebakende studie, gegrond op physiologie en klinisch onderzoek en ruimschoots hare plaats innemend naast de scheikundige en de heelkundige therapeutiek. De Hoogescholen zien niet meer van boven neer op de asschepoester der geneeskunde; zij waardeeren ten volle de beteekenis der physiotherapie voor de behandeling der zieken. Brussel, Gent, Luik ruimen haar een plaats in hun onderwijs in. De eer, dezen leerstoel te Brussel te bezetten, dank ik stellig aan den gezamenlijken arbeid, verricht te midden der physische | |
[pagina 561]
| |
therapeuten, die hun vertrouwen in het nut der natuurkrachten voor de behandeling der ziekten moedig gehandhaafd hebben. De jaren 1928 en 1929 brachten breedere ontwikkeling in die werking; van overal komen nu bijdragen. De laatste wet op het hooger onderwijs heeft eindelijk de physiotherapie als officieel verplichtend vak van het doktoorsexamen erkend. Wanneer een mijner leerlingen de physische therapie als speciaal vak kiest, is er niemand meer die zeggen durft: ‘'t Is jammer, il a mal tourné.’ Geheel de studie van het rheumatisme, die zoo verspreide en pijnlijke kwaal, is in het domein van de physische therapie gekomen. Met de invoering der sociale verzekeringen zou deze ziekte oneindig meer kosten dan iedere andere en dient bestreden te worden. Langzamerhand komen ook de openbare besturen in beweging en al de universiteitsziekenhuizen worden éen voor éen met volledige inrichtingen van physische therapie toegerust. Maar veel blijft er nog te doen. De meeste functionneele ziekten verwachten hun heil slechts van de physische therapie. Die behandeling dient toegepast te worden met wetenschap, voorzichtigheid en kunde; de kwakzalverij heeft echter nog gemakkelijk spel in dit domein en terwijl de wetenschappelijke studie van de physiotherapie steeds hooger opdrijft, gaat de verlagende werking van de kwakzalverij ongehinderd voort. Daarbij is de officieele steun nog zeer onvoldoende. Voor de minste sportperformance worden ongelooflijke prijzen uitgeloofd; - als prijzen voor wetenschappelijke werken durft men nog steeds zonder schaamte van 300 of 500 frank spreken. De wetenschappelijke publicaties en genootschappen zijn nog steeds van steun beroofd en het pas gestichte Onderzoekingsfonds mag zijn gelden slechts tot zeer beperkte doeleinden besteden. Wij bezitten slechts een paar badplaatsen, Spa, Chaudfontaine, die moeizaam trachten hun bestaan te verzekeren door uit de speelholen hun voornaamste inkomsten te trekken. Zonder twijfel waren nog talrijke nieuwe waterbronnen in ons land te vinden en die natuurlijke rijkdom blijft onopgedolven bij gebrek aan aanmoediging. Men zie hoe in sommige landen de ontwikkeling der natuur- | |
[pagina 562]
| |
krachten in de hand gewerkt wordt, niettegenstaande de treurige financiën van den Staat. Ons land is rijk aan prachtige streken vol wonderen der natuur. Laat ons deze doen kennen aan de vreemdelingen, welke veel te weinig propaganda vinden om hen aan te sporen ons land te bezoeken. Er wordt hier steeds afzonderlijk gewerkt. Het privaat initiatief moet alles verrichten en brengt ook wonderen voort. Maar hoeveel sterker zouden wij staan door vereenigde krachten, zooals onze schoone leus het zegt, en zooals wij het nooit doen! Waar zijn de nieuwerwetsche hôtels, de goede wegen, de liefelijke parken, de gemakkelijke verbindingen en de practische prospectussen die ons zoo goedkoop en goedgelegen land tot een centrum van vreemdenbezoek moeten maken? De weg, afgelegd in vijf en twintig jaar voor 't gebruik der physische middelen, is zeker groot. Laat ons wenschen dat dit begrepen worde door publiek en bestuur, omdat er nog zooveel te doen is ten bate der lijdende menschheid en ten voordeele van heel het land.
Prof. Dr ISI GUNZBURG. |
|