De Vlaamsche Gids. Jaargang 18(1929-1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 450] [p. 450] Er was een kleine Kabouterman Er was eens een kleine kabouterman, Met een buikje rond als een koffiekan, Met een neusje zacht als een lapje satijn, Met twee roze oorkens als paarlemoer fijn, Met twee oogjes bruin als een koffieboon. Zijn haar was blond als het goud van een kroon, Zijn baard zoo lang, dat hij hing op den grond, En rood als een kriek was zijn lachende mond. Zoo was onze kleine kabouterman. Hij stapte door 't bosch, toen de maan helder scheen. Waar ging die kabouter zoo laat nu nog heen? Dat zult ge weldra, lieve kindjes, gaan hooren, Maar wilt dan goed luistren met beidjes uw ooren. - 't Kabouterken had een pantoffel verloren, Een mooie pantoffel van 't zachtste fluweel, Waarop geborduurd stond een gouden kasteel, Met tinnen en torens, met water en brug... Daarbij nog een paard met een man op zijn rug. 't Kabouterken riep dat het klonk door het eenzame woud, Dat het kletterde en dreunde door groen en door hout: O wee! O wee! Ik heb een pantoffel verloren. En nachtegaal, boschduif, konijntje, eekhoren, Die antwoordden allen, dat zij het niet wisten. Waar was dat pantoffelken toch - dat vermiste? Toen vroeg de kabouter het ook aan de woudmuis, Die stillekens weggedoken zat in haar warm huis, Ver onder den grond in haar piepe-de-piep, Maar dat slimme muizeken fijn deed of ze sliep. [pagina 451] [p. 451] En de kleine kabouterman sprak, Terwijl hij zijn bloot voetje in de hoogte stak: - Juffrouw Woudmuis, luister even, als 't u belieft, Ik geloof, deugniet, dat gij iets hebt ‘gediefd’. Ik ben nog maar aan één voet gepantoffeld... De andere, die hebt gij stillekens weggemoffeld... In uw diep-diep muizekenshuis. - Lieve, dikke dwerg, nu zijt ge abuis. Kom maar in mijn huizeken binnen eens zien, Wij muizen zijn allen zoo 'n eerlijke liên. - In uw huizeken, muisje, kan ik niet in. - En om er uit te komen, dwergje, heb ik geen zin... Want ik heb hier vier kindertjes, piepjong nog en klein. - O! riep de kleine kabouterman... Is dat waar? Houd u dan maar mijn pantoffelken fijn, En maak er een mooi zacht bedje van Voor uw lieve kindertjes alle vier. - Dank u wel, goeie dwerg, en met veel plezier... Want weet wel, ik had uw pantoffel... gevonden in 't hout. Och, zei lachend de kleine kabouterman, Juffrouw Muis, spreek me daar niet meer van... En fluitend verdween hij in 't diepst van het woud. HENDRIK VAN ROOY. Vorige Volgende