De Vlaamsche Gids. Jaargang 18
(1929-1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| |
De Vlamingen en Mexiko
| |
[pagina 394]
| |
Al de gebeurtenissen en al de wetenswaardigheden zijn zorgvuldig en nauwkeurig beschreven in dit werk, voor het opstellen van hetwelk de schrijver het geheim archief te Weenen heeft benuttigd. Corti's boek bevat niet alleen tal van inlichtingen aangaande de politiek, in dien tijd door de verschillende Europeesche mogendheden gevoerd; we mogen het, verder, beschouwen als een grooten vooruitgang in de studie van een veelbewogen tijdvak in de geschiedenis van Noord-Amerika. Pas had de ‘Guerra Civil’ (1857-1860) uitgewced in Mexiko, of daar begon, in de Vereenigde Staten, de ‘Civil War’, die duurde van 1861 tot 1865. Mexiko was erg verzwakt na zijn oorlog en dacht alleen aan den heropbouw van het land. De Vereenigde Staten, anderzijds, waren in rep en roer en niet in staat desnoods hulp te verleenen aan hun zuiderburen. Dus vonden de Europeesche mogendheden, Spanje, Engeland en Frankrijk, het oogenblik gunstig om in de westelijke hemisfeer langgekoesterde plannen uit te voeren. De Amerikaansche ‘Civil War’ is dus te recht als de onmiddellijke oorzaak van de Europeesche tusschenkomst in Mexiko aan te zien. Wij kunnen niet in verdere bijzonderheden treden, die, desgewenscht, in het hierboven vermeld boek kunnen aangetroffen worden. Het zal voldoende zijn terloops aan te stippen, dat Spanje en Engeland spoedig van alle medewerking in de Interventie afzagen en dat Frankrijk alléén de ondernomen tusschenkomst voort te zetten en alléén het pasgeboren keizerrijk te beschermen had. Ten slotte zag Napoleon III zich gedwongen, ten gevolge van zekere bedreigingen van wege de regeering der Vereenigde Staten, de reuzentaak in Mexiko op te geven en Maximiliaan in den steek te laten. Zooals men het zich zal herinneren, eindigde het tweede keizerrijk in Mexiko met de terechtstelling van Maximiliaan te Querétaro, op 19en Juni 1867.
De brief van den Nederduitschen Bond bewijst, dat, indien gekroonde hoofden in Europa besloten hadden in den zin van een tusschenkomst in het verafgelegen Mexiko, dit besluit geenszins in den smaak viel van al hun onderdanen. Welke onder hen verwelkomden de interventie? Benevens de geïnteresseerde hovelin- | |
[pagina 395]
| |
gen, eenige anderen, die nu op schadevergoedingen dachten te mogen rekenen voor verliezen, die zij in het woelige Mexiko hadden geleden; verder de ‘monde des affaires’ en verschillende kamers van koophandel, zooals die te Bordeaux en te Havre, voor wie een keizerrijk in Mexiko een synoniem zou zijn van orde en vooruitgang, want handel en nijverheid zouden er alles bij winnen. De groote massa, echter, was niet met het plan ingenomen. Napoleon III, waarschijnlijk de grootste schuldige, had den gevaarlijken stap gewaagd om verscheidene redenen, waarvan de voornaamste - nochtans niet uitgesproken - vermoedelijk was: een dam op te werpen tegen den steeds aangroeienden invloed van de Vereenigde Staten in het westelijk vasteland. Zij waren op het punt het evenwicht te verbreken! De Fransche keizer had nieuwe landen onder zijn schepter gebracht in Noord-Afrika; waarom zou het hem nu niet gelukken een verovering te maken in Amerika en er een beschermeling op den troon te plaatsen? Reden werden gehouden in de Fransche Kamer door twee leden van de oppositie. Jules Favre was de eerste, die zijn stem liet hooren tegen de expeditie, op óen Februari 1863. Adolphe Thiers gaf lucht aan zijn misnoegen den 26en en den 27en Januari 1864. Beiden bezwoeren de regeering het Fransch contingent terug te roepen, maar naar hen werd niet geluisterd. Aan den anderen kant werd in Mexiko een proclamatie van Victor Hugo verspreid, die aldus begon: ‘Mexicains! Vous avez raison de me croire avec vous. Ce n'est pas la France qui vous fait la guerre, e est l'Empire.’ Het Fransch contingent, met zijn Belgische en Oostenrijksche helpers, leed nederlagen en behaalde overwinningen, maar slaagde er niet in orde te brengen in het Mexikaansch wespennest. Wat Maximiliaan betreft, hij was met de beste inzichten bezield, maar zonder de hulp der Franschen kon hij niets verrichten. Middelerwijl had de ‘Civil War’ in de Vereenigde Staten een gunstigen afloop gehad voor de Federatie. De ‘Coloso del Norte’, zooals de Mexikanen den Staat van hun noorderburen toen noemden, hief weer het hoofd op en verklaarde zonder omwegen aan Napoleon III, dat de aanwezigheid der Fransche legerbenden in Mexiko niet langer zou geduld worden. Dit gaf den genadeslag | |
[pagina 396]
| |
aan de Interventie en, met haar, aan het keizerrijk, dat, na eenige stuiptrekkingen, voor goed bezweek.
Wat toont ons de Antwerpsche brief verder? Dat de Belgische natie, maar in het bijzonder de Vlaamsche helft van het land, de handelwijze van de verfranschte regeering ten sterkste afkeurde. En hiermede betreden wij een nationaal gebied. Hier vinden wij het Vlaamsche element tegen het officieel, verfranschte, gekant. Het zal voorzeker niet noodig zijn hierop verder in te gaan, aangezien de toestand in België voldoende, en zelfs te wel, bekend is. Maar wat merkwaardig, zeer merkwaardig, mag genoemd worden is, dat, ten spijte van het gezegde: ‘Right or wrong, my country!’ de Nederduitsche Bond te Antwerpen, namens verschillende duizenden leden, een protest zou zenden aan het hoofd van een Staat waarmede de Belgische regeering niet openlijk - maar toch feitelijk - in oorlog was. Andere dusdanige voorbeelden van een protest, gezonden aan Benito Juárez, en dat hem aanmaant stand te houden tegen de vreemde indringers, hebben wij in de verzameling van Wetten (Leyes) niet kunnen opdelven; en het feit, dat het in deze verzameling gedrukt voorkomt, doet ons veronderstellen, dat de Mexikaansche regeering er veel waarde aan hechtte. Dit voorbeeld zal, zonder twijfel, wel alleen staan.
Na deze inleiding zullen wij nu maar het woord laten aan den Nederduitschen Bond, te Antwerpen, en aan Benito Juárez, president der Mexikaansche Republiek, in een van de stormigste tijdvakken van haar geschiedenis. | |
IGa naar voetnoot(1)‘Den heer Benito Juárez, President van de Mexikaansche Republiek,
Heer President,
De “Nederduitsche Bond”, zijnde een Vlaamsch volksgezind genootschap, dat vele duizenden leden telt, heeft in zijn laatste | |
[pagina 397]
| |
algemeene vergadering, gehouden op 26en Mei ll., en met bijna algemeene stemmen, besloten zich te wenden tot U, in uw hoedanigheid van wettigen vertegenwoordiger van de Mexikaansche Natie, met het doel U geluk te wenschen over de volharding waarmede U stand houdt in den strijd tegen een vreemden overweldiger, die tracht aan de Mexikanen hun vrijheid en hun onafhankelijkheid te ontnemen. Terzelfdertijd kan dit genootschap niet nalaten, protest aan te teekenen tegen het onvoorzichtig toegeven van de Belgische regeering in zake het werven van soldaten, die zullen gebruikt worden in den dienst van een vreemden overweldiger, hierbij een inbreuk makende op de binnenlandsche zaken van Mexiko en het nationaal recht van de Mexikanen schendende. Deze betuiging was op het punt opgesteld en verzonden te worden, toen een droevige tijding honderden families in de onbeschrijfelijkste onrust, rouw en angst kwam dompelen. Het nieuws werd bekend, dat uw legerschaar, het leger van Mexiko, dat strijdt voor de onafhankelijkheid van het land, een bloedige overwinning had behaald over die, welke, door middel van de macht der wapenen, van een Oostenrijkschen aartshertog een keizer van Mexiko trachten te maken. Onder degenen, die zoo een verschrikkelijken dood vonden te Tacambaro, bevond zich een groot aantal onzer landgenooten. Dit genootschap nam deel, en neemt nog steeds deel, in den algemeenen rouw, en het zou waarschijnlijk de uitvoering van zijn besluit hebben uitgesteld, ware het niet, dat de Belgische regeering een handelwijze blijft volgen, waartegen zich de nationale wil verzet. Deze handelwijze vergt, dat, zonder verwijl, een krachtig protest U en de Mexikanen overtuige, dat de Belgische natie geen aandeel heeft in zoo een onrechtvaardige manier van handelen en dat zij, bij gevolg, van alle verantwoordelijkheid ontslagen is. U weet, Heer President, dat zestienhonderd jonge Belgen hun vaderland verlieten om naar Mexiko te gaan. Voor niemand, en allerminst voor U, was het middel waarmede de Belgische regeering zulk een expeditie in de hand werkte, een geheim. Door het gansche land lieten de wervers gelooven, dat onze jongelingen uitsluitend dienst zouden doen als een wacht bij de zoogenaamde keizerin van Mexiko, de dochter van den koning van België, en deze jongelingen, op zoo een wijze bedrogen, maakten zich reis- | |
[pagina 398]
| |
vaardig zonder zich er van rekening te geven, dat zij een principe van dwingelandij en verdrukking zouden steunen. Geheel de Belgische natie, echter, met uitzondering van eenige geïnteresseerde hovelingen, verwerpt de hierin aangenomen handelwijze. Het Belgische volk heeft zijn vrijheid zoo lief als alle andere volkeren, en de onafhankelijkheid, die het zelf bezit, wenscht het eveneens door al de andere volkeren te zien bezitten. De Belgen begrijpen en bewonderen den heldhaftigen weerstand, dien de Mexikanen den overweldiger bieden en zij twijfelen niet, dat dezen er ten slotte zullen in slagen hun vaderland van de vreemde heerschappij te bevrijden. Dat zijn insgelijks, Heer President, de wenschen van ons genootschap “De Nederduitsche Bond” en U mag er van verzekerd zijn, dat de medewerking van eenige bedrogen zonen van dit land in de pogingen van een Habsburger geen reden is, en er nooit een zal zijn, dat de vrije Belgen hun sympathie zouden laten varen voor de billijke en wettige zaak, waarvan U de waardige vertegenwoordiger is. Niettegenstaande al de pogingen, die onze verfranschte regeering moge inspannen, zal zij nooit verkrijgen, dat dit volk zich gunstig toone voor de zaak van een vreemden overweldiger. Indien de Belgische natie met droefheid de tijdingen aangaande Tacambaro ontving, voelde zij eveneens de grootste verontwaardiging en gramschap, niet jegens de Mexikaansche soldaten, die vechten voor hun onafhankelijkheid, maar voor de echte schuldigen, die het vertrek van onze bedrogen landgenooten bewerkten. Moge de algemeene verontwaardiging en, als wij het hopen, ook spoedig gerechtigheid op hen neervallen! De betuiging, die dit volksgezind genootschap LI, namens duizenden vrije Belgen, laat geworden, zal U bewijzen, dat dit volk volstrekt geen aandeel heeft in de voorkeur, aan den dag gelegd door zijn regeering, ten gunste van de zaak van een vreemden overweldiger. De Belgen zullen steeds de voetstappen drukken van hun voorgangers. Zooals dezen, beminnen zij tot in het diepste van hun wezen | |
[pagina 399]
| |
hun onafhankelijkheid en vervloeken zij alle vreemde verdrukking. Antwerpen, den 14en Juli 1865. Namens het genootschap “De Nederduitsche Bond”, De Voorzitter, (get.) E. COREMANS. De Schrijvers, (get.) W. HAGENAER, J. LECLERC. De vertaling is trouw. (get.) JOS. KESSELS, gezworen tolk.’ | |
IIGa naar voetnoot(1)‘MEXIKAANSCHE REPUBLIEK. Ministerie van Buitenlandsche Zaken en “Gobernacion”.
Paso del Norte, den 23en September 1865.
Den heer E. Coremans, Voorzitter van den Nederduitschen Bond, Antwerpen.
Mijnheer,
De C. (Ciudadano) President van de Republiek heeft uw brief van 14en Juli ll. ontvangen, die hem overgemaakt werd door den Mexikaanschen minister te Washington en welken U hem heeft geschreven namens den Nederduitschen Bond, waarvan U de waardige voorzitter is, en volgens een besluit van zijn algemeene vergadering. De C. President heeft in uw schrijven gelezen, dat een belangrijke politieke en volksgezinde maatschappij van België, die verschillende duizenden leden telt, zooals dit het geval is met den Nederduitschen Bond, gevoeld en erkend heeft, dat het billijk was, namens de vrije Belgen, protest aan te teekenen tegen de handelwijze van hun regeering en de maatregelen, door haar | |
[pagina 400]
| |
genomen in verband met het werven van troepen, die naar Mexiko zijn gekomen om er de onredelijke en vluchtige aanmatigingen van een vreemden overweldiger en van een vreemde dwingelandij te steunen. Het is te recht, dat U het beklaagt, dat eenige bedrogen Belgen hierheen zijn gekomen om hun bloed en dat der Mexikanen te vergieten enkel en alleen ten bate van een vreemdeling of van de vrouw van een vreemdeling. Deze beschouwing is des te bedenkelijker, daar hij, een Habsburger, en zij, eene Orléans, met de versche herinnering aan de vernedering en de berooving van hun families, een minnelijke schikking hebben getroffen om hierheen te komen en er, in het belang van een onbeduidenden titel en wat geld, het slaafsch werktuig te zijn van een andere vreemde mogendheid. De vrije Belgen moeten hun bloed alleen voor België offeren. Zij mogen het niet storten als slaven om de familiebelangen van een meester te bevorderen, en zij mogen het niet verkoopen, gelijk huurlingen, voor wat goud, zonder dat hun vaderland er een verheven belang bij hebbe. U beklaagt het dus, te recht, dat eenige bedrogen Belgen hun bloed zijn komen vergieten ten voordeele van een vreemdeling of van de vrouw van een vreemdeling, die, op hun beurt, de onderdanige slaven zijn van een andere vreemde mogendheid. Voor het persoonlijk belang van een dochter van den koning, die ophield Belg te zijn van het oogenblik, dat zij wenschte de vrouw van een vreemdeling te worden, is de zoo geroemde neutraliteit van België en zijn de wetten, die zijn onderdanen het verbod opleggen in vreemden dienst te treden, versmaad geworden door de Belgische regeering, wanneer zij geloofd heeft ongestraft te kunnen handelen, met de medeplichtigheid van de regeering van een groote natie en ten nadeele van een natie die zwak is. De plichten ten opzichte van Mexiko, jegens welk land de Belgische regeering nooit reden van klagen heeft gehad en vroeger niet eens beweerd heeft er te hebben; de grondbeginselen van het volkenrecht, die ieder volk den plicht oplegt de onafhankelijkheid en de souvereiniteit van de andere te eerbiedigen, en de eeuwige grondstellingen van de zedenleer, die een oorlog, gevoerd | |
[pagina 401]
| |
zonder rechtvaardige oorzaak, veroordeelen, en waarin hij, die hem teweegbrengt, zoowel als zij die handelen als medeplichtigen verantwoordelijk zijn voor allen doodslag, voor alle onteigening en ook voor alle andere moordplegingen en diefstallen, - dit alles is verworpen geworden door de Belgische regeering, wanneer zij gedacht heeft, dat de onheilen van een volk ongestraft geëxploiteerd kunnen worden en wanneer zij geloofd heeft, dat zij er een bijzonder familiebelang bij had voordeel te trekken uit de vrucht van de slechte daad. Maar het strekt ter eere van de vorderingen in de beschaving en van de vrijheid, en in het bijzonder strekt het ter eere van België, dat in dat land zelf het geweten in opstand komt en dat zich de stem van een groot aantal van zijn vrije inwoners verheft om protest aan te teekenen tegen deze onrechtvaardige handelwijze. Te midden van onze onheilen en van den strijd, dien de Mexikaansche Republiek volhoudt, en tot het einde toe zal volhouden, schenkt dat protest voldoening aan haar regeering; en de C. President gelast mij U te verzoeken ter kennis van den Nederduitschen Bond te brengen, dat diens gerechte en waardige gevoelens behoorlijk op prijs stelt. Ontvang, Mijnheer, de verzekering van mijn eerbiedige waardeering.
(get.) S. LERDO DE TEJADA.’
E. VUYLSTEKER. 18en November 1929. |