| |
| |
[pagina t.o. 385]
[p. t.o. 385] | |
Belgrado - De Donau
| |
| |
| |
Yougo-Slavië
Het koninkrijk der Serben, Kroaten en Slovenen.
Nog een land, dat in Vlaanderen weinig is gekend, al biedt het groote toekomstmogelijkheden en heeft het door zijn oppervlakte bijna den rang van mogendheid ingenomen.
Belgische toeristen zijn er nagenoeg onbekend. Wat schrikt hen af? De afstand, de taal? Misschien wel het onbekende, want Yougo-Slavië biedt voor den toerist aantrekkelijkheden als nergens een ander land.
De Belgische nijverheid voert er uiterst weinig in en uit. In 1928 stonden we, wat den invoer betreft, op den 16en rang, na Zwitserland en Nederland. Waarom? Gemis aan durf, aan afzetgebied? Niet in het minst. Wellicht is ook hier een volslagen onbekendheid met land en toestanden de hoofdoorzaak.
Nadat ik in den zomer van 1929 in Yougo-Slavië had gereisd en het genoegen had in gesprek te zijn met Zijne Excellentie den heer A. Delcoigne, den uitstekenden Belgischen diplomatischen vertegenwoordiger te Belgrado en met zijn vriendelijken secretaris den heer Gausse; nadat ik kennis maakte met den heer Dular, den werkzamen Belgischen konsul te Lioubliana (Laybach) en onze konsuls te Split (Spalato) en Dubrovnik (Ragusa), besloot ik mijn kleine poging bij te brengen, om het schoone land der Serben, Kroaten en Slovenen bij de onzen wat beter te doen kennen.
| |
Een brokje geschiedenis op zijn smalst.
Het huidige Yougo-Slavië bestaat uit de vroegere grondgebieden Serbië en Montenegro, waarbij na den wereldoorlog Bosnië
| |
| |
en Herzegowina, Dalmatië, Kroatië, Slovenië en de Banaat, deels Oostenrijksch, deels Hongaarsch bezit, werden gevoegd.
Het vrije Serbië ontstond rond Belgrado in 't begin der vorige eeuw, na een geweldigen opstand onder Karageorg. De meer diplomatische Miloch Obrenovitch vergrootte het primitieve grondgebied in 1833 met de valleien van de Tinok en de Ibar. Nieuwe uitbreiding in 1878, na den eersten Balkanoorlog. Serbië omvatte bijna gansch het stroomgebied van de Morava. 1913 zag een aanzienlijke aanwinst naar het Zuiden. Gansch het bekken van den Vardar werd aangehecht; 1918, eindelijk, bracht de rest.
| |
Ook wat aardrijkskunde.
Het land heeft een gematigd klimaat (tusschen 41o en 47o Noorderbreedte), maar zeer afgeteekende seizoenen (de zeestrook uitgezonderd, die het lekkere klimaat der Riviera kent).
De bevolking is niet zeer dicht: 50 inwoners per Km2. In 't geheel 13 millioen inwoners op 250.000 Km2 oppervlakte.
Voorname steden: Belgrado, 340.000; Zagreb (Agram), 180.000; Soubotitza, 100.000; Skoplié (Uskub), 75.000; Seraiévo, 70.000; Lioubliana, 60.000 inwoners.
Rassen: velerlei; hoofdzakelijk nochtans Serben (5,5 millioen), Kroaten (3,5 millioen) en Slovenen (1 millioen).
Godsdiensten: even bont; doch meest orthodoxen: (5,5 millioen), katholieken (4,5 millioen) en muzelmannen (1.5 millioen).
Talen: Serbo-Kroatisch; veel Fransch in de beschaafde kringen, Duitsch in de vroegere Oostenrijksche gebieden, Turksch in Zuid-Bosnië en Macedonië, wat Italiaansch aan de kust van Dalmatië.
| |
Een diktatuur en waarom?
Sinds 6n Januari is de parlementaire regeeringsvorm geschorst, nadat men gedurende tien jaar had getracht een Regeering, al was het ook maar één jaar, staande te houden en vruchtbaar werk te laten leveren.
| |
| |
Het ging hier ongeveer zooals in Polen, waar de partijen veel talrijker waren dan de kleuren van den regenboog en elkander met Slavische passie bestreden, zonder er zich maar in 't minst om te bekommeren of het land daaronder leed.
In Yougo-Slavië ontaardden die parlementaire worstelpartijen bijna in een rassenstrijd: Kroaten en Serben werden tegen elkander in 't harnas gejaagd. Dweperij nam alle gematigdheid en gezond verstand weg en deze bittere komedie eindigde in Juni 1928 op een bloedig drama: twee Kroatische afgevaardigden werden in de Skoupchina zelf neergeschoten en de zwaar gekwetste leider der Kroatische boerenpartij, de volksgezinde Stepan Raditsch, oud-minister van onderwijs, stierf enkele dagen nadien (7n Augustus) aan de bekomen wonden.
In tien jaar tijds waren er 24 ministeries en 127 verschillende ministers geweest.
Alhoewel we graag over alles klagen, stellen wij het toch in België nog een heel eindje beter.
| |
Voor toeristen.
Voor wie een reis in Yougo-Slavië wil ondernemen, is er naar ieders gading.
Het Moderne Europa vindt men in Kroatië, met de nijverige stad Lioubliana, waar de herinnering aan Napoleon nog zweeft, en het geleerde en bedrijvige Zagreb (Agram), waar het Esplanade-hotel ongetwijfeld een model is van smaak en modern komfort.
En midden al dat moderne spreekt toch het verleden en het poëtische heden uit de ongemeene kleurenpracht der nationale kleedijen, nog in alle dorpen bewaard en gedragen, zoodat een marktdag de bontste en smaakvolste tintenwemeling verschaft die men in Oostersche landen droomen kan.
De natuur bezorgt eveneens aan den reiziger enkele indrukken die hij bij de ‘unica’ aanteekenen zal: zoo de watervallen van Plivitsa, waar het blauw-groene water van zeventien achtereenvolgende natuurlijke terrassen, midden het heerlijkste kader, naar beneden schuimt, spat, gulpt of bruist.
De Riviera vindt men terug aan de Adriatische zee. Een ideaal
| |
| |
klimaat, kleine, maar zeer gezellige badsteden, waaronder vooral Split, Dubrovnik, Sibenik en Kotor uitmunten. Zeer degelijke hotels, vooral te Split en te Dubrovnik en gelegenheid te over voor de meest verrassende uitstapjes. Een gansche geschiedenis leeft hier op: het tijdperk van de laatste groote Romeinsche keizers, die het bedorven, onrustige en gevaarlijke Rome ontvluchtten om aan deze droomerige kust hunne villa's te komen oprichten. Te Split (Spalato) bewondert men het paleis van Diokletianus, den grooten christenvervolger (martelaarschap van den H. Sebastianus enz.), die hier van na zijn aftreden (305) tot aan zijn dood (313) woonde. Vele deelen zijn nog uitstekend bewaard en in de ruimte van dat ééne keizerspaleis wonen nu meer dan drie duizend menschen, wordt de bedrijvigste handel gedrevfen en zijn de modernste gasthoven genesteld, zoodat de bezoeker heel netjes overnachten kan (hotel Slavia) in kamers langs wier buitenmuren nog de Romeinsche paarlenbanden of architraafversieringen zichtbaar zijn.
Dubrovnik (Ragusa) is eveneens een ideale verblijfplaats, waar de geschiedenis der bouwkunst door de eeuwen heen alle achtereenvolgende invloeden op de meest typische en smaakvolle wijze aantoont.
| |
Te Belgrado.
Maar wie wenscht in een land de hoofdstad niet te bezoeken?
Belgrado is nog maar zoo pas met name de hoofdstad van een groot land geworden. In feite moet het zich nog aanpassen aan zijn nieuwe rol. Er wordt dus gebouwd en afgebroken, geplaveid en doorgetrokken; de helft van de stad (die zeer uitgestrekt is) gelijkt aan een reusachtige aannemerswerf in volle bedrijvigheid.
Doch naast die nieuwstad, zoo prachtig gelegen aan de samenvloeiing van de waterrijke Save en Donau, liggen nog de smalle, kronkelige, snel dalende of steil opklimmende straatjes van het oude Belgrado, dat nu nog, na een eeuw onafhankelijkheid, den stempel van de Turksche overheersching draagt in de bouwvallige krotten, de hobbelige straten, de sombere bordeeltjes aan den havenkant, waar de klagende muziek tot laat in den nacht weerklinkt, terwijl de laatste dronken bezoekers op den kleurig zijden
| |
| |
schoot der breedgebroekte en afzichtelijk geschminkte deernen in slaap gevallen zijn.
Het eigenaardigste in Belgrado, dat van oudsher de poort van het Oosten is geweest en het kruispunt van alle wegen tusschen Kristendom en Islam, is dat heel natuurlijke samenkomen van alle rassen en beschavingen.
In de groote en breede straat Mihajlova, die van het prachtige in terrassen opgaande stadspark Kalé-megdan naar het koninklijk paleis voert, leven op het middaguur al de Oostersche vrouwenvariëteiten die men droomen kan. Het is in een zomermaand, in de karige schaduw der hooge witte bankgebouwen, een bedwelmende dooreenwriemeling van slanke, rilte vormen met warme huid, gebronsd gelaat, zwarte haren met staalglans, amandeloogen, verbreed en verdiept door kohl, golvende passiebewegingen in zijden kleedjes, die om de vormen sluiten en streelen op afstand.
Daar trippelen de Serbische meisjes, lang en zenuwachtig, met Slavische diep-zwarte droomoogen; de Kroaten met Weensche elegantie en perverse blikken; de gebruinde Montenegrijnsche, schoon als Grieksche beelden en met armen als gewarmd fluweel; Turksche, buigzaam en katachtig, met belovende schrikoogen en glijdenden stap; hoovaardige Roemeensche, kunstig geschminkt en tot krakens toe gespannen in zwarte of kleurige zijde; romantische Jodinnen van Russische afkomst, blond en uiterlijk kalm, maar met wulpsche lippen als een lokkende vrucht; Jodinnen van Spaansche afkomst, met krulhaar en trillende neusvleugels, tanden als parelen en zangerige stem; Albaneesche, lokkend en afwijzend meteen, doch met nauwelijks onderdrukte passievlammen in de gloeioogen; elegante en onverschillige Sloveensche, met fijnroode lipjes die eeuwig vochtig schijnen; besliste en hooggekleurde Bosniaken, met ronde, volle vormen en gespierde beenen, - al de variëteiten, in een woord, van een geslacht, dat in het Oosten slaaf en heerscher was... en nog is.
| |
Te Sarajewo.
Wenscht ge een echt Oosterschen indruk mede te nemen, beter dan ge ergens nog in Turkije hebben kunt, reist dan door Bosnië, waar het Islamisme nog aan alle minarets blijft hangen, en ver- | |
| |
blijft eenige dagen in Sarajewo, de gekleurde hoofdstad met de rumoerige bazars en de kronkelsteegjes, opklimmend van het Europeesch middenkwartier naar de ringheuvels. Daar leven 20.000 muzelmannen heelemaal nog volgens aloud gebruik (eerst sedert enkele maanden verbiedt een koninklijk besluit de veelwijverij); daar zitten de kooplieden neergehurkt bij hunne echt Oostersche koopwaren: de Bosniaksche tapijten met sierlijke teekeningen, het gedreven koperen vaatwerk, bestikte en kunstig bewerkte lederwaren.
Juist gelijk in 't diepste van Afganistan zijn winkel en werkhuis slechts één, loopen de vrouwen gesluierd, maar zien u aan met zwart-peilende booroogen, terwijl gansch het lichaam slingert in de breede, malsche plooien der ruime rok-broeken. Honderd minarets punten naar omhoog en tusschen 't marktgesnater en 't getingel der tramwaybellen in, hoort ge op 't heilig uur den smeekroep van de muezzins, die ten gebede uitnoodigen.
| |
In Oud-Serbie.
Maar den blijvendsten, den diepsten indruk krijgt ge in oud-Serbië, de streek van Skoplië (Uskub), het land waar geschiedenis en legende nog uit alle puinen spreekt. Geschiedenis die ten andere met de legende één is geworden en die gezongen wordt in de klagende en zoo diep aangrijpende ‘pesmas’. Deze klaagliederen, met welluidende sterke stem gezongen, hebben in zich iets dat overweldigt, dat onuitsprekelijk diep en zacht ontroert. 't Is als de klacht van den met bloed gedrenkten bodem, van de verwoeste dorpen, van de verlaten velden die uit ongekende diepten tot u opstijgt en u meevoert naar de tijden van verwoesting, naar de eeuwen van glorie en ellende.
Want deze ‘pesmas’ zijn de juichkreet soms, maar veel meer het bittere smartgeschrei van den boer der XIVe eeuw, bezwijkend in den reuzenstrijd tegen de Turken. Het is zijn hoop en zijn geween die in langgerekte tonen opstijgen uit de vallei en aan de heuvelhellingen trillend, bevend blijven hangen. Het is de overlevering die uitgegalmd wordt tusschen de puinen zelf, waarrond de legende waart.
| |
| |
We mogen zeggen dat Griekenland zijn onafhankelijkheid heeft geput uit den onverwoestbaren roem zijner Ve eeuw. Serbië, te midden van alle beproevingen, heeft voortgeleefd, met taaie hoop op beter tijden, in de ‘pesmas’ zijner kinderen.
Die gezangen-verhalen, - begeleid op de gouzla met twee snaren - vindt men in geen ander land terug, en de diepe ontroering die ze brengen - al begrijpt men ook de woorden niet - evenmin.
Iemand zei me - en ik begreep het later - dat wie nooit de ‘pesmas’ heeft gehoord, geen volledig begrip kan hebben van de onpeilbare melancholie die in een zang bevat kan liggen, noch van de onovertrefbare schoonheid die door den zang verwekt kan worden.
Uren zou men er naar luisteren en nooit komt verveling, al hebben sommige liederen twintig en dertig strofen.
Als men u de vertaling geeft, hoort men echte heldenballaden, alle geweven rond de feiten waarin de Serbische vrijheid, met de nederlaag van Kosovo voor eeuwen verloren ging. Men hoort den roem verkonden van Kralievitch Marko, soort van nationalen held, reusachtigen drinkebroer en onversaagden paladijn, vassaal van den sultan en zijn schrik tevens. De bevolking, in haar kinderlijke bewondering voor de legendarische heldendaden van den titansterken roofridder, vergeet dat hij verrader was van zijn land en in dienst van diens aartsvijand, sultan Mourad. - Een ander figuur is dat van Miloch Obilitsch, die den sultan doodde... en 't baart geen verwondering dat men in hetzelfde lied den naam hoort klinken van Gavrilo Princip, die te Serajevo Aartshertog Franz-Ferdinand doodde. Want het toeval bracht mede - en dat is genoeg voor den volksgeest om legendarischen held en nationalistischen moordenaar in één vers te bezingen - dat beide feiten, de dood van Mourad en de moord op Franz-Ferdinand, op 28 Juni gebeurden, al liggen ook zes eeuwen tusschen beide jaartallen.
In de streek van Uskub, in die zoo schilderachtige Vardarvallei, bezoekt ge de oude burchten, genesteld boven op de rotstoppen: zoo de Markotoren, waar de held, toen het uur van den dood gekomen was, zich op zijn mantel nederlei en stierf. Daar ziet men de oude orthodoxe kerkjes, met eigenaardig en smaakvol steen- | |
| |
verband en mirakuleuze madonabeelden, waaruit de invloed der Byzantijnsche kunst luide spreekt.
Te Demir-Kapou rijzen de sombere, zware ‘ijzeren poorten’ de hooge bergruggen, waartusschen de Vardar zich een smallen doortocht baant. Vele kloosters, tegen de bergruggen aangeklampt, bewaren herinneringen uit alle tijden.
Prilep, de witte stad, ligt in het hart van oud-Serbië, half weg tusschen Skoplié en Bitolia (Monastir). Hier meer nog dan elders leeft de legende van Marko, die, gelijk Frederik Barbarossa, niet dood zou zijn, maar slaapt in een berggrot, waar zijn paard Charats graast. Eens staat de reus weer op, om de wereld door zijn heldendaden te verbazen.
M. DE PRAETERE.
| |
[pagina t.o. 393]
[p. t.o. 393] | |
Belgrado - Een straat in het centrum der stad
|
|