teren wordt ons daarin nader beschreven. Daarin lezen we, dat Edmond de Geest, die met tooneelwerk debuteerde, bevriend was met Eekhoud, Hiel en Nestor de Tière, en met dit groote drietal in briefwisseling was. Hij schreef een roman: ‘Dwars door 't Leven’, gedichten: ‘Fabelen en Gedichten’, ‘Ken U zelf’, ‘Oorspronkelijke en nagevolgde Fabelen van alle standen’ - eerst na zijn dood uitgegeven - en dan de bewerking van La Fontaine's ‘Fabelen’? Men zou den schrijver onrecht aandoen indien men zijn fabels beschouwde als gewone vertalingen. Het zijn na-dichtingen, waarin E.d.G. dezelfde stof, welke de Fransche fabulist bezielde, heeft bewerkt. Men vindt in deze ‘nadichtingen’ geenszins den fijnen, beweeglijken, fantastischen geest van Jean de la Fontaine terug. Die is met den rhythmus van het Fransche vers verzwonden. Edmond de Geest heeft de fabelen zwaarder, gewichtiger gemaakt in zijn berijming. Het pittige is verdwenen. Wilt ge overtuigd zijn, zoo vergelijk dan ‘La laitière et le pot au lait’ met de veel stroevere en meer plechtige Vlaamsche versie, door Edmond de Geest gedicht onder den titel ‘De Melkvrouw en haar kan.’ Een vers als
‘Adieu veau, vache, cochon, couvée...’
wordt
‘Pardaf... daar liggen kan en kalf en koe en zwijn en kippen...’
Elk der Fransche versregels wordt op dergelijke wijze beballast. Het zou moeilijk anders kunnen, meenen wij... Met dat al moet toch erkend worden, dat de Geest groote verdiensten bezat. Hij beheerscht zijn taal, weet ze te buigen naar den eisch van het vers, treft heel dikwijls het beeldende woord, dat bij de la Fontaine een zoo gewichtige rol speelt.
Zijn werk - was het niet een wanhopige poging de la Fontaine's schier onvatbare geestigheid in Vlaamsche verzen te willen vastleggen? - bezit bij nadere overweging verdiensten genoeg opdat we er de aandacht zouden op vestigen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat over twee eeuwen, de een of andere doctorandus in de letteren er een geleerde dissertatie aan wijdt, zooals aan de werken van de vergeten dichters uit onze verwaarloosde zeventiende eeuw...
Wie weten wil hoe het er toeging in de volksschool van vóór den oorlog, vindt inlichtingen in het boek ‘Volksopvoeding’ (Uitgave Excelsior te Brugge) door Pol Roza. Deze geeft een reeks documenten in verhaalverband. Het werd een boek in den aard van ‘Schoolmeester’ van Alfons Sevens, maar toch minder doorwrocht. De stof, waarmee een boeiende roman gebouwd worden kon, is er. De schrijver geeft bewijzen van vaardigheid. Maar hij heeft niet geschift, niet gestyliseerd en de roman is niet ontstaan. Waarschijnlijk was dat ook zijn doel niet.