G. Brugmans: Onder de Loupe van het Buitenland. Met illustraties naar oude prenten. (Baarn, Hollandia-Drukkerij), 1929; 292 Blz.
Naar het woord van Prof. Blok, dat niets voor de volkeren zoo leerzaam is als het kennisnemen van wat anderen over hen zeggen en denken, geeft de schrijver hier een overzicht van hetgeen de buitenlanders der verschillende tijden in en over Noord-Nederland hebben opgemerkt.
Over het Hollandsch karakter leeren we het oordeel kennen van kardinaal d'Aragona, Ray, Temple; Becker; de Viau, de la Boullaye le Gouz, Voltaire, Montesquieu, Descartes, Diderot (de Hollandsche taal is het Vlaamsch!); verder van Goethe, Schiller, Herder, Beckmann, Johanna Schopenhauer, Lenau, Amdt; Meldrum, Boulger; Asselin, de Chateaub riant; Koch Wawra, Keyserling.
Het Hollandsch landschap, de Hollandsche steden en de Hollandsche kunst vonden beschrijvers in den hertog van Rohan, Evelyn, de Monconys, Howell, Luca, Ebert, Regnard, Haller, Fermer, Diderot, J. Schopenhauer, Lenau, Esquiros, Verlaine, Meldrum, Boulger, Asselin, de Chateaubriant, L. Daudet, Keyserling, Freiligrath, Dulberg, Hagen.
Over de Hollandsche vrouw lieten zich uit: d'Aragona, Moryson, Regnard, Reresby, Luca, Ebert, Temple, Haller, Diderot, Lenau, Esquires, J. Schopenhauer, Meldrum, Dulberg, Asselin, Koch Wawra, de Chateaubriant, Keyserling.
Welken indruk de Republiek der Vereenigde Nederlanden gedurende het gouden tijdvak en daarna op haar naburen maakte, leeren we uit de dagboeken van Bentivoglio, lady Montague, Evelyn, Gentleman, Burre, Buzenval, Descartes, Luca, Muller, Schweitzer, Temple, Voltaire, Haller, Becker, Fermer, Meldrum, Dulberg.
Wij meenen, dat de heer Brugmans Victor Hugo niet mocht vergeten, hij, die in Nederland gereisd, gedicht heeft, gevierd, herdacht, gespeeld en vertaald werd. Zijn verzen over het ‘waterland’ werden opgenomen in ‘La demière Gerbe’. Daaruit spreken eerbied voor het krachtige volk, dat op zijn vochtigen bodem een schuilplaats heeft opgericht voor de vrije gedachte en met zijn geuzenarm vorsten heeft vernederd:
‘On referait l'Yssel, l'Amstel, les sept Provinces,
Pourvu que, sous un ciel de pluie, on accouplat
L'herbe au jonc et l'eau morte avec le pays plat;
Mais ce qu'on ne saurait refaire, c'est la flamme
Qui, dans ce petit peuple, a mis une grande âme.’
Hugo's waardeerende woorden behoefden voorwaar hun plaats in dit belangrijke ‘Onder de Loupe’, eerder dan sommige bespottelijke onrechtvaardige uitlatingen van auteurs, die den schrijver van ‘Les Misérables’ niet waard zijn, en die wij met pijnlijk gemoed lazen.
Jozef PEETERS.