De Vlaamsche Gids. Jaargang 18
(1929-1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
Frans Rens herdachtHet jubeljaar zal wis en zeker aanleiding geven tot het schrijven van menig ‘Overzicht’ of ‘Terugblik.’ De Vlaamsche Beweging en de Vlaamsche Letterkunde zullen ongetwijfeld een rijk thema leveren. Wat wij hier beoogen, is een Vlaming te herdenken die een der allereersten in de bres stond, die heel zijn edel leven gewijd heeft aan den Vlaamschen taalstrijd. Wie onder de jongeren kent nog Frans Rens? En nochtans ware het een grove onrechtvaardigheid zijn naam te verzwijgen bij het bespreken onzer letterkunde: te veel diensten heeft hij bewezen, te lang en te onbaatzuchtig heeft hij zijn volk gediend. Hij werd geboren te Geeraardsbergen, den 2den Februari 1805. Meer dan lager onderwijs genoot hij niet. Van 1823 tot 1843 was hij beambte bij het financiewezen, daarna rijks-controleur over goud- en zilverwaren, alsook kantonnaal opziener van de lagere scholen van het district Eekloo. In 1827 werd hij bekroond in een kampstrijd te Deinze, samen met Ledeganck. Een innige vriendschap en een geregelde briefwisseling ontstond tusschen de beide dichters. Wij lezen in een schrijven van 29 Juli 1827 aan Rens: ‘Zoo stemmen dan onze gevoelens zoo wel overeen! Zoo zijn dan onze betrekkingen zoo nauw aan elkander verbonden! Zoo heb ik dan dien vriend ontmoet welken ik zoo lang vruchteloos zocht! Dit alles kon ik reeds uit ons beider naar den eereprijs gedongen hebbende dichtstukken, uit een al te kort gesprek met lied opmaken, en hiervan heb ik thans in Ued. brief de verzekering gevondenGa naar voetnoot1).’ | |
[pagina 194]
| |
In 1828 werd hij bekroond te Eekloo, samen met P. Van Duyse en in 1835 te Brugge. Dat waren de eerste stappen van F. Rens op het gebied der letterkunde. Laat het ons ronduit verklaren: hier kon niet van talent spraak zijn, 's Mans onbetwistbaar groote verdiensten zijn niet zoo zeer te zoeken op letterkundig gebied. Den rederijkerstoon heeft Rens slechts na jaren kunnen afleggen. Hij heeft het later gebracht tot het schrijven van een goed vers, beminnelijk en eenvoudig zooals hij zelf. Mag zijn naam niet verdwijnen uit de geschiedenis onzer letterkunde, het weglaten zijner gedichten in een of andere bloemlezing zal echter nooit een leemte veroorzaken. F. De Vos leidde zijn eerste stappen. Het is samen met laatstgenoemde dat Rens zijn levenswerk zal aanvatten: het uitgeven van het Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje. Het verscheen voor de eerste maal in 1834. Van 1835 af tot aan zijn dood was Rens de eenige uitgever van dit jaarboekje, waaraan al wat naam had in de Vlaamsche letterkunde, medewerkte. Het heeft een voornaam aandeel gehad in het ontluiken van de Vlaamsche romantiek. Ledeganck levert enkele dichtstukken, die nog heelemaal onder den invloed van V. Hugo staan (‘De Vlinder’ draagt als motto een paar verzen van ‘Les Feuilles d'Automne.’ ‘Aan een Meisje’ is een vertaling van V. Hugo). We vinden er de medewerkers van de Nederduitsche Letteroefeningen (1834-35) in terug. Een der voornaamste was P. Van Duyse. Rens werkte ook mede aan het in 1837 verschenen Belgisch Museum voor de Nederduitsche Taal- en Letterkunde, uitgegeven door J.F. Willems. In 1836 stichtten de meest vooraanstaande Vlamingen de maatschappij ‘De Taal is gansch het Volk’. Rens werd tot voorzitter benoemd en ieder jaar regelmatig herkozen. De maatschappij gaf een tijdschrift uit: ‘Bijdragen der Gazette van Gend voor letteren, kunsten en wetenschappen,’ waarvan de onvermoeibare Rens alweer een van de voornaamste medewerkers was. In 1839 verscheen zijn bundel ‘Gedichten,’ waarin de in tijd- | |
[pagina 195]
| |
schriften en jaarboekjes verspreide gedichten opgenomen werden. In 1846 ontstond het ‘Vlaamsch Gezelschap,’ waarvan Rens alweer de voornaamste spil was. Belangrijker was het oprichten van het veertiendaagsch tijdschrift ‘De Eendracht’ met Rens als hoofdopsteller. Men heeft het niet ten onrechte genoemd den ‘Moniteur’ van de Vlaamsche Beweging. Tot aan zijn dood - volle 29 jaar - wijdde Rens al zijn zorgen aan dit uitstekend strijdblad. Het is een ware mijn van inlichtingen over de Vlaamsche Beweging. Alles werd er regelmatig in aangekondigd: het minste feit dat verband hield met de Vlaamsche Beweging vond er weerklank in. In 1855 wordt Rens tot ridder van de Leopoldsorde benoemd. Hetzelfde jaar gaf hij uit ‘Bladeren uit den Vreemde’. Deze bundel is misschien het beste wat Rens op poëtisch gebied geleverd heeft. Het zijn goede vertalingen van Duitsche, Engelsche, Fransche, Spaansche en Noorsche gedichten. Van grooter belang dan zijn letterkundig werk, is het werkzaam aandeel dat hij nam in den Vlaamschen strijd. Hij was niet alleen voorzitter van De Taal is gansch het Volk, van het algemeen bestuur van het Avillemsfonds, maar ook lid van tallooze maatschappijen. In 1856 werd hij lid benoemd van de Commissie van de Taalgrieven, in 1864 van de Taalcommissie die het spellingsvraagstuk regelen moest. Hij trad krachtdadig op voor het eenmaken der spelling. Het gezag van ‘Vader Rens’ in de Vlaamsche Beweging, en voornamelijk in de Gentsche groep, was algemeen erkend. Een typisch portret van onzen dichter vinden we in de ‘Gedenkbladen’ van den verdienstelijken Vlaming W. RogghéGa naar voetnoot(2). Hoeveel jonge schrijvers heeft hij aangemoedigd en geholpen! Dit zal wel de oorzaak zijn dat hij reeds vroeg ‘Vader’ Rens genoemd werd; misschien ook om zijn bezadigd en vriendelijk karakter. Frans Rens had noch de geleerdheid, noch het groot talent van J.F. Willems, maar toch was hij na diens dood een der erkende leiders van het Vlaamsche streven te Gent. Werkzaam voorzitter of ijverig lid van talrijke maatschappijen, | |
[pagina 196]
| |
commissies en jury's, medewerker aan talrijke tijdschriften, uitgever van het Nederlandsch Letterkundig Jaarboekje, hoofdopsteller van De Eendracht, heeft Rens nooit rust gekend. Zijn schoon en edel leven eindigde den 21sten December 1874. Drie redevoeringen werden op het graf uitgesproken: de eerste door prof. Heremans, in naam van de maatschappij De Taal is gansch het Volk, de tweede, door den sekretaris van het Willemsfonds, de derde door den heer Cosijn, in naam van den Zetternamkring. Ziehier een passus uit de rede van prof. Heremans: ‘Rens onderscheidde zich door zijn rechtschapenheid en kieschheid. Hij was vriend van den vooruitgang, maar verdraagzaam jegens andersdenkenden. Hij was de gids der jonge letterkundigen, die hem om zijnen goeden smaak en vasten critischen geest dikwijls te rade gingen. Hij was de gedienstigheid zelve. Het is niet alleenlijk in den volsten zin des woords waar, dat hij geen vijanden kende, maar wij allen hingen “Vader Rens” met kinderlijke liefde aanGa naar voetnoot(3).’ Karel Bogaerd en Maria Doolaeghe wijdden een gedicht aan den afgestorven vriendGa naar voetnoot(4). Zijn vurige - helaas! niet vervulde - wensch was geweest begraven te worden op den St. Amandsheuvel nevens Willems, Ledeganck en Van Duyse. De Zweep en De Eendracht ijverden voor het oprichten van een gedenkteeken en voor het uitgeven van zijn verspreide gedichten. In De Eendracht van 27 Juni 1875 lezen wij: ‘...wij vernemen dat de heer Lodewijk De Vriese zich bezighoudt de verspreide dichtstukken van wijlen Vader Rens te verzamelen in eenen bundel die binnen weinige weken het licht zal zien.’ Zijn volledige poëtische werken moesten verschijnen onder den titel: Al de gedichten van Frans Rens, verzameld door Lodewijk de Vriese, met portret van den dichter en eene inleiding van Emm. HielGa naar voetnoot(5). Deze uitgave is nooit verschenen. | |
[pagina 197]
| |
Binnen kort is het 125 jaar geleden dat Rens geboren werd. Als een piëteitvolle herdenking werden bovenstaande regelen bedoeld. In komende dagen van blijde verwezenlijking, behoorde ook een hulde gebracht te worden aan de edele pioniers die sluimeren op den St. Amandsheuvel en elders in Vlaanderen...
Dr. MARCEL DE SADELEIRE. Nijvel, November 1929. |
|