| |
| |
| |
Boekbeschouwing
Mevr. Wirix-van Mansvelt. - Dante's Veelzijdigheid, (den Haag, N.V.W.P. van Stockum en Zoon, 1929); 89 blz., met een schematisch overzicht en een alphabetisch register.
Uit de Divina Commedia, met voetnota's die naar de bedoelde plaatsen verwijzen, stipt schrijfster in een bondig overzicht aan wat Dante over aarde, water, lucht, vuur, delfstoffen, planten, bloemen, vruchten, allerlei dieren, ziekten en zoo veel meer, ook over spel en sport, stedeliike cultuur, politiek, wetenschappen, kunsten en occultisme aanhaalt. Gij gaaft, spreekt ze hem toe,
Gij gaaft de volheid weer van 's werelds leven
In scherpe lijnen en in kleurenpracht...
Wat tijdens u en vóór u is geweest,
't Is alles saâmgevat in uwe werken:
Verrijkt wordt hij die U met aandacht leest.
| |
Kalender 1930, uitgegeven voor de vereeniging ‘De Baanbreker’ door ‘Servire’, den Haag. (Formaat 31½×24½).
Geeft elke week een houtsnede of een reproductie (Masereel, Kathe, Kollwitz, Otto Dix, van Gogh, Modersohn-Becker e.a.), soms een architecturale plaat, en telkens een tekst, hetzij aan kunstenaars gewijd, hetzij met socialistische of anti-militaristische strekking, hetzij met enkele bijzonderheden over Sovjet-Rusland, soms vertaald, vaak treffend gestijld.
Om de strekking was het o.i. hoofdzakelijk te doem.
| |
K. ten Bruggencate. - Engelsch Woordenhoek, I: Engelsch-Nederlandsch; 11e verbeterde en vermeerderde uitgave door A. BROERS (Groningen, J.B. Wolters); 841 blz. op 2 kolommen; gebonden f 3.75.
We bespraken hier vroeger waardeerend de 10e uitgave van dit woordenboek. Dat na drie jaar een nieuwe druk noodig was, is op zich zelf een mooie aanbeveling. De inhoud werd eenigszins uitgebreid; vooral werden meer Amerikaansche termen en uitdrukkingen opgenomen. Het gebruik van het phonetisch schrift van de internationale ‘Association phonétique’ moest om technische redenen tot een volgenden druk uitgesteld worden.
Voor een duidelijke letter en een stevigen band werd gezorgd.
| |
| |
| |
K.R. Gallas. - Fransch Schoolwoordenboek (voor gymnasia, hoogere burgerscholen, handelscholen, kweekscholen en mulo-scholen); 3e druk: Fransch-Nederlandsch en Nederlandsch-Fransch, samen 1068 blz. op 2 kolommen; (Groningen, J.B. Wolters); gebonden f 5.90.
Typographisch duidelijk en keurig. Elk te vertalen woord op een nieuwen regel. De verschillendebeteekenissen met 1, 2, 3... uit elkaar gehouden. Geeft voor 't Nederlandsch geen meervoudsvormen op; voor 't Fransch alleen het meervoud van samengestelde naamwoorden, van oeil, van bal, cal..., maar niet van caillou, chou,... (wèl van bijou). Geeft voor 't Nederlandsch geen vervoeging aan; voor 't Fransch een zeer verzorgde lijst met de vervoeging (in veel tijden en soms in al de personen) van onregelmatige werkwoorden en vingerwijzingen voor de vervoeging van acheter en dgl., atteler en cacheter en dgl., maar niet van abréger en dgl., céder en dgl., appuyer, payer en dgl., manger en dgl., avancer en dgl., ook niet een model van regelmatige vervoegingen: die moet men dan, bij aarzeling, in een spraakleer gaan opzoeken.
In 't Nederlandsch-Fransch gedeelte staat het geslacht naast het Nederlandsch en naast liet Fransche woord; in 't ander gedeelte natuurlijk naast het Fransche, maar lang niet overal naast de vertaling.
Een zeer eenvoudig voorbeeld: Film m.: Film. Wil ik 't geslacht van Ned. film kennen, dan moet ik naar het 2e deel. Daar vind ik m.. Koenen geeft v. en o. O die geslachten! En dan de niet altijd te vermijden drukfouten! Keelklank is natuurlijk m. en zóó staat het in het 2e deel. Maar in 't 1e, naast gutturale, staat keelklank v.
Ik zoek naar de vertaling van lisch. Ik vind: Lisch v. (de woordenlijst zegt o.) Iris m., glaïeul m.
Bij Glaïeul verwacht ge nu ook lisch. Er staat: Zwaardlelie v., gladiolus d.
Bij Glaîeul verwacht ge nu ook lisch. Er staat: Zwaardlelie v., gladiolus m.
Wat we niet onvermeld mogen laten is het groot aantal uitdrukkingen die vertaald worden. Eén enkel voorbeeld uit den hoop, dik: een dik gezicht hebben; zich dik maken; zich erg dik maken; dikke nacht; dikke duisternis; dikke vrienden; ben je wel dik gekleed?; hij zit er dik in;... 't dik van de koffie;... met iem. door dik en dun gaan.
A.
| |
De Kroniek van Godevaert van Haecht over de Troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders. Ingeleid en toegelicht door Rob. van Roosbroeck, 1e deel (De Sikkel, Antwerpen); 75 fr.
De uitgave van deze Kroniek plaatst voor goed den heer Robert van Roosbroeck, leeraar aan de Antwerpsche Normaalscholen, in de gelederen van de schitterende schaar van eersterangshistorici als Prof. Sabbe, Dr. Prims, Prof. Goris, Dr. Denucé, Dr. Van Schevensteen, Dr. Uytterhoeven, Dr. Schamelhout, Pater van Mierlo, de heeren Philippen, Van Laar, Hasse..., waarop de Scheldestad met reden roem draagt. Na de studie van priester Philippen, den voorzitter van het Genootschap voor Antwerpsche Geschiedenis, zendt zijn secretaris deze Kroniek de wetenschappelijke wereld in als nummer twee in de reeks uitgaven van zijn zeer werkzame vereeniging, er alzoo ruim toe bijdragend, den verwarden tijd van 1565 tot en met 1567 (in dit eerste deel) in een klaar licht te stellen.
Rob. van Roosbroeck, doctorandus in geschiedkundige wetenschap, wijst op de objectiviteit en de volledigheid van het door hem bestudeerde handschrift, waarvan de waarde zeer hoog moet aangeslagen. Vlaanderen, en Antwerpen in
| |
| |
het bijzonder, mag zich werkelijk gelukkig achten een historieschrijver van het gehalte van Godevaert van Haecht te kunnen aanwijzen, wiens kritische geest een zeldzaamheid voor die beroerde periode hoeft genoemd en wiens verdraagzaamheid onze bewondering opwekt. Uit hem spreekt de ziel van ons volk en haar uitingen komen niet overeen met die van een regeeringsscribent. Zoo leeren wij beseffen in hoeverre de groote opstand een nationale beweging was; in welke mate Lutheranen en Calvinisten verschillend reageerden op de gebeurtenissen en hoe voornaam de rol van Antwerpen blijkt geweest te zijn op kerkelijk en op politiek terrein in die dagen.
De heer van Roosbroeck slaagde volkomen in zijn moeilijke taak: de kroniek in te kleeden tot een goed bruikbaar stuk historisch materiaal; daarom toonde hij door nauwgezette toelichting de betrouwbaarheid er van aan en schonk zijn lezers zeer nuttige bibliografische gegevens. Wat nu Godevaert van Haecht aangaat, hij werd geboren in 1546; was kunstschilder van beroep, verbleef een tijd te Parijs, en stierf rond 1592. Nog geen 19 jaar oud begon hij zijm geschiedkundigen arbeid, zoodat men gerust van hem kan gewagen als van een rashistoricus. Zijn handschrift berust op het Antwerpsch Stedelijk Archief. Indrukwekkend zijn de bladzijden over de inkwisitie, over de ‘afsmytinghe der beelden’, het uitdeelen van het avondmaal door de Calvinisten binnen Antwerpen, de predicatiën en vergaderingen, den vliegenden duivel, Herman; het ophangen van tientallen geuzen; het wegvluchten van duizenden Antwerpenaren; de komst van Alva...
Vol oprechte belangstelling zal dit boek ontvangen worden. De tragische, maar grootsche XVIe eeuw, het vertrekpunt van het verval van Zuid-Nederland, moet onze aandacht onverdeeld vergen.
| |
Dr. P. Klinkenberg: De Restauratie, 1815-1830. Cultuurgeschiedenis van West-Europa. Met 44 illustraties. (Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam, 1929); 300 blz.; met synchronistisch overzicht.
Dr. Klinkenberg beschrijft de geschiedenis van Engelalnd, Frankrijk en Duitschland, de drie leidende gewesten, tijdens de Restauratie, het tijdperk van Reactie, volgende op de Revolutie-periode. Hij schetst dien tijd in zijn structureelen samenhang van maatschappij, staat en recht; wetenschap, techniek en kunst; godsdienst, ethiek en wijsbegeerte. De leidende figuren, als David Ricardo, Cobbett, Jeremy Bentham, James Mill, Mac Culloch, Malthus, Tierny, Lord Grey, Southey, Robert Owen, Castlereagh, Canning, Richelieu, De Bonald, Joseph de Maistre, Lamennais, Royer-Collard, Benjamin Constant, Le Foy, Saint-Simon, Fourier, Sismonde de Sismondi, J.B. Say, Augustin Thierry, Thiers, Cuvier, Victor Cousin, Karel X, Frederik Willem III, Joseph Görres, De Savigny, Von Haller, Muller, Metternich, Friedrich von Gentz, F.L. Jahn, Stein, F. von Raumer, Hegel, Schelling, W. en J. Grimm, L. von Ranke, Schleiermacher, A. von Humboldt, worden zelf aan het woord gelaten, omdat zij bepaalde groepsovertuigingen vertolken. Dit is ook het geval met de kunstenaars: Byron, Shelley, Thomas Moore, Lamartine, Victor Hugo, Béranger, Rossini, Chamisso, Delacroix, Barbier, Casimir Delavigne, Uhland, Goethe, Binzer, Heine, Von Platen, Von Weber, Schubert, Beethoven, Schinkel, Peter Cornelius, daar zij in hun werk reageeren op het politiek-maatschappelijk leven van hun tijd. In die jaren veranderde de physionomie van Groot-Brittannië door de moderne techniek totaal. De geboorte van het groot-kapitalisme bracht echter onnoemelijke ellende over het volk. Niet minder somber is de geschiedenis van Ierland in die periode. Als in 1830 Joris IV sterft, en Willem IV hem opvolgt, begint een tijd van sociale wetgeving. De Fransche Restauratie beteekende de wederopleving van het legitimiteitsbeginsel in den Staat, en van het absolute gezagsprincipe in de Kerk. De regeering was een plutocratie, met een agrarischen
| |
| |
stempel. In de buitenlandsche politiek was ze ook reactionair; ze voer in het zog der middem-Europeesche reactie (Engeland niet). Machinale groot-industrie ontbrak. In Duitschland heeft Regel met zijn panlogisch absoluut-Idealisme de geesten beheerscht; als officieele Restauratiephiiosoof drukte hij zijn stempel op de Pruisische politiek. Men kan niet, zooals in Engeland en Frankrijk, in het staatkundig leven van Duitschland een scherpe scheidingslijn trekken tusschen de periode voor 30 en daarna. De Duitsche politieke reactie duurt voort tot 1848; de geestelijke klassiek-romantische periode wordt afgesloten in ± 1832; na 30 begint zich het economisch leven te ontwikkelen in modern-kapitalistische richting. Tot dan toe was Duitschland geteisterd door een agrarische crisis.
Dr. Klinkenberg schreef een schitterend werk in wetenschappelijk en letterkundig opzicht.
| |
Maria Huffer: De adellijke Vrouwenabdij van Rijnsburg 1133-1574. (Nijmegen en Utrecht, bij de N.V. Dekker en v.d. Vegt en v. Leeuwen); geïllustreerd; f 6,60.
Dat de talentvolle schrijfster acht jaren aan dit onze eerbiedige aandacht bij het doorbladeren van deze uitgave. Zij vertelt de geschiedenis van de adellijke vrouwenabdij van Rijnsburg bij Leiden, die behoorde tot de orde van den H. Benedictus en opgericht werd in 1133, op zulke meesleepende manier, dat allen, die iets voor geschiedenis voelen, zich er onweerstaanbaar toe zullen aangetrokken gevoelen. In spanning volgen we de avonturen van de abdij, die verwoest werd in de eerste jaren van den Tachtigjarigen Oorlog en we verwonderen er ons niet over, dat zij verder steeds de belangstelling bleef trekken van oudheidkundigen en historici. Al de werken, waarin de abdij werd behandeld, bevatten vele onnauwkeurigheden en vergissingen en zijn verouderd. Van daar de noodwendigheid van deze nieuwe geschiedenis, die ons, naar het woord van de schrijfster, een ruimeren blik gunt in het leven der middeleeuwsche Hollandsche vrouw en ons in staat stelt, een alzijdiger oordeel te vellen over de adellijke kloosterzusters, die de begrippen der middeleeuwen meenamen binnen de kloostermuren, en die beoordeeld dienen te worden als kinderen van hun tijd.
Eerst wordt ons een algemeen overzicht van de beteekenis der abdij op geestelijk en wereldlijk gebied gegeven. Even aantrekkelijk volgt het verhaal van haar stichting; waarna de schrijfster handelt over de ontwikkeling en de kundigheden der eerste nonnen en het bezit der abdij aan boeken en kunstschatten. Treffend teekent zij de toenemende welvaart van Rijnsburg en de daarmee paralleel loopende geleidelijke verslapping der kloostertucht. Met klimmende belangstelling lezen we over de meestal vergeefsche pogingen om de abdij te hervormen. Een modelabdis was Elisabeth van Matenesse (1460-1494). Onder het bestuur van Beatrix van Reimerswaal werden weer pogingen in het werk gesteld om de nonnen van Rijnsburg te hervormen; de beweging ging uit van de Benedictijnercongregatie van Bursfeld. Na het overlijden van Adriana van Eotland (1535) werd voor het eerst in de geschiedenis der abdij een inbreuk op de vrijheid van het convent bij de keuze van een nieuwe abdis gepleegd, door keizer Karel V, die de Thuringsche non, Maria van Toutenburg, tot abdis aanwees. Bij haar dood (1552) vond de keizer nog eenmaal de gelegenheid zijn rechten te doen gelden door de benoeming van Elburg van Langerak. Haar opvolgster (1568) was Stefana van Rossum, bloedverwante van den roofkapitein Maarten van Rossum, in onze geschiedenis al te zeer berucht. In 1574 werd Rijnsburg bijna geheel verwoest. De Hervorming zegevierde.
Mejuffer Hüffer schiep een werk van groote beteekenis, vol intens leven, dat ons de godsdienstige, zedelijke, politieke en maatschappelijke toestanden in Holland gedurende de 12e tot en met de 16e eeuw, getrouw en volmaakt doet beseffen.
JOZEF PEETERS.
|
|