| |
| |
| |
Het Sovjet-Beveiligingssysteem
Ons houdende aan de onomstootbare waarheid, dat iemand, die geen kijk heeft op de geschiedenis, geen onpartijdigen blik op het leven werpen kan, daar het heden op zichzelf niet bestaat, maar verknocht is aan het verleden en de toekomst, willen we heden een inzicht geven in de wijze, waarop het Russische Sovjet-gouvernement zijn internationale positie trachtte te stabiliseeren sinds de verloopen twaalf jaren. Beurtelings zou de Roode Regeering haar doel pogen te bereiken door socialisatie, onderhandelingen, verdragen en politieke overeenkomsten.
De periode van agressief, militant communime strekt zich uit van November 1917, toen de Bolsjewisten het bewind in handen kregen, tot in Februari 1920, wanneer zij voor het eerst een vredesverdrag met een burgerstaat sloten. Vergeefsche pogingen waren te werk gesteld in Finland, Esthonië, Letland en Littauwen (1918-1919) om gewelddadig de communistische gedachten toegang te verstrekken. Het instellen van het dictatorschap van het proletariaat moest bereikt door het inrichten van den burgeroorlog in de kapitalistische staten. De aanbiedingen van wapenstilstand of van vrede vanwege de Bolsjewistische leiders hadden slechts het doen omslaan van internationale in sociale oorlogen beoogd. Veiligheid was voor hen enkel te bereiken door den triomf van de opstandige proletariërs. Door de overwinning van de massa kon alleen rust komen. De gedwongen vrede van Brest-Litowsk werd door de Russische regeering nooit beschouwd als een definitief verdrag. Met Duitschland, riep Trotzky uit, leven wij noch in oorlog, noch in eendracht. De droom van de universeele overheersching door het georganiseerde proletariaat werd echter niet verwezenlijkt; integendeel, twee jaren van harden kamp tegen de contra-revolutionnairen volgden.
De tweede beveiligingsphase zou in het teeken van onderhandelingen staan. Het eerste ernstig vredesverdrag werd dan geslo- | |
| |
ten met Esthonië te Tartu op 2 Februari 1920. Hiermede zette de Russische veroverings- en socialiseeringsdrift stop en kreeg men het bewijs, dat democratie geen Sovjet-monopool was. Hetzelfde jaar kwamen de verdragen met Georgië, Littauwen, Letland, Polen en Finland tot stand; in 1921 met Perzië, Afghanistan, Turkije, een tweede met Polen, en een overeenkomst met Engeland. Zoo gelukte Rusland er in den ijzeren kring te verbreken, die het dreigde te isoleeren. Daar Duitschland, Oostenrijk en Hongarije tijdens de contra-revolutionnaire oorlogen van 19-20 hun neutraliteit geproclameerd hadden, trachtte de Sovjet-regeering deze Staten ook voor de toekomst te doen afzien van het verstrekken van iedere hulp aan haar vijanden. Alleen Oostenrijk ging hierop definitief in, al zou ook de verhouding tot Duitschland Rusland geen verdere onrust hoeven te baren. Van hun kant gaven de Sovjets officieel hun agressief systeem op. Als men de hoogergenoemde verdragen ontleedt, komt men tot het besluit, dat zij naar geest en letter de kenmerken dragen van soortgelijke neutraliteits-overeenkomsten zooals de Haagsche Conventie van 1907 ze inspireerde; verder wordt de nadruk gelegd op de niet-erkenning van opstandige groepen van samenzweerders, 'tzij ze van communistische of contrarevolutionnaire tint waren, bestaande in de contracteerende landen.
Een derde phase van in- en uitwendige politieke consolidatie vangt aan na Maart 1921, nadat de eindvrede van Riga met Polen en het handelsverdrag met Engeland bekrachtigd was. Van toen af trad Rusland om economische gronden voor goed in verbinding met de kapitalistische Staten. De periode van militant communisme, van aanvallende verdediging tegenover de contra-revolutie was voorbij; een nieuw tijdperk ving aan. De aanpassingspogingen duurden tot December 1925, wanneer een bestendiger verzoeningsbasis ten overstaan van de ‘imperialistische’ wereld werd gelegd. Terwijl Rusland om stoffelijk steun naar het Westen blikte, wilde het tevens zijn positie in Azië verstevigen. Hier benuttigde het het vurige nationalisme van ontwakende volkeren als hefboom tegen den druk der kapitalistische Mogendheden. Zoo laaide nieuw politiek leven op in het aan dynamische potenties zwangere Oosten dank zij deze Russische tactiek. Door concessies en gedramatiseerde verzoeken om handelsbetrekkingen (Genua,
| |
| |
Den Haag) trokken de Sovjets voordeel uit de tegenstrijdige belangen van hun tegenstrevers en uit het amorphe Czarenrijk verrees ten slotte een Statencomplex, dat een wel bepaalde politieke en economische lijn ging volgen. Van toen af streefde Stalin uit zelfverdediging naar het evenwicht tusschen kapitalistische en socialistische naties en het Kremlin gebruikte hiertoe de vroegere, zoo dikwijls gelaakte Czaristische diplomatische methoden. Dit kwam o.m. tot uiting tijdens de Conferentie van Genève in 1922: Rusland en de Mogendheden zouden voortaan het wederzijdsche status-quo eerbiedigen. Door het Verdrag van Rapallo sloten Rusland en Duitschland een fundamenteele overeenkomst, waarna het Departement van Buitenlandsche Zaken te Moscou een vergadering beriep van de aangrenzende Staten, ten einde de beperking der bewapeningen te bespreken, benevens de uitbreiding van de veiligheidsschikkingen. De Volkerenbondsideeën sijpelden daar overvloediglijk door. De zuivere winst, spruitende uit de besprekingen te Moscou, lag in het bepalen van de Russische houding tegenover twee grondproblemen aangaande 's lands veiligheid: actie in geval van aanval en oplegging van sancties door den Volkerenbond. De Conferentie mislukte ten slotte, daar in laatste analyse een fundamenteel verschillend standpunt door de tegenover elkaar staande partijen ingenomen werd en de politiek van Litwinov onduidelijk bleek. De Russische delegatie wilde de ontwapening bespreken zonder bijzondere aandacht aan de waarborgen tegen aanval te schenken. Slechts in 1924, wanneer de erkenning de jure van de Sovjet-Unie in de lucht hing, liet Rusland weten, dat het zijn standpunt zou herzien. Van daar zijn houding te Rome op de Vlootconferentie, waar zijn afgevaardigde, admiraal Berens, verklaarde, dat technische overeenkomsten over ontwapening gebonden moesten zijn aan een ‘accord politique préalable.’
In het Geneefsche protokol zag de Unie enkel de wettigverklaring van een algemeen toe te passen schaal van praktijken, die zeer verderfelijk den Sovjet-Staat beïnvloed hadden in de dagen, toen hij voor zijn bestaan streed. Het Protokol, omdat het de isolatie bekrachtigde van een verdrag-schendenden Staat, omdat het toeliet op een outlaw tusschen de naties boycott en blokkade zonder begrenzing toe te passen, was anathema in de oogen van
| |
| |
Moscou. Van uit het Kremlin werd het Protokol aangekondigd als strekkende tot de innerlijke stabilisatie van het kapitalisme in het Westen en beschouwd als een instrument, gesmeed door Engeland om Rusland opnieuw te omsingelen. De Locarno-tractaten bevestigden in Moscou de vrees, door Genève in het leven geroepen. Niet enkel wijl Rusland's instinct van zelfbehoud terugschrikte voor de legitimatie van maatregelen, zooals er tegen de Sovjet-Republiek tijdens den burgeroorlog gebezigd werden, maar omdat het Locarno-systeem een versterking van de kapitalistische machten aanduidde en zoo voor een onbepaalden tijd de begroeting van de wereldomwenteling verschoof, trachtte Moscou schikkingen te ordenen in het kader van positieve verdragen, die Locarno moesten vergoeden. Met het boeken van de eerste uitslagen van deze nieuwe staatkundige orientatie eindigde de periode van onbesliste conferenties en het veiligheidsprobleem trad in zijn vierde phase, deze van de politieke overeenkomsten. Het had zijn beteekenis, dat, onmiddellijk na Locarno, de Sovjetkommissaris voor Buitenland, Tchitcherin, naar Parijs trok en daarna naar Berlijn, om te beproeven de kapitalistische staatkunde schaakmat te zetten. Moscou geloofde, dat de stabilisatie in het Westen het inzicht verborg, het grondgebied en de instellingen van de Unie aan te vallen en dientengevolge moest Rusland's veiligheidsbasis aanzienlijk verbreed worden. Tchitcherin's eerste verlangen was een wezenlijken slagboom te plaatsen tegen de overweldigingsbewegingen van zijn opponenten. Daarom moest een bestendige grondslag gelegd, waarop de betrekkingen met de buitenwereld zouden steunen. Daar Moscou den voornaamsten hoeksteen van het Geneefsche vredesgebouw: de doctrine van sociale solidariteit, omwierp, kon enkel neutraliteit in zijn plaats gesteld, als een principe van verdraagzaamheid in staat om de onverzoenbaar schijnende verschillen tusschen de Sovjet- en de niet-Sovjetwereld te
overbruggen.
In December 1925 sloot Tchitcherin te Parijs het eerste formeel veiligheidstractaat af met de Turksche Republiek. Moscou zocht compensatie voor Locarno; Angora voor Mosoel. Tchitcherin en Rushdi Bey kwamen tot een overeenkomst, waarbij de verschillende artikelen van de vroegere Sovjet-politiek onder een nieuwen vorm opdoken. Het Verdrag was er op berekend de respectieve- | |
| |
lijke onderteekenaars te bevoordeeligen, door hun ondubbelzinnige verzekeringen van vrijwaring te schenken tegen oorlogsbedreiging op hun gemeenzame grenzen. Dit tractaat was het eerste, dat de neutraliteitsclausule vastlegde. De beteekenis hiervan kan enkel beschouwd in haar volledigheid, wanneer het verband tusschen het Verdrag van Parijs en de Zeeëngten-Conventie nagegaan wordt. Daar deze de Turksche kontrool over de Straten regelt, is zij van groot belang voor de Unie. Zijn onzijdigheid waarborgende bij een gebeurlijken aanval op Rusland, gaf Turkije de Sovjets de voordeelen van maritieme verbinding in de Zeeëngten-zone. Langs den anderen kant, bij een oorlog, die eventueel Turkije zou betreffen, werd Rusland door het sluiten van de Straten voor vijandelijke bodems, dubbel beveiligd.
De tweede groote schakel in het vernieuwde Sovjet-systeem was het Verdrag van Berlijn (1926). Gesloten kort na het mislukken van de onderhandelingen te Genève over de toelating van Duitschland tot den Volkerenbond, werd het door Moscou beschouwd als een harden slag tegen de vredesstructuur, te Locarno ineengezet en als een erkenning van de collaboratiepolitiek tusschen Duitschland en Rusland, ingeleid door Rathenau en Tchitcherin te Genua. Het verdrag verontrustte de leden van de Kleine Entente en leidde tot de stappen van Graaf Skrzynski, den Poolschen minister van Buitenland en van Dr. Benès, zijn Czechoslovakschen collega, bij de Locarno-Mogendheden. Immers het Verdrag van Berlijn had tot doel de annulatie in feite van de Fransch-Poolsche alliantie.
Van 1926 nog dateert het Tractaat van Paghman tusschen Rusland en Afghanistan, gericht tegen den Engelschen invloed in het Oosten. Dit met Littauwen volgde, na tal van onderhandelingen tusschen Slezevicius en Aleksandrovski, Krestinski en Sidzikauskas. De kanselarijen te Londen, Parijs en Rome teekenden op, dat men niet op Littauwen rekenen moest in geval van vijandelijkheden tegenover Rusland.
Het Verdrag van Riga met Letland is van Maart 1927. Door dit fait accompli trachtte Rusland het Baltisch blok verder te scheuren. Finland en Esthonië waren niet aan te spreken. Engeland zorgde daarvoor wel. Met Letland zouden de Sovjets het
| |
| |
klaarspelen; daar regeerde een socialistisch bestuur met sterkpacifistische neigingen.
Het volgende veiligheidstractaat werd met Perzië aangegaan te Moscou (October 1927). Het maakte Rusland's verdedigingslijn in het Oosten stevig. Het werd onderteekend kort voor de Unie voor het eerst te Genève verscheen om deel te nemen aan de besprekingen over ontwapening. De houding van Moscou tegenover den Volkerenbond veranderde naar gelang het Kommissariaat voor Buitenland zijn positie verbeterde ten opzichte van de Randstaten. Na het afsluiten van de overeenkomsten met Turkije, Perzië en Afghanistan, werd het noodzakelijk, dat ook deze Staten inter se beraadslaagden, wat dan inderdaad geschiedde. Wederzijdsche verdragen, op identische wijze geformuleerd als de reeds geacteerde, zagen het licht, dat tusschen Turkije en Afghanistan, na het bezoek van koning Amanullah te Angora in 1928. Onder de leiding van Moscou werd aldus een compleet Levantijnsch tractatensysteem ingehuldigd, dat natuurlijkerwijze de verhouding tusschen de drie Moslemietische landen en hun buren in het Centrale Oosten moest beïnvloeden.
Toen kwam de suggestie van de Fransch-Amerikaansche onderhandelingen met het oog op een verdrag van nooit-meer-oorlogvoering. Indien dit Pact uitgroeide tot een van algemeenen aard en het opgesteld was in aanneembare termen voor Rusland, zou het aan dit rijk grootere veiligheid schenken dan het ooit door welkdanige individueele overeenkomsten zou kunnen verwezenlijken. De formules van de Parijzer Quai d'Orsay en het State Departement van Washington bleken steviger te staan dan de phraseologie van het Kremlin. Uit eigenbelang kleefde de Unie zonder uitstel de bepalingen aan van het Parijzer Pact. Het vormde in essentie het ‘accord politique préalable’, naar hetwelk Moscou sinds de Conferentie van Rome in 1924 had uitgekeken en Litvinov treuzelde niet met de onderteekening van het Kellogg Pact. De aankondiging door Finland, Esthonië, Letland, Littauwen en Roemenië van hun inzichten om het Verdrag, waarvan Polen een oorspronkelijke onderteekenaar was, aan te kleven, gaven de Sovjet-Unie de kans om een speciaal protokol onder het oog te zien, waarbij de principes, in het Parijzer Pact bevat, onmiddellijke toepassing zouden vinden. Littauwen verklaarde dadelijk, dat het
| |
| |
t'akkoord ging met gelijk welk protokol, opgesteld in den zin van het Kellogg-Verdrag. Polen bleef echter onwillig om een bi-lateraal pact te onderteekenen, om reden van zijn militair verbond met Frankrijk en met Roemenië. Het suggereerde daarop zelf een multi-lateraal protokol, dat Finland, Esthonië, Letland en Roemenië zou omsluiten. Snel was de Sovjet-Unie het hiermee eens, al bestonden er geen diplomatische betrekkingen tusschen haar en Roemenië. Op 9 Februari 1929 werd te Moscou het Protokol onderteekend, nadat Roemenië door Poolsche bemiddeling er in toegestaan had, zijn afgevaardigde te zenden. Letland en Esthonië aanvaardden de uitnoodiging van de Unie. Littauwen was niet aanwezig, maar dit was zonder belang sinds de overeenkomst van 1926, de toetreding tot het Parijzer Pact, en zijn aankondiging tot beaming van het Litvinov-Protokol. Voor Letland bood het Protokol een eerbaren terugtocht uit de steeg, waarin de ijver van Minister Cielens het na Riga gebracht had. Roemenië bevestigde het bestaan van den vredestoestand met Rusland en alhoewel de controversies tusschen de twee landen niet uitgeschakeld werden, gaven zij elkaar de verzekering de Bessarabische kwestie nooit door wapengeweld op te lossen. Finland hield zich afzijdig. Een te noteeren kenmerk van het Protokol was de afwezigheid van de neutraliteitsclausule uit de veiligheidstractaten. In het Pact van Parijs bracht het werkelijk verzaken aan den oorlog eveneens het opgeven van de neutraliteit met zich en tevens de reductie van alle internationale overeenkomsten tot deze van Kellogg. Rusland kwam nu juridisch in dezelfde verhouding tot de Westersche Mogendheden staan als de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
Toch blijft het Russische vraagstuk er een van bedenkelijken aard. Het Protokol over de hervatting der betrekkingen met Engeland, door Henderson en Bofgalefsky geteekend, treedt in werking, zoodra de diplomatieke onderhandelingen hervat zijn, daaronder begrepen de uitwisseling van gezanten.
De in het Protokol behandelde punten bevatten: een bepaling van de houding der twee regeeringen ten aanzien van de verdragen van 1924; de vraag van een handelsverdrag en daarmee samenhangende kwesties; de eischen en tegeneischen ten aanzien van schulden van regeeringen en particulieren en andere finan- | |
| |
cieele vraagstukken; de visscherij; de toepassing van oude verdragen en overeenkomsten.
Met ingang van de uitwisseling van gezanten verbinden de twee landen zich, geen propaganda tegen elkander te maken.
Het Protokol zal bij den aanvang van de zitting aan het Britsche parlement voorgelegd worden en na de goedkeuring zal de ambassadeur worden aangewezen.
De onderhandelingen na het hervatten der diplomatieke betrekkingen zullen gevoerd worden door den sovjetgezant te Londen en den Engelschen minister van buitenlandsche zaken. Deze gevolmachtigden zullen zoo noodig worden bijgestaan door een gemeenschappelijke kommissie, waarvan de leden in gelijk aantal door beide landen zullen worden aangewezen. Deze deskundigen zullen aan de beide gevolmachtigden verslag uitbrengen over de uitkomsten van de verschillende vraagstukken. Alle regelingen, die tusschen de twee landen getroffen zullen worden, worden opgemaakt in den vorm van een verdrag.
De Raad van Volkskommissarissen der Sovjet-Unie, na zich beziggehouden te hebben met het in Londen door Dofgalefsky en Henderson onderteekende Protokol, en nadat de vertegenwoordiger van het ministerie van buitenlandsche zaken den Raad van Volkskommissarissen had ingelicht over het verloop der onderhandelingen, bekrachtigde het Protokol.
Intusschen deed het Chineesche kabinet de Sovjetregeering nota's toekomen, waarin tegen de aanvallen van het Roode Leger op Chineesche steden aan de Amoer geprotesteerd wordt.
In die nota's wordt verklaard, dat Sovjet-Rusland den oorlog is begonnen. De Chineesche Regeering zal van deze aanvallen onmiddellijk den Volkerenbond in kennis stellen en dezen verzoeken in te grijpen. De Chineesche Regeering stelt de Sovjet-Regee-ring aansprakelijk voor alle schade, die door de aanhoudende Russische aanvallen ontstaan is.
Vol symptomen zijn hieromtrent de verklaringen van Worosjilof, de Russische Volkskommissaris van oorlog.
‘Wij zijn geen vegetariërs en geen Tolstojanen, riep hij uit. Door de schuld van de Chineezen zijn sinds eenige maanden voortdurend botsingen voorgekomen. Elken aanval hebben wij met korte, maar harde slagen beantwoord. Elke slag der Chineezen
| |
| |
wordt met twee slagen van onzen kant beantwoord. Ons geduld is groot, maar wij zijn niet van plan ons bespottelijk te maken en indien de Chineezen niet inzien, dat dit geen zwakheid, maar gezond verstand is, dan zullen wij hun een practisch bewijs van de kracht van het Roode Leger leveren.
De Russische strijdkrachten te land, ter zee en in de lucht worden elken dag sterker en volmaakter.
Wij zijn niet meer bevreesd, dat wij in moeilijkheden zullen komen, indien thans de oorlog uitbreekt. Integendeel, wij voelen ons zeer sterk. De Bolsjewisten zouden de botsingen liefst uitgesteld willen zien tot hun industrieel programma is ten uitvoer gebracht, maar de botsing is onvermijdelijk. Wij zijn gereed, wij hebben reeds een zesde deel van de aarde veroverd en ons is de toekomst.
Wij weten, dat wij een toekomst hebben, maar de bourgeoisie gelooft ook, dat zij voort zal bestaan. Deze vijandschap zal tot een gewapend conflict moeten leiden. Het is in ons belang den strijd uit te stellen, maar zelfs indien wij thans reeds zouden moeten strijden, dan zullen wij, daarvan zijn wij overtuigd, de overwinning behalen.
Vrede tusschen ons en de bourgeoisie is een onmogelijkheid.’
En toch zien wij, Westerlingen, op naar den Volkerenbond en naar het Kellogg-Pact.
JOZEF PEETERS.
October '29.
|
|