| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
Sinterklaas, Kerstmis, Nieuwjaar zijn in aantocht. We willen het ditmaal daarom hoofdzakelijk hebben over boeken voor de jeugd, overtuigd, dat de eene of andere er voor zijn vrienden wat in ontdekken zal.
Laten we vooraf echter één werk vermelden, dat niet voor de jeugd, maar voor haar opvoeders geschreven werd en thans in zevende uitgave verschijnt: Comment raconter des histoires à nos enfants (2 deelen; Nathan, Parijs), door Sara Cone Bryant. Dat vertellen een kunst is weet een ieder; maar die kunst te bepalen, toe te lichten, en aan te geven hoe een vertelsel het best tot zijn recht gebracht wordt, dat is moeilijk beter te doen dan de Amerikaansche schrijfster het vermocht, met trouwens een prachtige keus van vertellingen uit de wereldliteratuur als illustratie. Men begrijpe haar echter goed: de uitgekozen teksten zijn bestemd om gehóórd te worden, en hooren doet men de meeste inderdaad, levend en kleurig. Mej. Escande, geholpen door Mej. Brès, bezorgde de vrije vertaling voor het Fransch publiek en verving zekere te typisch Engelsche door treffend Fransche thema's. Aldus werd het werk ook een heerlijkheid voor ónze opvoeders en, door hen. voor onze kinderen.
Nu we een Fransch werk vermelden, moge hier tevens de aandacht gevestigd op Contes d'Andersen, door Cécile Lund en Jules Bernard rechtstreeks uit het Deensch vertaald (Gedalge, Parijs), Maggie Salzedo bezorgde er origineele lijnteekeningen bij, die het echter geenszins bij de kunst van Hans Tegner, den meesterlijken illustrator van Andersen, halen. De Fransche vertalers leverden werk dat éénig mag heeten; hun zin, hun woord volgt Andersen op den voet, - zoo trouw als dat ten onzent Mevr. Van Vloten gedaan heeft, - en aldus krijgen we een taal te lezen, te hooren, die in haar doorschijnenden eenvoud niet minder dan een prachtstuk is.
Als nog een Fransch werk noemen we L'enchantement de Suzeline, door Grégoire Leclos, met bizonder sprookjesachtige kleurteekeningen van Albert Uriet (Plon, Parijs). De wondere avonturen van het buitenmeisje zijn niet voor de allerjongste lezers bestemd; de taal spreekt tot minstens tienjarige kinderen, de mooie inhoud heeft een diepere moreele beteekenis. En dan: de kunst
| |
| |
van den teekenaar staat, met haar kompositie en gedetailleerde uitwerking, zoo dicht bij die van een Kreidolf b.v., dat ze alleen door ietwat geoefende jongelui genoten kan worden. Een uitgave als deze strekt vast de firma Plon ter eere.
Na deze enkele Fransche werken, een heele verzameling Nederlandsche. Zulke groote verzameling, dat het een kunst gaat worden, ze met een minimum van woorden voldoend welsprekend voor te stelllen.
De eereplaats, ditmaal, verleenen we aan een lange reeksuitgave, Volkskinderbibliotheek van Nellie (Masereeuw en Bouten, Rotterdam), waarvan we met één zin zeggen konden: elke begoede familie, die kinderen telt, moest de twaalf deelen er van bezitten en elke school mocht vast het goede voorbeeld volgen,... althans, zoo lang de firma er kans toe biedt. Want deze ‘Volkskinderbibliotheek’ heeft, hoe jong ook haar inhoud zij en blijve, de eigenaardigheid reeds zeer lang verschenen te zijn, zoodat de nog beschikbare verzameling, grootendeels opgesteld en voor 't overige zeer persoonlijk geleid door Nellie (van Kol), een zeldzaamheid is geworden. Den inhoud overzien is ondoenlijk. Melden we alleen, dat de reeks zoowel kleine-kinderverhalen als ingewikkelde mythen en legenden, zoowel oorspronkelijk Nederlandsch werk als verhalen uit de wereldliteratuur bevat, en telkens den leeftijd der kinderen aangeeft, voor wie de lektuur bestemd is. Onder de vreemde bronnen noemenwe o.a. Daudet, Storm, Church, Ruskin, Schwab, de Mahabharata, met deze enkele toevoeging, dat ze door Nellie's bewerking tot toonbeeldige Nederlandsche lektuur gegroeid zijn.
Een kleine reeksuitgave, die pas zeer onlangs werd ingezet, is De 52 Zondagen, door T. Jager-Meursing (Hollandia-drukkerij, Baarn). Al behouden we ons definitief oordeel voor tot het geheel zal verschenen zijn, toch erkennen we gaarne, dat de eerste der 26 veertiendaagsche afleveringen ons wel prettige lektuur voor 8-10 jarigen bezorgde, een mooi mengsel van werkelijkheid en verbeelding, dat ons heel wat voor de toekomst belooft, en de vertelster in Ella Riemersma een geestig teekenende medewerkster heeft gevonden.
Geen reeksuitgaaf, maar een zelfstandig flink werk is Van zintuig tot werktuig, door H.W. Van Loon (H.P. Leopold, Den Haag). De schrijver is met zijn ‘Geschiedenis der menschheid’ en nog wat beroemd geworden; hij heeft ook een groote, persoonlijke gave van vulgariseeren met woord en teekenpen. Maar dat vulgariseeren kan een gevaar worden; en dat gevaar blijkt duidelijk uit dit ééne, nochtans in zijn geheel nog mooie boek, waar vertellen weleens praatzucht en vereenvoudigen ook wel een keer verschrompelen wordt. Meer dan 14-jarige lezers zullen echter uit
| |
| |
dit boek wel opmaken, hoe uit de behoefte onze zintuigen te helpen, te ‘vermenigvuldigen’, een oneindig aantal werktuigen ontstonden, meestal tot zegen van het menschelijk geslacht; ze zullen er het hunne bij denken, en ook dat weer is, spijts de aangeduide zwakheden, een kwaliteit van Van Loon: dat hij zijn lezers doét nadenken.
Van Valkema Blouw, schrijver van ‘Het eiland der Apen’, ontvingen we Kardon, nog eens een levendig, extra avontuurlijk verhaal (Brusse, Rotterdam). ‘Een moderne Robinson Crusoe’, luidt de ondertitel; hij kon er haast bij gemist worden, want er aan denken doet het boek wel, al zijn Kardon's avonturen in het land der wilden van heel wat min opvoedende waarde en bedoelen ze in hoofdzaak te boeien, zelfs aan de hand van tamelijk ingewikkelde en excentrieke gebeurtenissen. Dat onze 14-jarigen er in happen zullen is verzekerd.
Een boek, dat we de ouderen gaarne aanbevelen, is Het boek der helden, door C.F. Van der Horst (W. De Haan, Utrecht). Het bedoelt niet uitsluitend te boeien; het wil leeren door wat het mededeelt, en het doet dat ook werkelijk. Leerrijk, inderdaad, zijn de geschiedenissen der twaalf historische of legendarische helden, in dit werk voorgesteld; Odysseus, Siegfried, Beowulf, Roland, Robin Hood, Tell o.a. zijn belangwekkende, krijgshaftige figuren, maar tevens ook dragers van sterke persoonlijke hoedanigheden. De schrijver verhaalt hun geschiedenis zakelijk, rustig, steunend op vertrouwbare gegevens; en daardoor maakte hij dit boek tot een werk, dat men leest en ter raadpleging naslaat. De firma De Haan zorgde voor een voortreffelijke inkleeding, als altijd.
Vanwege Brusse's uitgeversmaatschappij bereikten ons Bontje de bergeend en Snelwiek de edelvalk, beide door H.E. Kuylman, met fijne penteekeningen van J.F. van Doornik. De schrijver is een prachtig dierenkenner en beeldig verteller; hij heeft hart voor dieren, en daardoor komt het, dat elk verhaal, indien het de jonge lezers (12 jaar en ouder) kostbare gegevens verschaft, eerbied wekt voor het soms avontuurlijke leven van zijn gevederde en andere helden. Wie Brusse's uitgaven van William Long kent, zal hier ook stoffelijk weer de firma op haar Zondagsch vinden.
De firma M.G. Cohen, te Den Haag, brengt tegelijk een heel pak prentenboekjes op de markt, onder de reeksbenaming Voor school en huis. We tellen er reeds achttien; ze bieden elk een eenvoudig verhaaltje op rijm, door Anna Sutorius, met kleurige prenten van mevr. B. Midderigh-Bokhorst. Reeds achtjarige kinderen kunnen er pret aan beleven: ‘In 't plantsoentje’, ‘Onrust in 't bosch’, ‘Klein Moedertje’, ‘Van twee buurtjes’, en hoe die andere boekjes heeten, putten hun gebeurtenisjes uit het dagelijksche leven, maar toch boeien ze, omdat schrijfster en teekenaar- | |
| |
ster dat simpele leventje weten te kieken, ten gerieve van kleine menschen.
Bij J.M. Meulenhoff, te Amsterdam, verschenen Vertellen en spelen, door I.C. De Boone-Swartwolt, en Zonnige verhalen, door W.P. Ebbinge-Wubben. Band, papier en druk zijn puik verzorgd; de verhaaltjes loopen vlot en vlug en zullen 8-10 jarige lezertjes wel aardig bezighouden. Ella Riemersma bezorgde bizonder mooie zwarte en gekleurde teekeningen voor het eerste, Jan Wiegman silhouetteerde geestig voor het tweede.
In de Hollandia-drukkerij, te Baarn, kwam zoojuist van de pers: Zeven weken op een ijsschots, door Franz Behounek, met 37 origineele foto's en 3 kaarten. Een prachtig boek! Behounek was het eenige niet-Italiaansche lid van Nobile's Noordpoolexpeditie; zijn boek is het zoo trouw mogelijk verhaal van dezen tocht en behoort, in al zijn rustigen eenvoud, tot de meest prangende indrukken, die men van een werkelijk drama in het moordende Niemandsland kan opdoen. We lazen het in één adem uit; alle meer dan 14-jarigen zullen het ook wel doen... en misschien ook wel merken, dat het boek in zijn ongekunsteldheid een vreeselijke aanklacht is. Dat blijkt dan ook, onuitgesproken haast: een aanklacht tegen de demoralisatie, die alle poolonderzoekers schijnt boven het hoofd te hangen. Wij zeggen; lees het, - het is lektuur en het is een dokument.
Wat volgt zijn uitgaven van ‘De Sikkel’, te Antwerpen. Specialiseerde deze firma aanvankelijk vooral inzake schooluitgaven, langzaam maar zeker schijnt ze haar weg op het gebied van kinderboeken te vinden. Getuigen hiervan zijn alvast de haast paralleel verschijnende reeksen De Vlaamsche vertelselschat, door Victor De Meyere, verkrijgbaar in drie banden of in twaalf losse deeltjes, en Sprookjes en vertellingen uit den vreemde, door onszelf bezorgd in vier deeltjes, die trouwens door andere gevolgd worden. Laatstgenoemde reeks werd reeds elders besproken. Van De Meyere's werk worde met Vlaamsche fierheid gezeid, dat hij met zijn verzameling, voorzien van een degelijke inleiding en van talrijke, folkloristisch bizonder waardevolle aanteekeningen, zijn volk een rijkdom verschaft heeft, waarmee slechts het werk der gebroeders Grimm, voor Duitschland, kan wedijveren.
Getuigen dier nieuwe specialiseering blijken ook twee nieuwe prentenboeken, pas onlangs van de pers gekomen; Van Nieuwjaar tot oudejaarsavond, zijnde een handvol volksrijmpjes, opgeluisterd door Felix Timmermans, en Dick Whittington en zijn kat, met houtsneden van Victor Stuyvaert, - twee prentenboeken, waarom ook dadelijk in Nederland gevraagd werd.
De firma ‘De Sikkel’ is best op weg, en hier vermelden we dus, in dezelfde lijn: De wonderbaarlijke luchtreizen van Doctor
| |
| |
Fast, door Prosper Melis, die rijk genoeg aan verbeelding is gebleken, om een fantastisch en tevens leerrijk verhaal voor 10-12 jarigen op te bouwen, al kon het wel ruimer uitgewerkt; Het wonderenboek, door Marie Koenen, die zeven heiligenlegenden bewerkte in een taaltje, eenvoudig dichterlijk soms als de Bijbel en een feest zoowel om gehoord als om gelezen te worden; Geschiedenis van België, door Joris Bollen, een werk dat we reeds als schoolboek konden aanbevelen en daarnaast, in grooter formaat en op mooi papier, als ontspanningsboek op de markt wordt gebracht; Aan den Oedjoeng, een Oostindisch verhaal door A. Romein-Verschoor, dat de eigenaardigheid heeft op zakelijke kennis te steunen en de aantrekkelijkheid nu eens niet in vreemde woorden, maar in plaatselijk léven te zoeken.
Ge ziet, dat wordt al wat. Voegen we hieraan nog toe, dat dezelfde firma het vierde deel van De duizend en één dag liet verschijnen en daarmee een verzameling Perzische verhalen afsluit, geen kinderkost, maar door haar opzet en taal zeker ‘De duizend en één nacht’ waardig,- en we zullen zoowat volledig hebben aangegeven wat ‘De Sikkel’ aan 't verwezenlijken is, in afwachting dat weer andere plannen door haar worden uitgewerkt.
H. VAN TICHELEN.
P.S. Te laat om in vorig nummer te vermelden, ontvingen we Taaloefeningen, deel V, door P. Melis en L. Queeckers (‘De Sikkel’, Antwerpen). Dit deel vormt, met zijn voorgangertjes, het taalboek voor de lagere school, zoo jong van geest en glashelder van uitwerking als het aandoet.
|
|