| |
| |
| |
Finland
Johannes Linnankoski met zijn grootsch, in-tragisch poëem ‘Het Lied van de vuurroode Bloem’ deed ons het eerst het wonderschoone land ginds in het Noorden beminnen met zijn oerkrachtig, zeer begaafd volk. Diep in de ziel van deze natie leeft de verheven poëzie van het Kalevala-epos, die in den loop van de vervlogen eeuwen de Finsche gemeenschap wanhopig, maar vastberaden worstelen deed om het hoogste goed. Trotsch op zijn meren (er zijn er 35.000), zijn granieten rotsen (Peter de Groote bouwde er Petersburg mee en Napoleon, de rustelooze Corsikaan, slaapt voor eeuwig onder een Finsche zerk), zijn geheimzinnige wouden, behield dit ongeschonden volk de heldhaftige ziel der vaderen. Finland's geschiedenis is er een van ontzettend lijden, strijden en ten slotte van manmoedig overwinnen.
Na een reusachtige inspanning van bijna 150 jaren slaagden de Zweden er in (1293) het land onder de knie te krijgen en er het Christendom in te voeren, doortrokken van Germaansche, Scandinaafsche en later ook Slavische invloeden. Voortdurend zouden Russen en Zweden elkaar bekampen om het uiteindelijk bezit van den heet begeerden Finschen grond. Zijn speciale ligging aan de Finsche golf en het hardnekkig vasthouden aan de Finsche taal, stuk van 's volks ziel, waren de oorzaak van de min of meer groote mate van zelfstandigheid, die hij bleef genieten. In 1581 werd Finland een autonoom grootvorstendom. In 1616 kwamen de Stenden te Helsingfors bijeen, beroepen tot Rijksdag door Gustaaf Adolf II. Geen 200 jaar later (1809) eindigde de zooveelste Russisch-Zweedsche oorlog slecht voor Zweden. Finland kwam aan Rusland.
Tsaar Alexander I, de droomerige dweper, liet de Finsche staatsinstellingen bestaan en riep de Stenden te Borga bijeen als groothertog van Finland. Een door hem ingestelde Senaat voor Finland zetelde (1816). Alleen de gouverneur-generaal was een
| |
| |
Rus. De politieke toestand veranderde niet noemenswaardig tijdens de regeeringen van Nicolaas I en van Alexander II. Toen echter in 1881 Alexander III het staatsroer in handen nam, braken weer onrustige en treurige dagen voor de Finsche gemoederen aan. De Russische Panslavistische bureaucratie oefende langs om meer onverdraaglijken druk uit op de Finsche openbare diensten. Weissenberg en Mechelin deden zich toen als flinke zonen van moeder Finland gelden. Mechelin stamde af van Vlaamsche voorouders, afkomstig van de Dijlestad Mechelen. In zijn Manifest van 1899 besloot de zwakkeling, die Nikolaas II heette, dat de Finsche-Stenden in het vervolg slechts adviseerende bevoegdheid zouden bezitten. Bijzondere vijanden van het Finsche volk waren de generaals Bobrikoff en Kuropatkin, de smadelijk verslagene van 1905. Europeesche bemiddeling ten voordeele van het verongelijkte gewest bracht helaas geen aarde aan den dijk. Het Russisch werd aan de Finsche ambtelijke bureelen opgedrongen en nochtans, van de drie millioen Finnen spraken er geen 8000 Russisch. In 1901 schafte Petersburg de Finsche regimenten af en wilde ze dwingen zich in te lijven bij het Russisch leger, wat aanleiding gaf tot geweldig verzet en dan ook onuitvoerbaar bleek. Verbanning en gevangenisstraf waren schering en inslag. De gouverneur-generaal Bobrikoff werd in 1904 door Schauman gedood. De oorlog tegen Japan bracht een kortstondige verademing; maar in 1906 greep Stolypin, geholpen door zijn sateliet Seyn, opnieuw onverbiddelijk in. De Russische overheden beslisten van toen haast oppermachtig over de innerlijke Finsche zaken. Het scheen of het ‘Finis Finlandiae’ was aangebroken. Toen kwam 1914. En de tsaar, die autonomie aan Polen verleende, neep Finland nog heviger den strot toe. Svinhufvud, eens voorzitter van den Landdag, werd naar Siberië verbannen. De Finsche studenten organiseerden zich en vormden een jagerbataillon, dat langs Duitschland om,
optrok tegen het Russisch front. In 1917 triomfeerde de Russische Revolutie Prins Lwoff, de leider van het Voorloopig Bewind, erkende de Finsche autonomie. De gevangen Finnen bekwamen hun vrijheid weer en Svinhufvud keerde terug. Op 6 December 1917 riep hij de onafhankelijkheid der Finsche republiek uit. In Januari 1918 moest het Witte Finland het Roode te keer gaan, dat den burgeroorlog ontstak.
| |
| |
Generaal Mannerheim, de Finsche opperbevelhebber, slaagde er in, in vier maanden den opstand te onderdrukken, (Mei 1918). In Juli 1919 benoemde de nieuw gekozen Rijksdag Stahlberg tot Voorzitter der Republiek en deze sloot het volgende jaar den vrede van Dorpat met Rusland. Sinds dien houdt Finland onverschrokken de wacht als verdediger van de Europeesche beschaving tegen het ultra-roode gevaar.
De innerlijke toestand van het dertienmaal grooter land dan het onze werd toen insgelijks gestabiliseerd. De vrijheid van geweten kreeg haar bekrachtiging en de publieke ambten kwamen open voor elken Finschen burger (1921). Lijkverbrandingsovens werden opgericht. Geen religieuze orden mochten meer ingesteld, noch nieuwe kloosters, en de bestaande zouden enkel nog Finnen opnemen.
De intellectueele arbeiders vereenigden zich tot een machtige federatie, die alle staatsambtenaren omvat, alsmede het bestuurspersoneel van de verschillende nijverheden, de gemeentelijke bedienden, de onderwijzers en de leeraars van het vrije onderwijs. Haar doel is de solidariteit te bevorderen van de sociale klassen, die zij vertegenwoordigt, het moreele peil en de beroepsvaardigheid van haar leden te verheffen en op actieve wijze hun maatschappelijke en economische belangen te verdedigen, terwijl zij het verantwoordelijkheidsbesef versterkt van hen die in feite de natie leiden, die de hersens van den Staat vormen.
De vrouwen hebben in Finland over heel de lijn dezelfde politieke en maatschappelijke rechten als de mannen.
Ingrijpende agrarische hervormingen vermeerderden op aanzienlijke wijze het aantal kleine grondbezitters en beïnvloedden allergunstigst de colonisatie. Slechts 7/100 van den bodem zijn bebouwd, al leeft 5/6 van de bevolking op het land. De bosschen beslaan inderdaad 83/100 van Finland's oppervlakte. Bloeiende nijverheden zijn die van het hout en het papier, maar de mijnindustrie ontwikkelt zich gestadig. Wijzen we nog op de teelt van de zeer gezochte Finsche paarden en op het belangrijke van de vischvangst. De drukke havens van Hangö, Abo en Helsingfors nemen meer en meer uitbreiding. Alle steden zijn geëlectrificeerd. Het spoorwegnet is nagenoeg 5000 Km. lang; het bevorderde op ruime schaal de evolutie van de economische activiteit in Finland.
| |
| |
De moderne techniek bracht alom buitengewone resultaten teweeg.
Het aantal ongeletterden is onbeduidend. Meer dan 5000 lagere scholen behartigen 's volks geestelijke welvaart. Voortgezet onderricht verstrekken colleges, normaalscholen, technische, handels- en landbouwinstituten, de Polytechnische School, de Academie en de Universiteit. 260 Finsche bladen en tijdschriften en 110 Zweedsche vinden regelmatige lezers. De groote figuren uit de Finsche letterkunde heeten: Juhani Aho, J. Ahrenberg, Dr. Bertram, E. Brausewetter, M. Buch, A. Heine A. Hipping, A. Kivi, W. Koskenniemi, J. Linnankoski, J. Nylander, H. Paul, J. Runeberg, R. Schildt, M. Talvio, K. Tavaststjerna, Z. Topelius. De stijlvolle beoefening van de muzikale kunst droeg niet in geringe mate bij tot de verbreiding door de wereld van Finland's roem. Tot heden toe verzamelde men over de 15000 volksaria's en hun monumentale publicatie is in vollen gang. De zanger werd (en in sommige gewesten heerscht die schilderachtige zede nog) begeleid door de kantele, het traditioneel instrument van de Finsche volksmuziek, de voorvaderlijke viool.
De geschiedenis bewaarde de namen van Jören Van Heiden (kwam die uit Vlaanderen?), den dirigent van de hofkapel van vorst Jan (1556-63), later kapelmeester aan het koninklijke hof te Stockholm; van Ruuta, den uitgever der ‘Piae cantiones’, een merkwaardige verzameling kerkzangen (1582). In de 17e eeuw bestond te Abo een gemeentelijke muzikantengilde en van toen af werd de muziek onderwezen aan de hoogeschool van die stad, de toenmalige hoofdstad. 1790 is de stichtingsdatum van de Musikaliska sällskapel i Abo. Pippingsköld bracht in 1827 de mannenkoren van uit Upsala Finland binnen. De eerste werkelijke toondichter was Crusell (1775-1838). Tijdens het leven van dezen clarinetvirtuoos werd Helsingfors het muzikale centrum. Frederik Pacius, professor aan de hoogeschool, componeerde het Finsch nationaal lied (1848) en schiep de eerste Finsche opera. Wijd vermaard zijn Ehrström, Ingelius, Collan, Linsen, Von Schantz, Faltin, de stichter van de Nationale Opera: Bergbom, Wegelius, bestuurder van het Conservatorium van Helsingfors, Kajanus, dirigent van het Stadsorkest van de hoofdstad, Sibelius, wiens symphonieën een genialen stempel dragen, Järnefelt, die directeur van de Opera
| |
| |
van Stockholm werd, Melartin, insgelijks bestuurder van de Muziekhoogeschool van Helsingfors, Mielck, Palmgren, Kuula, Madetoja, Furukjelm, Merikanto, Launis, Krohn, die zich onderscheidde als toondichter van oratorio's, Genetz, Flodin, Kotilainen, von Kothen, Törnudd, Klemetti, Ikonen, Kaski, Maasalo...
Een der moeilijkste vraagstukken, voor dewelke het jonge Finland gesteld werd, toen het, dank zij den Wereldoorlog, eindelijk vrij kon ademen, was het taalprobleem. Ook daar, evenals bij ons, vergiftigde het de heele atmosfeer. En de Finnen kregen die uiterst netelige en complexe kwestie onder de knie, twee jaar na de onafhankelijkheidsverklaring. Een record en een voorbeeld. Wat goede wil en neiging tot verstandhouding, die ten slotte toch onafwendbaar is, niet al verwezenlijken kunnen, als de leiders de eischen van den tijd beseffen! Waarom trokken onze parlementaire ontdekkingsreizigers niet eens naar dat gezonde Noorderland, na hun geheimzinnigen Zwitserschen tocht? De Finnen komen nu insgelijks tot de hoogste staatsbedieningen, vroeger alleen te bereiken door de ‘élite’, die enkel Zweedsch sprak.
Gelijkaardig met hetgeen in Duitschland geschiedde, verhief de Hervorming het Finsch tot den rang van letterkundige taal. Mikael Agricola, de Finsche reformator, discipel van Luther, schiep de Finsche geschreven taal. Hij vertaalde het Nieuw Testament (1548).
Zooals in Vlaanderen, sliep de Finsche beweging tot in de 19e eeuw, het tijdstip van de nationale ontwaking en bewustwording. Op het oogenblik, waarop Conscience zijn Leeuw van Vlaanderen met heilige opgewondenheid schreef en het Vlaamsche volk in hem zijn Ziener begroette, publiceerde Elias Lönnrot (1802-1884) de Kalevala, het Finsch nationaal epos, steunende op de oude epische volkszangen. Het gedicht had grooten invloed op de Finsche kunst en letterkunde, doordat talrijke schrijvers, beeldhouwers en schilders hun stof aan de Kalevala ontleenden.
De Finsche J.F. Willems was Adolf Ivar Arwidsson. Met onzen Snellaert komt best overeen de wijsgeer Snellman. (In 1831 was reeds de Vereeniging voor Finsche litteratuur gesticht).
In 1863 proclameerde een keizerlijke ordonnantie het Finsch als tweede officieele taal van het land. 't Was ook in dit jaar, dat Alexander II in Rusland de lijfeigenschap afschafte.
| |
| |
De eerste professor in de Finsche taalkunde aan de hoogeschool van Helsinki (Helsingfors) was de geleerde Castren. Hij leidde het onderzoek in naar den oorsprong van het Finsche volk.
Voor 1863 was de eenige officieele taal van Finland het Zweedsch. Het hoogergenoemd bestuurlijk decreet van dit jaar bepaalde, dat de rechtbanken en andere openbare autoriteiten documenten moesten aannemen, opgesteld in het Finsch.
In 1881 werd afgekondigd, dat gemelde overheden hun acten zouden afleveren in de taal, aangeduid door den belanghebbende. Van 1883 hoefden zij hun stukken op te stellen in de taal van de processen-verbaal, zooals de gemeenten ze indienden, tenzij de andere taal aangevraagd werd door den geïnteresseerde. In 1886 nam men het Finsch aan als taal van den inwendigen bestuurlijken dienst. Het jaar daarop bepaalde men, dat de bureelen der lagere autoriteiten de taal van de betrokken gemeenten zouden gebruiken, terwijl de hoogere ambtenaren hun volledige vrijheid behielden. Deze wetgeving veranderde niet noemenswaardig door het talenstatuut van 1902, tot in 1920 in gebruik.
Toen kwam de onafhankelijkheid en de ‘definitieve’ regeling van het acuut gestelde vraagstuk. Om voortaan te beslissen, welke van de twee landstalen moet gebruikt worden door de openbare overheden en deze van de gemeenten en de districten, houdt men rekening met de taal van het district en met die van den belanghebbende. De districten zijn, volgens de taal hunner bevolking, een- of tweetalig. Eentalig is elke gemeente, waarvan de inwoners alleenlijk een der twee landtalen spreken of die een minderheid bevat van niet meer dan 10% van het totaal der gemeentenaren, de andere taal gebruikende. Tweetalig is iedere gemeente, bevattende een minoriteit die dit percentage overtreft. Een eentalig district bestaat uit eentalige gemeenten; tweetalige districten zijn die, welke ook gemeenten tellen, waar men Zweedsch spreekt, of die een tweetalige gemeente binnen hun grenzen hebben. Het land in zijn geheel wordt dus aangezien als tweetalig. Iedereen mag de taal aanwenden, die hij verkiest, in zijn betrekkingen tot de centrale overheid. Voor de gemeentelijke of de districtsoverheden, wier bestuurlijke domeinen het self-government bezitten, moet de taal van de gemeente of het district gebezigd; zijn ze tweetalig, dan de eene of de andere spraak. De acten hoeven door
| |
| |
de locale autoriteiten afgeleverd in de taal van het district. De tribunalen en prefecturen moeten in die taal elk stuk uitvaardigen betreffende onroerende goederen; voor andere zaken gebruiken zij de andere landtaal, in geval de belanghebbende deze aanwendt. In de tweetalige gewesten levert men de acten af in de taal, waarin de zaak ingeleid werd; indien de betrokken personen niet allen dezelfde taal spreken, geldt deze van de meerderheid. Als de zaak een eentalige gemeente of district aanbelangt, waarvan de bevolking een andere voertaal heeft dan die van den eischer, gebruikt de overheid de taal van die gemeente of dat district. Nochtans, in de tweetalige districten mag men de acten in de taal van de meerderheid bezorgen, op voorwaarde, dat zij vergezeld gaan van een vertaling, indien de belanghebbende dit vergt. De officieele aankondigingen worden opgesteld in de eentalige districten in de taal van deze gewesten, en in de tweetalige in de twee talen. Wat nu betreft de taal van den inwendigen administratieven dienst, deze van de processen-verbaal en andere stukken, niet bestemd voor bijzonderen, alsook de taal van de briefwisseling tusschen de overheden en die van hun boekhouding, bepaalt men, dat het deze zijn zal van het district voor de eentalige gewesten en deze van de meerderheid voor de tweetalige; geldt het in deze laatste categorie de rechten en de belangen van de minderheid, dan bedient men zich van haar taal.
Elke openbare ambtenaar van bestuur en gerecht moet de taal van de meerderheid van zijn district kennen. De tweede taal behoeft hij te verstaan. In het onderwijs moet elke professor en elke leeraar de taal bezitten van de schoolbevolking, waar hij wenscht voor te staan.
In het leger zijn Finsche en Zweedsche afdeelingen, bevolen door officieren, die Finsch of Zweedsch kennen. De Zweedschsprekenden moeten zich kunnen bedienen van het Finsch, de taal van het commando. De oversten, ingelijfd in belangrijker eenheden, bestaande uit Finsche en Zweedsche detachementen, hoeven op volmaakte wijze Finsch te kennen en op voldoende manier Zweedsch.
Zoo verkrijgt het Finsch, de taal van de overgroote meerderheid, zijn rechten, waarbij de Zweedsche minderheid, die afstand
| |
| |
moest doen van zekere voorrechten, wel moeilijkheden opwierp, die ten slotte echter geen steek hielden.
Men vergeve ons deze saaie uitweiding. We meenden ze noodzakelijk, nu we in België op den vooravond staan, naar allen schijn, van de definitieve regeling van onze taalkwestie en wijl een verstandig mensch steeds daar iets zoekt te leeren, waar hij overtuigd is veel degelijks en doelmatigs aan te treffen.
Schrijdt het zoozeer sympathieke Finland niet voorop tusschen de leidende volkeren als politieke macht (waarom men het mag benijden), op cultureel, esthetisch en sociaal gebied neemt het een schitterende plaats in, terwijl zijn positie op economisch terrein meer dan eervol dient genoemd. Mogen de Finsch-Belgische betrekkingen steeds inniger en broederlijker samengesnoerd tot hechtere versteviging van het heil der menschheid! Door het ‘kent, begrijpt elkander’ komen we dan wel eenmaal tot het goddelijk ‘bemint elkaar.’
JOZEF PEETERS.
|
|