| |
| |
| |
Indrukken van de Tentoonstellingen te Sevilla en te Barcelona.
I.
Spanje trekt in den loop der laatste jaren steeds meer de aandacht. Niet slechts om politieke of economische redenen, waartoe inderdaad wel aanleiding is, maar ook als toeristenland, als doel van een even mooie als belangwekkende reis. Dat is begrijpelijk, want Spanje is niet slechts een oud en een uit natuuroogpunt aantrekkelijk land, maar het biedt tweeërlei voordeel, dat andere landen missen. Spanje wordt door de massieve bergketen der Pyreneeën van het overig Europa gescheiden, terwijl het met Afrika meer vereenigd dan gescheiden wordt door de vrij smalle zeestraat, die op een enkel punt geen grooter breedte heeft dan 20 mijlen. Vandaar, dat Moorsche invloeden in sterke mate in Spanje waar te nemen zijn, gelijk niet te verwonderen valt, wanneer men bedenkt, dat zeven eeuwen lang Moorsche gebieders het grootste deel van Spanje bezet hielden. Spanje is voorts opgebouwd uit een reeks koninkrijken, te voren onafhankelijk, door de katholieke koningen, Ferdinand en Isabella, onder één scepter vereenigd. Deze afzonderlijke koninkrijken zijn verdwenen, maar de eigen zeden, gewoonten, taal, kleederdrachten van de daaruit ontstane Spaansche provinciën zijn gebleven. Zoo is het een zeer afwisselend Spanje, dat men bezoekt; zoo is het bijkans overal historische bodem, dien de voet van den bezoeker drukt. Spanje is - men denke slechts aan zijn talrijke kathedralen - een groot museum gelijk; kunst vindt men er in overvloed van allerlei aard en van elken tijd. Men moet zich slechts heenzetten over de gedachte, dat Spanje zoo ver is, wat inderdaad niet te ontkennen valt. En tot het overwinnen van dit bezwaar werken de twee,
| |
| |
belangrijke, doch geheel verschillende tentoonstellingen, die te Sevilla en te Barcelona worden gehouden, krachtig mede.
Sevilla heeft, veel meer dan Grenada of Cordova of Burgos of Saragossa, een eigen plaats onder de belangrijke Spaansche steden. Wie aan Grenada denkt, denkt aan het Alhambra; wie aan Cordova denkt, aan het mengsel van moskee en kathedraal, dat men er aantreft; wie aan Burgos denkt, aan de roemruchte kathedraal; wie aan Saragossa denkt, aan den onverwinnelijken tegenstand, dien deze stad bood aan Napoleon's legers, en aan de Heilige Maagd van den Pilaar, aan welke de kerken zijn gewijd. Maar wie aan Sevilla denkt, denkt... aan de stad zelve, aan haar eigenaardigen en schilderachtigen bouw, aan haar typisch zuidelijke bevolking, aan haar bloemen en planten, aan haar kleuren en haar licht. Sevilla inderdaad is de meest Spaansche stad gelijk wij ons die denken. Wij maken geen onderscheid tusschen het Noorden en het Zuiden van Spanje, en wij verstaan nauwelijks, dat geheel het middengedeelte van Spanje wordt ingenomen door een kale hoogvlakte, waar negen maanden barre winter en drie maanden fel warme zomer heerscht. Sevilla echter beantwoordt aan de voorstellingen, die wij ons van Spanje, dat wij uitsluitend een zuidelijk land denken, maken. Daar is leven en beweging in de straten; daar zijn prachtige witte huizen in nauwe straten, bijna zoo nauw als die van Toledo, en daar zijn overal prachtig onderhouden patio's. Daar is een kathedraal, grooter dan die van het overig Spanje; daar is een bewoonbaar Alcazarpaleis, in Moorschen stijl geïmiteerd, maar nimmer door Moorsche koningen bewoond; daar is een toren, de Giralda, die eveneens een Moorsch kenmerk draagt, en daar zijn de beroemde, kostbare Indische archieven. Want al zeilde Columbus niet uit van uit Sevilla, maar van het veel kleiner Palos nabij Huelva - overigens slechts enkele uren van Sevilla verwijderd - de handel op, het verkeer naar wat men bleef noemen Indië, werd te Sevilla geconcentreerd. Vandaar de Goudtoren aan de haven; vandaar de zgn. Indische archieven met uiterst waardevol
materiaal over den Spaanschen kolonisatie-arbeid van de eerste eeuwen, gevestigd in het gebouw nabij de kathedraal; vandaar deze tentoonstelling te Sevilla in de parken, die grenzen aan het Alcazar, aan de weide van San Sebastian en aan de Guadalquivir!
| |
| |
Want deze tentoonstelling heeft een vooropgezet doel. Wat Columbus aanvankelijk Indië heette, is Zuid- en gedeeltelijk Midden-Amerika geworden. Spanje behield de rijke Zuidamerikaansche landen tot het begin der negentiende eeuw; toen scheurden deze zich los als even zoovele onafhankelijke republieken. Spanje heeft de zelfstandigheid dier republieken eerst laat erkend; van Mexico of van Peru of van eenig ander land zelfs eerst in de zeventiger jaren. Maar toen, ten gevolge van den oorlog met Amerika, in 1898 met Cuba, het laatste Amerikaansch bezit van Spanje verloren ging, werd men zich aan beide zijden van den Oceaan bewust van de gemeenschapsbanden, die bestaan. Spanje en bijna alle Zuidamerikaansche republieken - met uitzondering van Brazilië - zijn één in bevolking, taal, afkomst, kunst en wat al niet meer. Zoo is reeds in 1900 gehouden het Ibero-Amerikaansch Congres, voortgezet in de beweging van dien naam, ook wel Hispano-Amerikaansche beweging genaamd. Tal van economische, sociale en wetenschappelijke instituten zijn verrezen om de banden aan weerszijden aan te knoopen, en dank zij dit alles is een toenadering gekomen tusschen Spanje en Zuid-Amerika, die zich in den Volkenbond duidelijk heeft uitgesproken. Spanje, het vernieuwde, verjongde Spanje van de laatste jaren, wil nu aan Zuid-Amerika toonen wat het op verschillend gebied vermag, en deze Zuidamerikaansche landen willen aan Spanje en indirect aan het Europeesch publiek laten zien wat zij kunnen en vermogen. Ziedaar het tweeledig opzet van de tentoonstelling te Sevilla, reeds zoo vele jaren in voorbereiding, thans geopend, vermoedelijk tot het volgend jaar.
De tentoonstelling te Sevilla is opgebouwd in de parken Maria Louise en de tuinen, die vroeger behoorden aan den hertog van Montpensier. Die parken zijn wat gewijzigd, ontdaan van sommige mooie gedeelten, maar - wat in de weelderige natuur van het zuidelijk Spanje gemakkelijk is - weer aangevuld met andere, niet minder mooie stukken. Reeds de oprijlaan toont een onvergelijkelijke tropische plantenweelde, die zich voortzet, naarmate men de tentoonstelling verder bezoekt. Niet slechts groote, maar tal van kleine lanen leiden over dit terrein, niet zoo groot als te Barcelona, maar toch van niet geringen omvang. En reeds spoedig brengt deze oprijlaan den bezoeker aan de Plaza de Espana, op
| |
| |
welke zich halvemaanvormig het groote paleis verheft, waarin de Spaansche Staat, de stad Sevilla en tal van andere openbare lichamen hebben bijeengebracht datgene wat op het tegenwoordig Spanje een blik doet werpen. Men kan daar leeren welke aandacht de Spaansche Staat wijdt aan havenwezen, mijnbouw, spoorwegen, handelsondernemingen en dergelijke; men kan er zien wat hij doet ten bate van arbeid en arbeidswetgeving, van hygiëne, van armenzorg en derg. meer. Men kan er Spanje zelf op rustige wijze gadeslaan, wanneer men de galerij beklimt, gebouwd in het rond van het groote vertrek, dat de plastische landkaart van Spanje bevat. De electrische installatie, daarop aangebracht, maakt het mogelijk geographische en andere bijzonderheden spoedig op te merken. Eén tik op den knop en de spoorwegen in Spanje, althans de hoofdlijnen, teekenen zich met roode lichtjes af. Een andere tik en de havenplaatsen aan de verschillende zeeën verrijzen uit haar sluimering. Weer een andere tik en ge ziet de indeeling in provinciën met de hoofdsteden, waar gouverneurs zijn gevestigd. Nog weer een andere tik en ge ziet de hoogste toppen van het bergachtig Spanje. Dit is een aardige inrichting, en wie deze heeft gezien, berouwt zich de simpele peseta, die het bezoek kost, in geenen deele!
Wij vervolgen onzen weg niet dan nadat wij van de meest merkwaardige inzending op de Plaza de Espana hebben kennis genomen. De vertrekken rijen zich hier onder hooge torens en kwistig decoratiewerk aaneen, en in een lange reeks van zulke vertrekken is ondergebracht het beeld, dat men den bezoeker schenkt van den aanvang van den Spaanschen kolonisatie-arbeid. Men volgt Columbus op den voet; men volgt er hem van het oogenblik af, dat hij in het klooster La Rabida een onderkomen zocht en vond; zijn plannen voorlegde aan de deskundigen te Salamanca; met koning en koningin aanging het contract van Santa Fé. Men ziet hem in een kleurrijk, mooi belichte, plastisch goed uitgebeelde groep in de legertent te Santa Fé, vlak voor Grenada, dit contract, dat hem de waardigheid van onderkoning toezegde, in ontvangst nemen. Iets verder ziet men hem aan land stappen op Cuba en, het zwaard in de eene, de Spaansche vlag in de andere hand, bezitnemen van dit eiland. Weer verder ziet men Pizarro en Cortez, de veroveraars van Peru en Mexico, en nog
| |
| |
weer verder neemt men Maghelhaen waar, voor het laatst te Sevilla de zijnen omhelzend, voordat hij zijn reis rond de wereld aanvaardde. Deze tableaux worden gescheiden door keurig ingerichte vitrines, waarin de kostbaarste stukken uit de zn. Indische archieven en uit het speciale Columbus-archief, dat eerst een vorig jaar werd verkregen, zijn ondergebracht. Hier maakt ge in beeld en in geschrift geheel de tragedie, die aan het welslagen van Columbus' werk is voorafgegaan, mede; hier leert ge de teleurstelling en de successen van dezen fantast kennen, en hier ontwaart men hoe het oude, roemrijke Spanje een geschiedenis van kolonisatie reeds achter zich had, voordat het jonge, zich afscheidende Nederland daarin nieuwe bladzijden maakte.
Van de Plaza de Espana naar de Plaza de America scheiden ons maar enkele minuten. Deze laatste is langwerpig; aan het hoofd van het plein staat het koninklijk paviljoen, en ter weerszijden de gebouwen, waarin Spanje's moderne en antieke kunst is ondergebracht. En van de Plaza de America gaat de breede laan, gedeeltelijk door het park, gedeeltelijk langs de zn. attracties, die men ook op deze tentoonstelling niet mist, naar de paviljoens, die de Zuidamerikaansche Staten daar hebben opgericht. Geen dezer republieken ontbreekt; integendeel, met eenige verwondering neemt men waar, dat Portugal een mooi paviljoen heeft ingericht en dat ook de Vereenigde Staten van Amerika er niet ontbreken. De paviljoens van Argentina, van Mexico en van Brazilië zijn ongetwijfeld de meest belangwekkende, èn wat het uiterlijk, èn wat het innerlijk betreft. Degenen, die meenen, dat men hier niet anders zal aantreffen dan een of een paar producten, waarvoor Zuid-Amerika bekend is, vergissen zich. Evenals Wembley in 1924 de oogen opende aan hen, die van Canada en Australië niet verwachtten een nijverheid, die desnoods aan eigen behoeften zou kunnen voldoen, - evenzeer zullen vele bezoekers hier verwonderd staan tegenover de tal van artikelen op elk gebied, die in het bijzonder Argentina en Mexico toonen. Dat Cuba den bezoeker tegemoet komt met uitgelezen assortimenten sigaren en met suikerriet; dat Venezuela, Uruguay en San Domingo geven inlandsche producten van zeer verschillenden aard; dat Chili in een schilderachtig paviljoen onderbrengt wat in dit rijke land wordt voortgebracht - wie zou het anders verwachten? Alle Zuidamerikaan- | |
| |
sche paviljoens zijn nog niet klaar; Peru, om er slechts één te noemen, wacht op voltooiing. Intusschen verheffen zich naast deze Zuidamerikaansche paviljoens die van de verschillende provinciën in Spanje. Andalusië is er zoo goed als Leon; de Castiliën zijn er zoo goed als de
Asturiën en Galicië, Estramadura is er zoo goed als Toledo, en Aragon is er zoo goed als Catalonië en de Balearische eilanden, welk laatste paviljoen intusschen nog in staat van voorbereiding verkeerde. Wel een eigenaardige uitzondering op den regel, aangezien Catalonië niet ten onrechte wordt geheeten het deel van Spanje dat werkt!
Alle deze paviljoens zijn mooi en schilderachtig van buiten en van binnen. Want, in tegenstelling met de Zuidamerikaansche paviljoens, in tegenstelling bv. ook met wat men in die prachtige inlandsche verzameling te Semarang in 1914 waarnam, bevatten de paviljoens der Spaansche provinciën slechts zeer gedeeltelijk producten van den tegenwoordigen tijd. Zij brengen in beeld het leven in die provinciën, en daartoe zijn de kunstschatten op het gebied van huisraad, schilderijen, kleeding en al dergelijke te voorschijn gehaald. Het is een mooi geheel, dat aldus gebouwd werd, en dat op de nu eenmaal onmisbare tentoonstellingsbasis wat ongematigd wordt omlijnd door allerlei industrieele en andere paviljoens, door grooter of kleiner café's en restaurants, door bars en wat al niet meer. Deze geven, met een uitgebreide winkelgalerij van Spaansche artikelen, aan de tentoonstelling te Sevilla het levendige, schilderachtig uiterlijk van bijkans elke tentoonstelling!
| |
II.
Het terrein, dat de tentoonstelling te Barcelona omvat, is grooter dan dat van Sevilla. Dat kan niet verwonderen, om twee redenen. Men was te Sevilla beperkt èn door het opzet der tentoonstelling èn door den bouw van de stad zelve. Maar bovendien vertoeft men te Barcelona in een industrieel centrum bij uitnemendheid, en het is dan ook aan de Spaansche nijverheid in de eerste plaats, aan Spaansche kunst en aan Spaansche sport daarnevens, dat de tentoonstelling te Barcelona is gewijd. Barcelona is dan ook voor alles een handels-, een havenstad. Zeker, de oude stad, waarbinnen opgesloten liggen de prachtige kathedraal, de karakteristieke
| |
| |
gebouwen voor stedelijke en provinciale vertegenwoordiging, de tal van kerken, de Rambla's met haar levendig verkeer, ademt Spaanschen geest en toont Spaansch uiterlijk. Maar de parken, die de plaats hebben ingenomen van de vroegere bastions, zijn met moderne paleizen bezet; de nieuwe wijken van de stad hebben het regelmatige, dat de negentiendeeeuwsche steden kenmerkt. In den omtrek van Barcelona verheft zich Montserrat, waar 't paleis van den Heiligen Graal heet te hebben gestaan; recht boven Barcelona verheft zich de Tibidabo, een heuvel, waarheen men gaat voor pleizier en ontspanning. En wie van daaruit op Barcelona neerziet, ziet een reusachtig agglomeraat van duizenden woningen, systematisch aaneengerijd, een beeld van de moderne stad met witte huizen en witte daken, gelijk deze passen bij de meestentijds blauw gekleurde Middellandsche Zee. Een stad, waarin wordt gearbeid van vroeg tot laat, een stad, die zich nooit met het centraal Spaansch regime heeft kunnen vereenigen en dat meer dan eens heeft getoond; een stad echter ook, die er een eer in stelt de eerste, numeriek en economisch, van Spanje te zijn!
Nabij de haven, grooter dan die van Marseille, kleiner dan die van Genua, staat het schitterend standbeeld van Columbus, en wie zich ter zijde daarvan stelt, ziet naar rechts op naar den vroeger kalen Montjuichheuvel. Vroeger was er niets waarneembaar dan een citadel; thans is het grootste deel van dezen kalen heuvel in een park herschapen. Park, dat men aanvankelijk noodig waande voor een in 1915 voorgenomen electriciteitstentoonstelling; park, dat in steeds grooter stijl is uitgebouwd en nu dient als omgeving voor de tentoonstelling, op welke men te Barcelona aan het verbaasde buitenland Spanje's industrieele, artistieke en sportieve kracht demonstreert. Het park loopt door tot aan de zee: vandaar, dat het eigenlijk tentoonstellingsterrein 1 ¼ millioen M2. bedraagt. Dit heeft het voordeel, dat degene, die zich moede gevoelt van tentoonstellingsindrukken, gemakkelijk een rustig plekje kan vinden, ver van gewoel, geschreeuw en drukte. Degenen zelfs, die zich naar Miramar, het voornaamste restaurant van de tentoonstelling, begeven, merken van de gebouwen dier tentoonstelling weinig meer of niets. Zij zien voor zich de haven en de Middellandsche Zee; zij zien ter zijde van zich, panoramaachtig gelegen, Barcelona. Als 's avonds de lichten in de stad en
| |
| |
de omstreken opgaan, komt vanzelf de vraag op wat schooner is: het gezicht op Barcelona of het gezicht van Barcelona op de tentoonstelling!
Men bereikt den ingang, als men zich van de Plaza de Cataluna langs de Universiteit, die thans weer opengesteld is, door de Calla de las Cortes, een lange, breede straat, begeeft. Is men op het tentoonstellingsterrein, dan schijnt het aanvankelijk alsof deze straat zich voortzet, want men gaat, midden door paleizen, aan weerszijden gelegen, een week na de opening nog niet gereed, doch bestemd voor onderscheidene takken van industrie. Op het eerste plateau liggen aan weerszijden de paleizen Alfonso XIII en Victoria Eugenia; het laatste bevattende buitenlandsche inzendingen, waaronder een van Frankrijk op het gebied van meubelen sierkunst; het andere bevattende inzendingen van verschillende landen, waaronder die van Noorwegen, Denemarken, Finland en Oostenrijk dienen te worden genoemd. Gedeeltelijk achter, gedeeltelijk ter zijde van deze paleizen staan die, gewijd aan kunst en kunstnijverheid, aan den handel en het verkeer in het algemeen en enkele andere van minder omvangrijken aard. Hier werd ook de Nederlandsche inzending ondergebracht; zij bestaat uit eensdeels de maquette van Rotterdam met bijbehoorende maquettes van groote Rotterdamsche maatschappijen en firma's; anderzijds uit de kleinere inzending van Amsterdam, en ten slotte het materiaal, dat de ijverige Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer heeft bijeengebracht. Zoo is Nederland dan toch ter tentoonstelling aanwezig, al ware wellicht een eigen paviljoen geen overdaad geweest. Duitschland heeft het grootste van een der buitenlandsche paviljoens; Frankrijk en België volgen het op den voet, terwijl Zweden over een paviljoen beschikt, niet zoo groot als van de vorengenoemde, doch keurig ingericht, goed verzorgd en... geheel gereed op den openingsdag.
Het middenpunt van de tentoonstelling wordt gevormd door het Palacio Nacional. Dit ligt geheel op het hoogste punt van de cascade, die van de paleizen, naar koning en koningin genoemd, opwaarts voert. Men kan met automatische trappen naar boven gaan; men kan de treden bestijgen ter weerszijden van de cascade; men kan ook langs kronkelende zijwegen omhoog gaan. Het Palacio Nacional is een imposant gebouw, vast opgetrokken en
| |
| |
bestemd om, is de tentoonstelling geëindigd, als vast tentoonstellingsgebouw voor Barcelona dienst te doen. Het bevat een overzicht van de Spaansche kunst van alle tijden, op overzichtelijke wijze bijeengebracht. Geen tak van kunst of zij is er aanwezig; geen periode in Spanje, op dat kunstgebied bekend, is overgeslagen. Met groote zorg moet deze verzameling zijn bijeengebracht, met niet minder zorg trouwens dan te Sevilla, waar men begrijpelijke moeite heeft gedaan om datgene tentoon te stellen wat Spanje en Zuid-Amerika verbindt en vooral de aanverwante landen niet te veel te overschaduwen. Zoodoende komt in Barcelona Spanje's zoo omvangrijk aandeel in de kunst beter tot zijn recht; vollediger, imposanter in elk geval. Men wandelt van zaal tot zaal, en de oogen worden niet moede om te bewonderen links en rechts. Te bewonderen wat er is; te bewonderen de wijze waarop het is bijeengebracht en gerangschikt; te bewonderen de betrekkelijke volledigheid. Alle deze kunstvoorwerpen van uiteenloopenden aard en opeenvolgende perioden worden verbonden door de tableaux, aan Spanje's geschiedenis gewijd. Tableaux met niet minder zorg samengesteld, en niet minder sprekend dan die, welke te Sevilla aan den kolonisatie-arbeid van Spanje zijn gewijd. Men ziet er Spanje in den tijd der West-Gothen; men ziet het ten tijde van Almanzor, den Moorschen overheerscher; men ziet het in de dagen van den Cid, dien men glorierijk Toledo ziet binnentrekken. Men vindt voor zich uitgebeeld de zegevierende Castiliaansche koningen, die den Moorschen tegenstander steeds meer naar het Zuiden dreven; men ziet belangrijke voorvallen uit de regeering van Alfonso X, van Pedro I en van anderen. Men neemt natuurlijk de katholieke koningen waar, staande op het gloriepunt van hun macht; men ziet Karel V, in beraad met zijn zoon Philips II en den Hertog van Alva, en men ziet hem, op het oogenblik dat hij, alle wereldlijke macht hebbende neergelegd, het klooster van San Just
zal binnentreden. Men ziet Quevedo uitgebeeld; men ziet den tijdelijken opbouw van Spanje onder het wijs beleid van Karel III; men ziet den eersten spoorweg, in 1848 in Spanje in gebruik genomen. Een oppervlakkig, tal van hiaten vertoonend overzicht van Spanje's zoo roemrijke geschiedenis, maar een beeld, dat elken keer aan aantrekkelijkheid wint door de zorg- | |
| |
vuldigheid der nabootsing en de artistieke kracht, gelegen in de figuren.
Dat is het oude Spanje, maar er is een ander oud en niet minder aantrekkelijk Spanje op deze tentoonstelling te zien in het zgn. Spaansche dorp, gelegen tegen de heuvelen, die van zelf door den Montjuichberg worden gevormd. Geen Spaansch dorp in den trant van een oud-München of een oud-Antwerpen of een oud-Gent, gelijk wij ook op Hollandsche tentoonstellingen kennen. Neen, een wetenschappelijk opgebouwd Spaansch dorp van den ouden tijd, met gevels, geïmiteerd van bestaande huizen; met een Marktplein, dat permanent bedoeld is en als middenpunt heeft het stadhuis, nagebootst van dat te Valderrobles. Men treedt er binnen door de poort, aan Avila ontleend; gaat men niet naar het Marktplein, dan volgt men een der vele nauwe straatjes, die naar de kerk of naar het klooster leiden. Die straatjes, zij dragen typisch Spaansche namen of stellen gedeelten van Spanje voor, en zij zijn bevolkt met ambachtslieden, die men uit alle deelen van het groote rijk naar Barcelona heeft ontboden. Het is geen dood dorp uit den ouden tijd, dat men den bezoeker biedt; neen, het is een levend Spaansch dorp, waarin zoowel de vreemdeling als de Spanjaard de zoo uiteenloopende bouwstijlen van het land vindt ‘in a nutshell’; een Spaansch dorp, waarvan de oogen genieten hoe verder men komt; een Spaansch dorp, vol kleur en licht en leven. Geen bezoeker, die eens de tentoonstelling heeft bezocht, of hij keert telkenmale naar het Spaansche dorp terug. Geheel het Marktplein is omgeven met grooter en kleiner café's, restaurants, met eenige herbergen en met intieme bars. Soms speelt er de militaire muziek, nog altijd op de traditioneele wijze in een breeden kring opgesteld; soms zijn er kleurige feesten, die in deze omgeving passen.
Als de avond valt, gaan de lichten op de tentoonstelling aan. De groote wereldconcerns op het gebied van verlichting hebben samengewerkt om van dit onderdeel iets heel, heel bijzonders te maken. En men kan zonder vrees voor tegenspraak zeggen, dat zij er in zijn geslaagd. Sevilla werpt van onder bloembedden en grooter of kleiner boschjes lichtstralen van verschillende kleuren naar boven, die op fantastische wijze de gebouwen, het terrein en de bezoekers belichten. Maar te Barcelona komt er, zoodra het
| |
| |
donker wordt, kleur in de golven van de cascade voor het hoofdgebouw, die enkele tientallen meters naar beneden gaat. Schitterende lichteffecten levert deze cascade op, die zich voortzetten langs de gebouwen naar boven en naar beneden, en over geheel het tentoonstellingsterrein. En van achter het hoofdgebouw priemen dan de acht dikke electrische lichtbundels zich in het onbekende, tot op een afstand van een half uur sporens van Barcelona toe. Wie van Madrid uit de stad nadert, wie zoo juist de majestueuze eenzaamheid van het Aragoneesche landschap heeft genoten, staat verbaasd stil voor wat hem daar aan den verren horizon wordt geboden. Het is ontzagwekkend en mooi; het is technisch volmaakt en onvergetelijk.
De tentoonstellingen te Barcelona en te Sevilla zullen - men kan er van verzekerd zijn - een mijlpaal vormen in de geschiedenis van het moderne Spanje. Naar Zuid-Amerika eenerzijds gaat de belangstelling van dat Spanje uit, vreedzame belangstelling thans in vergelijking met vorige eeuwen. Naar Europa niet minder, in de hoop en de verwachting, dat Europa het tegenwoordig Spanje wat beter zal leeren kennen, wat beter zal trachten te begrijpen!
H.Ch.G.J.v.d.M.
|
|