een associatie sterk gevestigd wordt, wanneer zij bij haar ontstaan met een zekere emotie gepaard gaat. En dat was zeker zoo in 't geval van mijn vriend, net als bij Asmus Semper trouwens.
Moest de meester aan mijn-vriend-in-de-jeugd de vraag gesteld hebben: Wat is een kindervoituurtje? dan had hij waarschijnlijk heel logisch-als-kind geantwoord: Meester, dat is... om kinderen mee op een mesthoop te doen rollen!
Net als het kleine meisje, dat antwoordde op de vraag wat een slak is: dat is... om dood te trappen!
Kinderen hebben hun eigen, soms verwonderende gedachtenassociaties, vooral betreffende zaken, die hen sterk getroffen of die intensief hun belangstelling gaande gehouden hebben.
Ze hebben hun eigen, specifieke begripsomschrijvingen en redeneerwijzen. Een zaak is... wat men er mee doen kan. Zij houden er natuurlijk nog wel andere soorten van definities op na; maar dat is nu de kwestie niet.
In hun redeneerwijzen zijn zij vooral analogisten.
Dat herinnert mij een ander geval. Bij een onderzoek naar de manier, waarop kinderen hun eigen definities opbouwen, en waarin namelijk gevraagd werd: Wat is een kathedraal? schrijft een jongen: een kathedraal is een draal om katten te vangen.
Een dom antwoord, wanneer wij het van ons standpunt van volwassene beschouwen. Heelemaal niet zoo dom, wanneer wij 't bekijken van het standpunt van het definitie-gevende kind. Ik onderzocht het geval grondig en de zaak zat zoo ineen: Zijn vader is een duivenmelker. Een ‘drangel’ is in zijn dialect het stelletje van dikken ijzerdraad, dat vóór den ingang van een duivenpier hangt, en waardoor een duif wél naar binnen komen, maar niet meer buiten loepen kan. 't Gebeurt ook wel eens, dat een kat op duivenjacht er doorheen sluipt, maar dan zit die gevangen, en kan ze alleen nog maar haar droevig lot afwachten. Zijn vader had er zoo eens een gevangen. En we hebben ze opgeten, Meneer! Wat al emoties! Nu herkende de jongen in het woord kathedraal dadelijk het eerste lid: kat; dus moest dat een samengesteld naamwoord zijn, net als kattevel, kattejong, kattestaart. En het tweede lid? Nu, ja, op school immers, in 't zoogenaamd Algemeen Beschaafd, gebeurt het wel eens meer, dat de woorden een beetje anders klinken dan in het patois: een poep thuis, is op school een pop (en dan maakt de kleine analogist van soep, ook sop; en van oemes, ommes, dat de meester op zijn beurt dan omzet tot immers). ‘Schoon weer’ heet in 's meesters mond ‘schoon weder’ en ‘leer’, ‘leder’: ‘broer’, ‘broeder’; ‘neer’, ‘neder’, enz. Uit dit alles raakt hij niet goed wijs. En nu denkt hij, dat het omgekeerde eveneens waar is: drangel, dat kan in het Beschaafd wel draal zijn. De letter h na de t? Nu, dat kan wel een schrijffout