De Vlaamsche Gids. Jaargang 17
(1928-1929)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| |
ZannekinZannekin en de Vrijheidsstrijd van het Kustland van 1323 tot 1328, door Pleimion Naibh. (Uitgever J. Lannoo, Thielt); 400 blz., met 3 kaarten.Tot onze innige spijt verschijnt dit uitmuntend boek onder een pseudoniem, wat ons helaas belet openlijk kennis te maken met een meer dan talentvollen geschiedschrijver, die zich met dit werk voorzeker een eereplaats verwerft tusschen de beste historici van onze gewesten. Zijn prachtige arbeid ontstond ter gelegenheid van den 600n verjaardag van den slag bij Kassel, op 23 Augustus 1328 geleverd. Zijn wetenschappelijke documentatie is stevig en volledig, wat leidt tot klaarheid, kalmte en rechtschapenheid in de uitwerking en dezer hoog gehalte waarborgt. Geen enkele belangwekkende bijzonderheid ontsnapte den schrijver; geen enkel feit, of hij geeft er de beteekenis van, in al haar draagwijdte. De geschiedenis van Vlaanderen wordt geschilderd van de vroegste tijden af tot aan het optreden van den reus der veertiende eeuw, Artevelde. De beschrijving van het aardrijkskundig kader (boschstreek, rivierengebied, kustland) gaat vooraf. Wij kunnen er niet aan denken den schrijver op den voet te volgen en moeten er ons toe bepalen, hier en daar 't een en ander aan te stippen over het Kustland, waar men het eigenlijk leenroerig persoonsregime nooit kende, daar de bevolking bestond uit vrijmannen, die in het bezit waren van vrijen eigendom, doch die langzamerhand onder een wettelijk geregeld bestuur werden gesteld. Vreeselijke tooneelen zouden zich echter nog geruimen tijd in dit Westland afspelen (o.a. strijd van Blauwvoeten tegen Isegrims). De vrije man van die streek, die den grond op de wateren had gewonnen en tegen de indringers verdedigd, vroeg zich af, wat de ridders daar kwamen doen. Ook Frankrijk zou zich altijd, wanneer het Vlaanderen aanviel, tegen het Kustland richten, het hart van den vijand. De Vlaamsche gemeenten zijn spontaanGa naar voetnoot(1) tot stand gekomen volkscommunauteiten, die vooral het oog op den wereldhandel hielden gericht en die zich organiseerden op even spontane wijze, met de bekommernis: door de stadsorganisatie den handel het grootst mogelijk voordeel te verschaffen en door den handel de middelen te vinden om hun stad haar eigenaardigheid te schenken. De grondslag van de Vlaamsche stedelijke gemeenten is een economische; de politieke inrichting heeft den economischen vooruitgang tot doel; beide weerspiegelen dezelfde idee: de volkomen gelijkberechtigheid van de groote cooperatieve vereenigingen, die de gemeente samenstellen. De macht van de steden, uit economische beginselen ontstaan, maakte met die van het Kustland een vaste macht, die een altijd dieper doordringender invloed op de omliggende gewesten uitoefende en de macht van het land werd. In de XIIIe eeuw vormde zich in de steden het patriciaat. Tegenover de patriciërs (de latere Leliaarts) stonden de ambachtslieden. Bij de samenspanning van de eersten met den adel ten voordeele van Frankrijk, voelde de volksklas | |
[pagina 430]
| |
zich draagster van het volksgeweten, dat zijn nationale eigenaardigheid voelde ontwaken. Brugge's invloed dringt in de XIIIe eeuw geheel het Kustland door. Brugge weet, dat zijn belangensfeer buiten Frankrijk ligt, het ziet in, dat zijn wegen en die van Vlaanderen niet over Frankrijk heenloopen; daardoor wordt het zijn economisch onderscheid met dat land bewust, waaruit het besef volgt van zijn economische zelfstandigheid. Voor Gent waren de goede betrekkingen met Frankrijk een levensbelang. Het ziet daarom naar dit land op; de streek van Leie en Schelde blijft de invalspoort van den Franschen invloed, zoowel als van de Fransche legers. Te Gent vindt Filips de Schoone zijn hechtsten steun. Als de koning Vlaanderen aan Gwijde terugschenkt, behoudt hij Gent; in 1302 belet de magistraat het volk ten strijde te trekken. De uitbreiding van het verkeer met Brabant, de dwang van den honger en het beleid van Artevelde zullen Gent eenmaal denzelfden strijd doen voeren, dien Brugge 50 jaar vroeger streed. Van Robrecht den Fries af voerden de Vlaamsche graven een reaalpolitiek, gericht op het behoud van hun landsgebied tegenover den vreemde en op de inwendige ontwikkeling van de opduikende volkskracht. De inpalmingszucht van Frankrijk zou er voor zorgen Vlaanderen tot de ontbrekende volkseenheid te brengen. Robrecht de Fries is voorzeker de grootste van Vlaanderens graven. Zijn vestiging en die van zijn opvolgers te Brugge verzinnebeeldigen de verplaatsing van het zwaartepunt van de invloeden in Vlaanderen van het rivierengebied en van het Artesische naar het Noorden, naar het Kustland, dat de haard werd, die den Vlaamschen geest over heel het land zou uitstralen. Van onder den grooten Fries heeft het Germaansche deel van het graafschap het op het Romaansche gewonnen. Boudewijn IX was insgelijks een Vlaamsche graaf, doch zijn deelneming aan den vierden kruistocht een onpolitieke daad. Het Verdrag van Melun (1226) wierp Vlaanderen aan handen en voeten gebonden voor den franschen koning. Na Kortrijk vond het zichzelf terug. Het Verdrag van Athis (1305), onder voorwendsel den vrede te herstellen, zou den wrok bestendigen. Van Fransche zijde werd de vrede nooit oprecht betracht. Een storm ging op tegen de bepalingen van het Verdrag der Ongerechtigheden: het nationaal gevoel was in zijn diepste gekrenkt en riep tot weerstand op. Toch bevestigde het Verdrag van Poitiers (1307) dit van Athis. Brugge alleen bood nog tegenstand en Robrecht van Bethune slaagde er niet in, zooals in de andere steden, de volksmannen door patriciërs te vervangen. Eerst in 1309 nam Brugge, totaal in het nauw gebracht, aan. In 1309 werd het ambachtenbestuur in de steden voor goed gebroken. Het patriciaat bezette weder het schependom. Volksopstanden grepen dan ook overal plaats. De verzoening tusschen Filips den Schoone en de Dampierre's was toen volledig. Robrecht van Bethune trad voor goed de partij van den koning bij. Het Verdrag van Pontoise bracht hem er toe, af te zien van Rijsel, Douai en Bethune (1302). Waalsch-Vlaanderen was verloren. De afstand van Orchies werd door den graaf erkend bij den Vrede van Marquette (1314). De geschillen duurden echter voort met de Vlaamsche steden, die in 1317 te Avignon, in bijzijn van den Paus, zelf onderhandelden met Frankrijk. Toen was het, dat men te Parijs predikte, dat het even verdienstelijk was te strijden tegen de Vlamingen als tegen de Sarrazenen. Gedurende de periode, die aanving na den dood van Robrecht, zou het Vlaamschbewustgeworden volk opspringen tegen degenen, die de verdragen wilden in stand houden. Zij hoopten het regeerings-systeem te breken, dat het onrecht bestendigde. De Vlaamsche beweging van de XIIIe en de XIVe eeuw, zoo door de landsrechtelijke als door de stedelijke gemeenten gevoerd, was een vooruitloopen en een toepassen tevens van de scholastische staatsopvatting. Zij kwam in botsing met de monarchistische opvatting van de legisten, die in den Renaissancetijd zou zegevieren; het zijn de | |
[pagina 431]
| |
koninklijk-pauselijke interdikten en excommunicaties, die in Vlaanderen de nederlaag hebben bewerkt van de staatspraktijk, door de groote scholastieken geleerd. In 1322 staat Veurne-Ambacht op. (Op elke Vlaamsche haardstede lag toen een gemiddelde belasting van bijna 11.000 fr. papier). De hoofdman is Nikolaas Zennekin van Lampernisse. Hij was van groot aanzien in zijn geboortegewest. Te Brugge was zijn invloed zoo sterk als in Veurne-Ambacht. Hij moet een buitengewoon man geweest zijn. Toen Jan van Namen watergraaf van Sluis werd en meester van de sluizen te Damme, waardoor hij geheel het Bloote en het Vrije kon onder water zetten, was de beroering in Brugge hevig. Het leidde tot de gevangenneming van den graaf van Namen, die echter weldra kon vluchten. In 1324 waren er overal onlusten, van Broekburg tot Aardenburg. Seger Janssone en Lambrecht Bovin verschijnen. Te Brugge was een centraal bestuur gevestigd, dat de beweging leidde. Janssone neemt Nieuwpoort in, waar Zannekin hem vervoegt. Samen trekken zij op naar Duinkerken. Het volk van Duinkerken en van geheel Bergen-Ambacht schikte zich onder de volksleiders; ook Kassel, Belle, Kortrijk, Roeselare, Torhout. Janssone nam Gistel in. Het gezag van Lodewijk van Crécy was vernietigd. Men had hier volstrekt niet te doen met een boerenopstand of een sociale agitatie. Van Ieper uit hield Zannekin de wacht tegenover Frankrijk. De koning deed weer eens het interdikt werpen over de opstandelingen (die wilde beesten, noemde hij ze). De hoofdaanleider te Brugge was Willem de Deken, die later te Parijs op de gruwelijkste wijze werd terechtgesteld. Hij had het afstellen van den graaf en het losscheuren van Vlaanderen van Frankrijk op het oog. Zwitsers en Vlamingen sprongen op, op dezelfde wijze, op hetzelfde tijdstip, doch Zwitserland gelukte en zijn vrijheidsmannen werden de helden van de legende; de onze werden vergeten: Peyt werd een ketter en Zannekin een bandiet! De Vrede van Arke verbrak voor een oogenblik den hardnekkigen strijd. De graafgezinden deden den burgeroorlog uitbarsten, overal, waar zij de voorwaarden van Arke wilden ten uitvoer brengen. De Fransche munt werd uit het land geweerd. Het Parlement van Brugge oefende de hooge macht uit. Samenkomsten met de Vlaamsche gemeenten in den Louvre leidden den koning en den graaf tot niets. Wel stelde Willem de Deken den Engelschen koning voor, den titel van ‘Koning van Frankrijk’ aan te nemen, opdat de Vlamingen hem als hun heer zouden kunnen erkend hebben. De Vlaamsche leiding eischte: handelsvrijheid en opheffing van de gilden; uitschakeling van de adellijke rechten; deelneming van al de klassen aan het bestuur van de gemeente; zelfbestuur los van alle inmenging van Frankrijk. De volksklasse uit den vreemde sloeg de oogen naar Vlaanderen op. De beslissing naderde. Het gansche Fransche leger marscheerde naar Vlaanderen. De Vlamingen, in twijfel over de inzichten van den koning, moesten de Ieperlingen en de Kortrizanen op de Leie laten, de Bruggelingen op de Schelde, terwijl de Westlanders stelling namen op den Kasselberg. Zij hadden tegen zich het sterkste leger, ooit tegen hen in 't veld gebracht. De Franschen telden 9.650 ruiters, 50.000 voetgangers, zonder de ribauden. De aanvoerders waren: de koningen van Frankrijk en van Navarra, de grootmeester van de Hospitaalridders, de hertogen van Burgondië, van Bretanje, van Bourbon, van Lorreinen, de graven van Henegouwen, van Artois, van Alençon, van Bar. Zannekin had geen 30.000 man. Op de stadspoorten van Kassel stonden geschilderde hanen opgesteld (Quant ce coq chi, chanté aura, le roy trouvé cy entrera). Het afstormen van den Kasselberg door het Vlaamsche leger was een meesterlijke zet van een stouten durver, van een krijgsman van de hoogste school. Op één uur tijds wierp Zannekin het Fransche ridderleger overhoop, dreef de eerste lijn op de vlucht en sloeg zich door de tweede heen. In heel de geschiedenis is de weerga niet te vinden van dergelijken verrassingsslag. Het ging om | |
[pagina 432]
| |
den koning. Zannekin toonde zich hier een ziener en een held, een groot figuur.
Het pleit, dat meer dan 25 jaar geduurd had, was beslecht. Groeningen was gewroken. Het grootste aandeel van de Fransche overwinning kwam toe aan Willem van Henegouwen en aan Robrecht van Kassel. Ware het geluk met hem geweest, Zannekin zou, evenals Willem Tell in Zwitserland, de legendarische held van Vlaanderen geworden zijn. De wraakneming van den koning was onmeedoogend. Hij legde de hand op geheel Vlaanderen; de graaf vervulde de ondergeschikte rol van hoog toeziener; de voorrechten van de steden werden verbeurd. De hoofden, die niet gesneuveld waren, werden op de gruwelijkste wijze gedood. De verbeurdverklaring van de goederen bracht zeer talrijke families van het Westland tot den ondergang. De schatkisten van de steden en de gemeenten werden zware en onmogelijke lasten opgelegd. In 1329 stierf de wakkere Janssone aan de galg, nadat zijn ledematen gebroken waren. De strijd van het Kustland Was een hoogtepunt geweest, in plaats van een ontaarding van de volksbeweging, in 1302 aangevangen. De strijders van 1328 wilden het heropleven van het feodaal stelsel beletten. Zij hadden het niet tegen de ridders, den graaf en den koning als gezagvoerders, doch als vertegenwoordigers van den Franschen geest; want zij deden beroep op den koning van Engeland, omdat zij wisten, dat van die zijde hun eigen aard geen gevaar liep. De auteur van Zannekin heeft onomstootbaar aangetoond, hoe de nationale Vlaamsche geest ontstond uit het volk van het Kustland; hoe hij overging op de andere deelen van Vlaanderen en van het volk op de burgerij oversloeg, hoe die geest er een van zelfstandigheid was. Het proces was met Kassel niet afgeloopen; Artevelde zou het verder doordrijven. Hij heeft bewezen, hoe zich in Vlaanderen een andere geest ontwikkelde, die naar den vreemde opdreef en gedragen werd door den graaf, den adel, de hoogere geestelijkheid en het patriciaat. Wat de volksgeest vormde, misvormde de geest van de graven en de heeren. Dit bracht de kloof tot stand tusschen de volksbeweging en de staatsactie en belette de volledige zelfstandigwording.
JOZEF PEETERS. |
|