| |
| |
| |
Polen - Duitschland en Dantzig
Bij het stopzetten van de Herstelconferentie, in April jongstleden, kwam weer de ‘gang van Dantzig’ ter spraak. Dit brengt er ons toe aan te stippen dat tijdens een internationale samenkomst der oud-strijders te Luxemburg, op 9-10 September 1928, de Poolsch-Duitsche kwestie in een openbaar debat behandeld werd.
Terwijl de Duitsche thesis, door den heer A. Abel verdedigd, in hoofdzaak hierop neerkwam: ‘Wij willen Oost-Pruisen niet van het moederland gescheiden laten, ook al bracht dit den vrede in gevaar,’ was de argumentatie van Polen, bij monde van den heer Smogorzewski, zeer stevig. Wij zullen, ter verduidelijking van zekere toestanden, de hoofdpunten weergeven.
De Duitschers herhalen steeds weer, dat de toestand, geschapen door de afscheiding van Oost-Pruisen, onhoudbaar is. Zij spreken van ‘de uitzinnige gang van Dantzig’ en eischen bij hoog en bij laag de aanhechting op van Poolsch Pomeranië bij het rijk.
Polen beweert dat het bestaan van een ‘gang’ niet in het minst Duitschlands bloei kan belemmeren. Een oude Poolsche provincie is aan Polen teruggekeerd en anderzijds was de vrije stad Dantzig vroeger de haven van Polen en haar huidig economisch bestaan is nog altijd nauw verbonden met dat van de nieuwe Poolsche republiek.
De huidige grenzen zijn rechtvaardig, want er is op gansch het Poolsch grondgebied niet een district waar de Duitschers in meerderheid zijn.
Die grenzen zijn tevens redelijk, gezien de ingewikkelde volkerenkaart in dat gedeelte van Europa.
De Poolsche bevolking wenscht niet de goede betrekkingen met zijn westelijke naburen af te koopen ten koste van een herziening der grenzen.
| |
| |
‘Tot geen prijs,’ zei heer August Zaleski, minister van buitenlandsche zaken, zullen de Polen een duimbreeds van Pomeranië afstaan, dat sinds eeuwen Poolsch is. Iedere Pool zou fortuin en bloed offeren om dat grondgebied tegen elken aanval, van waar hij ook kome, te verdedigen. (Redevoering van 10n Januari 1927).
Doch de Polen weigeren niet de reden van hunne houding te doen kennen. Zij hebben het recht en de gezonde rede voor zich. Zij hoeven niet voor het wereldoordeel te vreezen.
| |
Dantzig en de ‘gang’ zijn geschiedkundig Poolsch
De geschiedkundige rechten hebben slechts een geringe rol gespeeld, wanneer tot de grensregeling werd overgegaan. Toch is het nuttig er aan te herinneren dat de naam ‘Pomeranië’ zelf Poolsch is, van het woord ‘Pomorze’, land aan de zee.
Zoo ook is de naam Dantzig (Gdansk) van Poolschen oorsprong, wat ten andere de Duitsche geschiedschrijvers Lengnick en Simson erkennen.
De oudste historische tekst waarin van Dantzig sprake is, heet ‘Het leven van den heiligen Adalbert,’ die in 997 uit Polen vertrok in het land der Pruisen, om hun het ware geloof te prediken en de bekeerlingen te doopen.
De apostel scheepte in te Dantzig, dat toen behoorde tot de bezittingen van den Poolschen hertog Boleslas den dappere, evenals Pomeranië en het gansche land aan den linkeroever van den Weichsel.
In de XIIe eeuw werd Polen in verscheidene hertogdommen verdeeld. De landen aan de monding van den Weichsel werden het deel van een plaatselijke dynastie; deze stierf uit in 1295 en Pomeranië kwam alsdan aan den groothertog van Polen, Przemyslaw II, om kort nadien ingelijfd te worden in de staten van Ladislas den Korte, koning van de opnieuw vereenigde Poolsche natie.
Doch in 1225 had Konrad, hertog van Mazovië, beroep gedaan op de Teutoonsche orde, om hem in den strijd, dien hij tegen zekere naburen volhield, bij te staan. Polen zou deze ondoordachte daad van Konrad duur betalen.
| |
| |
In 1308, na het huidige Oost-Pruisen veroverd te hebben, maakte de Teutoonsche orde zich bij verrassing van Dantzig meester en bezette insgelijks Poolsch Pomeranië, t.t.z. de huidige gang. De Poolsche bevolking van Dantzig werd uitgemoord: de Duitsche kolonisatie was begonnen.
In 1410 versloeg het Poolsche leger tusschen Grünwald en Tannenberg de roofzuchtige orde, die niettemin tot 1454 over Dantzig meester bleef. Slechts na een nieuwen twaalfjarigen strijd, door den Poolschen Koning Casimir Jagellon aangegaan, werd door een vrede, in 1466 te Thorn geteekend, de terugkeer van Pomeranië en Dantzig aan Polen bevestigd.
Men weet, dat in 1525 de grootmeester der orde, Albrecht van Hohenzollern, luthersch werd en de orde verwereldlijkte onder den vorm van een erfelijk vorstendom.
Sigismond I, koning van Polen, nam dezen toestand aan, mits Albrecht en diens opvolgers de souvereiniteit van Polen zouden erkennen.
Den 8n April 1525 zwoer de stichter der Hohenzollern te Krakau plechtig den leeneed aan den koning van Polen.
In dien tijd was Polen machtig genoeg om het grondgebied, destijds door Konrad aan de Teutoonsche orde afgestaan, terug aan te hechten. Het had echter vertrouwen in den leeneed en in de waarde van het verdrag, door Albrecht onderteekend.
Dantzig, dat sinds 1454 bij Pomeranië behoorde, bleef Poolsch grondgebied, tot bij de tweede verdeeling in 1793, alhoewel reeds bij de eerste verdeeling, in 1773, Pomeranië aan Pruisen toegewezen werd.
Alhoewel de bewoners van Dantzig overwegend Duitsch waren, werden zij nooit door Polen lastig gevallen en bekwamen zij zelfs vele voorrechten, zoodat zij tot de getrouwste onderdanen van het koninkrijk behoorden. Op het einde der XVIIe eeuw telde deze stad, eenige haven van Polen, 70.000 inwoners; zij was de meest bevolkte stad van Midden-Europa.
Na de tweede verdeeling van Polen, waarbij Dantzig aan Pruisen werd toegekend, verzette de bevolking zich gewapender hand tegen de intrede der Pruisische troepen. Frederik II gaf dan
| |
| |
ook als reden der bezetting op: het gevaar dat deze stad opleverde, die anti-Pruisisch was en vóór Polen, zonder te spreken van de kwade gezindheid, die de bevolking sinds jaren tegenover Pruisen toonde.
Twintig jaar later tracht de stad weder haar aanhechting bij Polen te bekomen. Toen na den terugtocht van Moscou, de Pruisische troepen Dantzig, dat sinds 1806 vrije stad was, naderden, gaf het stadsbestuur aan zijn vertegenwoordiger te Parijs, Keidel, opdracht aan te toonen dat alleen een inlijving van Dantzig bij Polen aan de stad haar volledige economische ontwikkeling kon verzekeren. Zoo trad Keidel dan ook op in het congres van Weenen. Maar het Congres verdeelde het ongelukkige Polen opnieuw tusschen de drie staten die het hadden uiteengerukt.
Sinsdien verzwakte de Poolsche geest in Dantzig.
Niettemin gaven de Pruisische staatslieden er zich steeds rekenschap van, dat bij een mogelijke heroprichting van het vrije Polen, Dantzig terug tot zijn vroegere bezitters zou keeren.
Op 23 September 1854 verklaarde von Bismarck aan een Duitsche afvaardiging van West-Pruisen of Poolsch Pomeranië: ‘Voor een Poolschen staat, met Warschau als hoofdstad, zal het bezit van Dantzig nog noodzakelijker zijn dan dat van Posnanië. Zoo ooit Europa ons dus moest slaan, zoudt gij Duitschers van het Oosten nog meer bedreigd zijn in Dantzig, dan in Posen.’
Bismarck zag juist: Dantzig is in 1920 terug een vrije stad er de haven van het herboren Polen geworden.
Een zaak dient vóór alles onthouden te worden uit dit korte geschiedkundige overzicht.
Wat de Duitschers de ‘gang van Dantzig’ noemen is geen uitvinding van de stellers van het Verdrag van Versailles. Deze ‘gang’ heeft altijd bestaan. Van de eerste vermelding in de geschiedenis, in 997, af, behoorde Dantzig aan Polen, en in den loop der acht volgende eeuwen, tot in 1793, is de stad er slechts gedurende 146 jaar, met geweld, door de Teutoonsche orde van gescheiden geweest.
| |
| |
| |
De Polen vormden steeds de meerderheid van de bevolking in de ‘gang van Dantzig’
Niettegenstaande twee Duitsche aanhechtingen - de tweede duurde 148 jaar (1772-1920) - niettegenstaande een stelselmatige en onverbiddelijke denationalisatie sinds 1886, werk dat aan Duitschland meer dan een milliard goudmark kostte, bleef de bevolking van de ‘gang’ overwegend Poolsch.
In 1921 waren er slechts 19% Duitschers; nu gewis nog minder, daar sindsdien vele inwijkelingen, die voor Duitschland stemden, weer uitgeweken zijn.
In 1921 schatte Die Wirtschaft und Statistik’, te Berlijn uitgegeven, de Duitsche bevolking van Polen, na de grensregeling, op 1.363.000 zielen. Sindsdien zijn een half millioen Duitschers terug naar het moederland gekeerd; de meeste vrijwillig (20.000 werden tot uitwijking verplicht).
Er is een ander bewijs, dat wellicht nog doorslaander is.
Van 1871 tot 1918 hebben de 8 distrikten van de Poolsche zeeprovincie (Pomeranië) bij de dertien verkiezingen die in die tijd ruimte plaats grepen, nooit één enkel Duitsch afgevaardigde in den Rijksdag gekozen, niettegenstaande alle officieele bemoeiingen en de dwangmiddelen, die niet werden ontzien.
De Duitschers trachten dit zonneklare bewijs soms te ontzenuwen door te zeggen: ‘Wel neen, op 13 kiesomschrijvingen in Oost-Pruisen kozen slechts 3 Poolsche afgevaardigden.’
Men schept aldus moedwillig een verwarring. Wat ons aanbelangt is niet gansch Oost-Pruisen, maar enkel de ‘Poolsche gang.’ Oost-Pruisen werd dan ook aan Polen niet toegekend en ten andere nooit opgeëischt, maar alleen het middengedeelte daarvan. En dat middengedeelte bevatte de 3 kiesomschrijvingen Putzig (Puck), Neustadt (Wejherowo) en Karthans (Kartuzy), die juist uit de 8 distrikten bestonden die aan Polen werden toegekend.
Twee professors aan de hoogeschool van Harvard, Charles H. Harkins en Robert H. Nord, territoriale experten van de Amerikaansche afvaardiging, schreven in hun werk ‘Some Problems of the Peace Conference’: ‘Polen moet een uitweg naar de zee hebben.’
| |
| |
Doch 't is niet enkel omdat het dien uitweg behoeft, dat het hem gekregen heeft. De Vredesconferentie zou waarschijnlijk dat verlangen niet bevredigd hebben, zoo de bevolking, op dien uitweg gevestigd, niet overwegend Poolsch ware geweest.
De Vredesconferentie heeft dus niets uitgevonden: ‘de gang’ bestond en is klaar afgeteekend op iedere volkerenkaart die eerlijk is opgemaakt.
Zij bestond zelfs in 1913 op een kaart, uitgegeven door het Pangermanistisch Verbond ‘Ostmarkenverein.’
De heer Loebe, huidig voorzitter van den Reichstag, verklaarde den 16n Januari 1927 te Lodz: ‘In Duitschland teekent men protest aan tegen het bestaan van “de gang”, maar iedereen erkent toch dat de bevolking Poolsch is.’
Had de stichter van het Duitsche socialisme reeds op 6n September 1848 de heroprichting van een onafhankelijken Poolschen staat niet voorspeld? In ‘Die Neue Rheinische Zeitung’ schreef hij aan 't adres der Pruisen: ‘Gij hebt de Polen verscheurd, maar gij zult er niet in slagen ze te verteren.’
Laten wij eindigen met de verklaring van een lid der Engelsche Labourpartij, Hugh Dalton, lid van het Lagerhuis.
Deze gekende economist, die in 1926 de gang bezocht, schrijft in zijn boek ‘Toward the Peace of Nations’: ‘De zoogezegde gang is onbetwistbaar door een Poolsche bevolking bewoond.’
| |
Economische argumenten.
Dr. Ernst Tiessen, een Duitsch geleerde, schrijft: ‘De zeegrens heeft een overwegend belang. Sinds de uitbreiding van den zeehandel is de uitgestrektheid en de gunstige ligging van een zeegrens ten opzichte van den Oceaan een levenskwestie voor een machtigen staat die een groote bevolking bezit.’
Juist om die redenen kreeg Polen reeds in 1918 van de Vereenigde Staten, van Engeland, Frankrijk en Italië de belofte van een vrijen en gewaarborgden uitweg naar de zee.
Deze uitweg kon niet beter gewaarborgd worden dan met hem door Poolsche grondgebieden bereikbaar te maken.
De reeds genoemde Amerikaansche expert Robert H. Nord
| |
| |
schrijft desaangaande in het boek, uitgegeven door kolonel House en Charles Seymour: ‘What really happened at Paris’: ‘De vrije uitweg naar zee zou voor Polen veel minder gewaarborgd zijn, indien de benedenloop van den grootsten Poolschen stroom (den Weichsel) en de haven aan zijn monding in Duitsche handen waren gelaten, vermits Duitschland altijd de ergste vijand van Polen is geweest.’
Die overwegingen brachten de Vredesconferentie er toe, Pomeranië, dat geschiedkundig en ethnographisch Poolsch was, aan Polen terug te schenken, terwijl Dantzig tot vrije stad werd gemaakt, met bestuurlijke onafhankelijkheid, onder bescherming van den Statenbond, door een Hoogcommissaris te Dantzig vertegenwoordigd. Aan Polen werd de uitweg naar zee over Dantzig door bijzondere rechten en voordeelen gewaarborgd.
De oppervlakte van Polen meet 388.000 Km2; die van Duitschland 472.000 Km2. Polen heeft 30 millioen inwoners, Duitschland 65 millioen. De Poolsche zeekust is nauwelijks 61 Km. lang, die van Duitschland meet 1488 Km.: 498 aan de Noordzee en 990 aan de Baltische zee. Duitschland bezit meer dan 60 goede havens. Polen heeft slechts Dantzig (waarover het zelfs niet vrij beschikt) en Gdynia, dat nog maar in aanleg is. En nochtans voert Duitschland een rusteloozen strijd tegen het bezit door Polen van een zeekust.
| |
De gang is geen beletsel voor den handel en de betrekkingen tusschen Duitschland en Oost-Pruisen.
Bewerkt Polen, door het bezit van de gang, de afzondering van Oost-Pruisen?
In geenen deele.
Inderdaad, op 21en April 1921 werd te Parijs een overeenkomst geteekend - door H. Olszowski voor Polen en Dantzig eenerzijds en door H. von Muting voor Duitschland anderzijds, - waarbij de doorvoerkwestie van Oost-Pruisen naar Duitschland volledig werd geregeld.
Polen past deze overeenkomst sinds 1 Juni 1922 nauwgezet toe.
Toen het verdrag in den Reichstag werd goedgekeurd, drukten
| |
| |
eenige leden hun vrees uit, dat de overeenkomst tot vele geschillen kon aanleiding geven, die slechts door een scheidsgerecht konden beslecht worden. Deze vrees bleek ongegrond. De doorvoer geschiedt tot algeheele voldoening van Duitschland; de grenzen van de gang zijn ‘economisch onzichtbaar’. Er bestaat geen tolonderzoek noch pasvisa voor de reizigers van Berlijn naar Koningsberg bv. en omgekeerd.
Dr. Ruhl, een Duitsch economist, in zijn werk ‘Die Nordünd Ostseehafen im Deutschen Aussenhandel,’ stelt vast dat voor den oorlog de handel tusschen Oost-Pruisen en de rest van Duitschland meestal over zee geschiedde, terwijl nu, niettegenstaande ‘de gang’, het vervoer zoo van reizigers als van goederen meest per spoor gebeurt, dwars door de gang.
Dit is vooral toe te schrijven aan het gemak, door het bestuur der Poolsche spoorwegen aan den Duitschen doorvoerhandel verzekerd. Het aantal treinen is meer dan voldoende om in alle behoeften te voorzien en Polen schenkt ten andere steeds bevrediging aan ieder redelijk verzoek in 't belang van den doorvoer.
Dr. Holz, een hoog beambte bij de spoorwegdirektie van Duitschland, zegt in de studie: ‘Ostpreussens Wirtschaft und Verkehr vor und nach dem Kriege’:
‘Men stelt met genoegen vast dat door het aandringen van het bestuur der Rijksspcorwegen bij Polen, alle moeilijkheden aangaanden den doorvoer werden opgelost. In dat opzicht is Oost-Pruisen dus niet meer afgesloten. Onze Rijksspoorwegen hebben een brug door het Poolsche gebied geslagen. De vervoerprijzen zijn berekend volgens het tarief van het Duitsche binnenverkeer. De vraag of er nut is het warenvervoer tusschen het Rijk en Oost-Pruisen per schip te verzekeren, heeft geen reden van bestaan meer.’
Jaarlijks, inderdaad, benuttigen ongeveer 600.00 reizigers de transitotreinen, terwijl het aantal, dat de scheepvaartlijn Königsberg-Stettin in beide richtingen neemt, 5000 niet te boven gaat.
Alhoewel Duitschland dus ten veile de doorvoerlijnen van West naar Oost en vice versa benuttigt, was het Duitsch vervoer in ton in 1924 slechts de helft van het Poolsch vervoer in de richting Noord-Zuid, dus van Dantzig naar Polen en omgekeerd.
| |
| |
Sindsdien is het verschil in 't voordeel van den Poolschen handel nog gedurig toegenomen. Zoo het vervoer in dien zin 2.783.860 ton in 1924 bedroeg, klom het twee jaar later tot 6.857.384 en bleef op dat peil in 1927.
Hedendaags is de Poolsche doorvoerhandel vijfmaal zoo groot als de Duitsche.
Economisch is dus het bezit van Pomeranië door Polen meer als gewettigd; daarop doelde Hugh Dalton, als hij in zijn reeds vermelde boek schreef: ‘Van jaar tot jaar wordt de positie van Polen in “de gang” sterker en sterker.’
| |
Er zijn nog veel ‘gangen’ in de wereld.
De Poolsche gang is geen uitvinding, tegen Duitschland gericht. Er zijn zooveel gangen in de wereld, waar de geschapen toestanden soms veel lastiger zijn:
1o) Zoo een Hollander per spoor van Rotterdam naar Terneuzen moet, is hij verplicht over Antwerpen te reizen (door een Belgische gang).
2o) Wilt ge van Bazel naar Schaffhausen, beide steden van het Zwitsersch grondgebied, vergeet uw pas niet zoo ge Duitscher noch Zwitser zijt, want ge reist door de Badische gang. -
3o) Duitschland en Zwitserland zijn nabuurstaten. Een vreemd reiziger wil van Zürich naar München. Hij meent met een Duitsch visa in orde te zijn. Doch te Bregenz, aan het meer van Constanz, wenscht hij even af te stappen: de streek is schoon... ónmogelijk hij bevindt zich in de Oostenrijksche gang.
4o) De reiziger van Hasselt naar Gladbach moet door de Nederlandsche gang.
5o) Een Franschman wil van Gex (Ain) naar Annemasse (Haute Savoie). Er is dertig kilometer tusschen beide plaatsen, maar om geen reusachtigen omweg te maken moet men door de ‘Zwitsersche gang’ van Genève.
6o) Bezoekt de Italiaansche meren. Van Mennagio naar Pallanza, aan de oevers van de Lago di Como, voert de kortste en schilderachtigste baan over Lugano. Maar vergeet niet uw pas in regel te stellen, want ge moet door de Zwitsersche gang.
| |
| |
7o) Een Kanadees, na een reis in Europa, ontscheept te St John en neemt zijn reisbiljet voor Ottowa; welnu, over meer dan 300 mijlen loopt de Canadian Pacific Railway door den staat Manie, de Amerikaansche gang.
8o) Een Sammy moet van Buffalo naar Detroit. Hij reist met den Ney York Central of den Michigan Central, maar in de twee gevallen gaat de reis hoofdzakelijk door de provincie Ontario, dus door een Kanadeesche gang.
9o) In het Westelijk gedeelte van de Vereenigde Staten volgt de grens tusschen den staat Britsch Colombia en Washington V.S. den 49n breedtecirkel. Het is dan niet te verwonderen dat in die bergachtige streek, tusschen de rivieren Colombia en Similkannen. de Kanadeesche spoorweglijn achtmaal de grens der Vereenigde Staten overschrijdt.
Wat al ‘gangen’... en de lijst is verre van volledig!
Wat is het besluit?
In al die ‘gangen’ geschiedt het verkeer op zeer voldoende wijze en geene der nabuurstaten eischt een grensherziening; men vergenoegt zich met economische overeenkomsten in 't belang der beide landen.
| |
Zoo de toestand in Oost-Pruisen soms moeilijk is, komt dit door het gemis aan een Duitsch-Poolsch handelsverdrag
De Duitschers spreken graag van de verwurging van Oost-Pruisen. Deze provincie heeft een oppervlakte van 38.521 Km2 (1¼ maal België) en telt 2.200.000 inwoners.
Zulk een toestand is niet eenig.
1o) Zara en omstreken werden bij het verdrag van Rapollo door het koninkrijk der Serben, Kroaten en Slovenen aan Italië afgestaan. Dit gebied is gansch van Italië afgesloten en op 150 Km. van Fiume, de dichtstbijgelegen Italiaansche stad. Zij is zelfs alleen op betrekkingen per zee aangewezen, daar geen enkele spoorwegverbinding met Italiaanschen bodem bestaat.
2o) De toestand van Ulster kan met dien van Oost-Pruisen vergeleken worden.
| |
| |
3o) En wat zeggen van Alaska? Nochtans komt het bij de Amerikanen niet op, het kustgebied van Kanada op te eischen om Alaska aan het moederland te verbinden.
Als men zich op een ander standpunt stelt, ziet men dat de toestand van Oost-Pruisen, een weinig dicht bevolkte provincie, veel voordeeliger is dan die van Zwitserland, Oostenrijk, Hongarije en Tcheco-Slovakije, die geen kustland bezitten en zich dus van vreemde havens moeten bedienen. Oost-Pruisen heeft minder inwoners dan Zwitserland, het kleinste der vier opgesomde landen; nochtans heeft het een eigen kustgebied en een eigen haven: ten andere, een land dat aan de zee grenst, kan van geen wurging spreken.
Zoo de economische toestand van Oost-Pruisen moeilijk is, komt dit enkel voort uit het gemis aan een handelsverdrag.
Deze moeilijkheden werden reeds in 1919 door den Duitschen economist Dr. Fritz Simon, voorzitter der Handelskamer te Königsberg, voorzien en hij kwam tot volgend besluit:
‘Alhoewel het den Pruisen niet toelacht, is een tolverbond van Oost-Pruisen met Polen een noodzakelijkheid. Aldus zou de economische ontwikkeling van Oost-Pruisen zeer gediend zijn, daar het een reusachtig hinterland zou krijgen, zonder al de tolmoeilijkheden die nu oprijzen. Polen zou een deel van zijn uitvoer over Königsberg verzekeren. Alleen als het economisch bloeiend is, kan Oost-Pruisen op politiek gebied zijn aansluiting bij het Duitsche rijk bewaren.’
Het is hersenschimmig te hopen dat Duitschland plotseling zijn houding tegenover Polen zal wijzigen. De beste oplossing ware dus een tolverbond onder den vorm van een Duitsch-Poolsch handelsverdrag, dat, zonder in het minst afbreuk te doen aan het bestaan van Oost-Pruisen, de politieke betrekkingen in Oost-Europa zou verbeteren en de beste waarborg zijn van den vrede.
Als we zeggen dat de welvaart van Oost-Pruisen vooral afhangt van zijn Poolsch hinterland, kan men hooge kreten slaken, maar de aardrijkskunde is daar om deze bewering te staven. Rijnland is, dat weet iedereen, het hinterland van Antwerpen en Rotterdam, en dat wettigt geen enkele annexionistische gedachte.
| |
| |
| |
Dank zij Polen is Dantzig de eenige haven in de wereld, waarvan in- en uitvoer sinds den oorlog vervierdubbeld zijn.
Terwijl de beweging der havens Stettin en Königsberg is verminderd sinds den oorlog, is Dantzig er reusachtig op vooruitgegaan.
Waaraan is dat te wijten? Alleen aan het feit, dat 30% van de gansche handelsbeweging van Polen over Dantzig gaat en dat 95% van de waren die te Dantzig worden gelost of geladen, van Polen komen of er voor bestemd zijn.
In de eerste jaren na den oorlog, was het nationalisme der Dantzigers nog zoo scherp, dat deze bevolking zulke verheugende uitslagen nog niet als voldoende aanzag, in ruil van de solidariteit die hen aan Polen bindt.
Er is echter een kentering gekomen. Dr. Werner Mahrholz heeft onlangs in de Vossische Zeitung (19-8-28) een artikel geschreven, waarin hij getuigt, dat de Dantzigers nog steeds naar harte Duitsch, maar zich niettemin bewust zijn, dat ze zonder Polen economisch ten onder gaan.
De ontwikkeling der handelsbeweging in de haven van Dantzig wordt sprekend weergegeven door onderstaande tabel, die de totale cijfers van in- en uitvoer opgeeft:
Jaar |
Schepen |
Tonnenmaat |
1912 |
5.966 |
1.963.805 |
1922 |
5.409 |
2.851.949 |
1923 |
5.786 |
3.412.180 |
1924 |
6.642 |
3.283.033 |
1925 |
7.944 |
3.735.162 |
1926 |
11.870 |
6.828.320 |
1927 |
13.892 |
7.832.431 |
Zooals men ziet is het trafiek in 1927 viermaal grooter geweest dan in 1912, het voordeeligste jaar vóór den oorlog, en 15% hooger dan in 1926. Tezelfdertijd is ook het aantal regelmatige scheepvaartlijnen met aanleghaven te Dantzig vermeerderd. Op dit oogenblik zijn er 67 lijnen, die de betrekkingen met al de voornaamste havens van de wereld mogelijk maken. Het aantal han
| |
| |
delsvlaggen is gestegen van 11 in 1912 tot 27 in 1927 en Duitschland bekleedt de eerste plaats wat de tonnenmaat betreft (26%), gevolgd door Zweden (22%), Denemarken (20%) en Engeland (10%).
Dantzig is van een derderangs-haven tot een der eerste havens van de Baltische zee en zelfs van de Noordzee gegroeid en overtreft Göteborg, Malmö, Stettin, Leningrad, Lubeck, Reval, Königsberg, Riga, Memel enz.; slechts Hamburg, Bremen, Kopenhagen en Stockholm kunnen op grooter verkeer wijzen.
De toekomst en de welvaart van Dantzig zijn aan een nauw samenleven met Polen verbonden.
| |
Een nieuwe haven, Gdynia, is noodig gebleken.
De snelle ontwikkeling van het economische leven in Polen en de aangroei der bevolking laten een stijgende toename van de overzeesche handelbetrekkingen van Polen verwachten. Daarom is het, dat de haven Gdynia werd gebouwd, niet om de mededingster van Dantzig te zijn, maar om in toekomstmogelijkheden bij tijds te voorzien. De ondervinding, op juiste gegevens gegrondvest, bewijst, dat in een nabije toekomst de twee havens met moeite zullen volstaan voor de economische bedrijvigheid van het herworden Polen.
De werken te Gdynia, visschersdorp aan de golf van Dantzig, maar op Poolsch grondgebied gelegen, werden in 1921 begonnen. Slechts in 1924 konden zij ernstig worden doorgevoerd. Heden is reeds een gansche stad verrezen.
De haven is nog niet in orde, maar reeds volgt het verkeer een zeer snel stijgende lijn. Ziehier enkele cijfers:
Jaar |
Schepen |
Tonnenmaat |
1924 |
54 |
81.232 |
1925 |
164 |
146.162 |
1926 |
601 |
412.951 |
1927 |
1080 |
824.842 |
Vooral de uitvoerhandel is groot en dit is toe te schrijven aan het inschepen van kolen. Gdynia is tot nu toe vooral de kolenhaven voor Polen; wat de andere waren betreft, zal in- en uitvoer
| |
| |
op groote schaal eerst mogelijk zijn nadat de aanlegkaaien volledig zullen gebouwd en de opslagplaatsen overdekt zijn, wat dit jaar zal gebeuren.
Na voleindiging der eerste reeks voorziene werken zal Gdynia 2 millioen ton kolen en 350.000 ton andere waren per maand kunnen uit- en 150.000 ton produkten invoeren.
Polen vergeet nochtans de noodwendigheden van Dantzig niet. In Juli 1927 werd door den havenraad van Dantzig, op initiatief van Polen, een buitenlandsche leening van 20 millioen Dantziger gulden aangegaan, tot uitbreiding der haven. Deze leening werd mede door Polen gewaarborgd, wat wel bewijst dat er van geen boycott van Dantzig sprake kan zijn. Twee havens voor een land als Polen zijn ten andere nauwelijks toereikend.
Zekere Duitschers, o.a. Arnold Rechberg, stellen volgende oplossing voor: Polen zou de gang aan Duitschland afstaan, maar in ruil Lithauen met de haven Memel ontvangen.
Zulk plan is onuitvoerbaar, niet alleen om redenen van politieken en zedelijken aard, maar ook omdat Memel een kleine zandige haven is, die zelfs op dit oogenblik na Gdynia komt.
In het voordeeligste jaar (1913) bereikte de geheele havenbeweging slechts 800 schepen met 700.000 ton.
| |
Besluit.
Alles over de ‘gang’ is gezegd.
Het geldt dus een Poolsche provincie, die in een tijdverloop van duizend jaar tweemaal, telkens ongeveer 150 jaar, van het moederland werd losgerukt, maar daarna ook telkens terugkeerde.
De bevolking - de Duitschers bekennen het - is steeds Poolsch gebleven.
Langs de gang bezit Polen, met 30 millioen inwoners en een aangroei van 350.000 zielen per jaar, zijn eenigen uitweg naar de zee.
Alle gemak van doorvoer wordt aan Duitschland gegeven en toch is het Poolsch vervoer van Zuid naar Noord vijfmaal zoo groot als het Duitsch vervoer van (West naar Oost.
Duitschland bezit geen enkel historisch recht op de ‘gang’ en deze hindert Duitschlands betrekking met Oost-Pruisen niet.
| |
| |
Nochtans eischt Duitschland de ‘gang’ op.
Waarom?
Uit politieke en strategische redenen.
In de middeleeuwen drong het Germanisme het Slavisme achteruit van de Elbe naar den Oder en verder tot den Weichsel. Maar dan was het nationaal bewustzijn ook nog niet gevormd.
De toestand is nu gansch anders. Het Germanisme voelt rond zich staten met sterke nationaliteit en zedelijke eenheid. De herwording van Tcheco-Slovakije en van Polen zijn een nederlaag voor het Germanisme; de fierheid van Duitschland, die te alle tijden de Slavische landen als kolonisatiegebieden had aangezien, is gekrenkt.
Arnold Rechberg, een groot Duitsch industrieel, reeds hooger vermeld, schreef:
‘Recht heeft niets te zien met politiek; alleen krijgs- en economische macht tellen voor Duitschland en zoo Polen de “gang” niet goedschiks teruggeeft, zal Duitschland het een afstraffing bezorgen, waarbij het niet alleen dat gebied, maar ook Posnanië, Opper-Silezië en andere streken zal inboeten.’ (Avenir - Parijs 7-8-1927),
Zulke hooghartige taal is niet nieuw en verwondert niet.
Juist omdat het recht niet telde, en omdat een Duitsch Rijkskanselier een onderteekend verdrag als een vodje papier mocht aanzien, stonden vier en twintig landen in de wereld naast België en Servië.
Heeft die les dan tot niets gediend? Zal Duitschland steeds vergeten dat het niet alleen is op de wereld, dat ook andere volkeren recht op vrij bestaan hebben?
Er werd hier alleen gesteund op historisch, economisch en ethnographisch recht.
Er zijn ook zedelijke argumenten, die niet minder sterk zijn.
Het recht heeft in den laatsten wereldkrijg gezegevierd. Grenzen die volstrekt iedereen bevredigen bestaan niet; niettemin mag men bevestigen dat de huidige toestand zeer de rechtvaardige grensregeling nabij komt.
Waarom zouden misplaatste nationale fierheid en strategische redenen het moeten winnen op het recht van een jong en levens- | |
| |
krachtig volk? Waarom zou de verbinding over land van een provincie met het moederland, belangrijker zijn dan de vrije toegang van een groote natie naar de zee?
De gang is noodig voor den economischen, zooniet voor gansch den vrede van Europa; want het bezit van gansch de Baltische kust door Duitschland, zou andere landen (bv. Tcheco-Slovakije) totaal afhankelijk maken op handelsgebied, terwijl nu een vrije uitweg naar de zee bestaat, zonder Duitsche lijnen te moeten bezigen.
De toekomst is niet aan diegenen die slechts droomen van grondgebiedvergrooting en aanhechting, maar aan diegenen die streven naar het onzichtbaar maken van alle grenzen.
Die vredespolitiek wordt door Polen gevolgd, maar anders over het bestaan van de ‘gang’ denken dan von Bismarck toen hij zeide: ‘Voor een Poolschen staat is het bezit van Dantzig (dus van Poolsch Pomeranië) een hoofdzakelijke levenskwestie’ is onmogelijk.
De bloem bloeit op een tengeren stengel; maar snijdt men den stengel door, dan sterft de plant.
Polen ook heeft een eigen uitweg op de vrije zee, maar dien uitweg willen wegnemen is Polen den levensader doorsnijden.
Het is van Europeesch belang dat dit niet gebeure.
M. DE PRAETERE.
|
|