Kolonie. Aldus kwam België in het bezit van Midden-Afrika. In dien tijd nochtans werd hij in het Parlement, in de pers, in de meetings ergerlijk door het slijk gesleurd. Hij trok zich dan ook meer en meer in afzondering terug. Men kent van hem geen ware vrienden. Zwaarmoedigheid en ontgoocheling welden in hem op. ‘Ik ben de vorst van een klein land en van kleine lieden. Mijn leven lang heb ik hun goed gewild, en zij hebben mij voor dief en moordenaar gescholden!’ ‘Al wat ik denk of voorstel, is vooraf veroordeeld’. ‘De geschiedenis zal mij oordeelen’.
Leopold II was een groot bouwer (moderniseering der havens van Antwerpen en Oostende, verbetering der spoor- en waterwegen en der banen van groot verkeer, zeevaartinrichtingen van Gent en Brugge, verfraaiing der omstreken van Brussel, Koloniaal Museum van Tervuren, Zegeboog van het Jubelpark, domeinen der Lesse). Brussel is den Koning het behoud van zijn vijvers en van het bosch verschuldigd.
Op economisch gebied was hij Manchesteriaan; over de gevolgen der arbeiderswetgeving was hij sceptisch gestemd. Aan de armsten gezonde lucht en gezond water te bezorgen, was, naar zijn meening, de eerste verplichting van de Regeering. De aanvoering van drinkwater in Vlaanderen bekommerde hem bijzonder.
Tot op het einde van zijn regeering maakte het regime der Schelde zijn aandacht gaande; hij wilde, dat Antwerpen beschikken kon over diepe en veilige vaargeulen, talrijke kaaien, een toerusting van eerste gehalte (Antwerpen boven!).
Zijn ideaal als Staatsman was belichaamd in de groote Engelsche ministers van Victoria, die redenaars, bestuurders en leiders der opinie waren. De Times was zijn lievelingslectuur. Hij bewonderde Lodewijk XI en Lodewijk XIII, maar ook Thiers. Hij gaf weinig acht op de parlementaire werkzaamheden. Machtig realist, was hij toch bijgeloovig. Nooit zou hij een onderneming begonnen zijn op een Vrijdag. Hij hield niet van populariteit. Slechts aan positieve uitslagen hechtte hij belang. Zijn werkkracht bleef onverminderd tot het laatste. Hij beminde wel de onbeperkte macht: de opperheerschappij van Congoleesch Souverein voldeed zijn heerschzucht. Nochtans waren zijn betrekkingen met den eersten minister van Koloniën, den heer Renkin, steeds zeer hartelijk. Hij eerbiedigde bij zijn medewerkers hun overtuiging, wanneer hij wist, dat ze voortkwam uit de bekommering om het algemeen welzijn.
De Koning stierf als katholiek, die hij immer gebleven was. Om zijn ziel in vrede te stellen, verlangde hij de diensten van een eenvoudigen priester, niet die van Kardinaal Mercier. Op zijn doodsbed onderteekende hij de dien dag gestemde wet op den persoonlijken dienstplicht.