De Vlaamsche Gids. Jaargang 17(1928-1929)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Laatste Groet Officieren! Equipaadje! Hier staan we voor het lijk van onzen kabelgast, Van Jan Marijns, den deken der matrozen. Het was een brave kerel en het past Dat wij hem groeten voor hij daalt in 't eindelooze. Gij weet hoe deze man zich van zijn taak In stilte en zonder morren heeft gekweten. Hij was voor allen een betrouwb're baak; Zijn eerlijkheid droeg hij ten top van zijn geweten. Gij kent zijn liefde voor dit drijvend huis. Er was geen trouwer vriend van onze ‘Cleopater’. Hoe dikwijls, als we samen zaten in 't kombuis, Besprak hij met impuls haar tochten over 't Groote Water! Gij kent zijn moed. Herinnert u dien nacht Toen hij den lichtmatroos het leven redde. De sneeuw had onze klipper uit haar koers gebracht; De brekers braken dreigend uit hun bedden. Hij dook. - Hij sloeg zijn vastberaden arm Gelijk een boei rond den verslagen jongen, En toen hij weer op dek stond, klonk het warm: ‘Ziezoo, die sukkel is den dans ontsprongen!’ Gij kent misschien zijn leed! Hoe zoo'n verwaten vrouw Den eed van trouw al rinkelrooiend heeft gebroken. - Het brokkelt in mijn keel als ik dat overschouw. - Zoo leefde hij met een dagge door zijn hart gestoken. Nu, kameraden, is 't met hem gedaan. 't Geluk heeft hij waarachtig niet gevonden. Komt, laat ons dichter bij den valreep staan En vragen wij vergeving voor zijn schaarsche zonden. .............................................................................. [pagina 322] [p. 322] Zij baden plechtig met gesmoorde stem. De driekleur flakkerde op met korte slagen En wind en water druischten over 't Requiem En wind en water klauwden naar de sarkofage. Toen sprak de kapitein het opperst: Een - twee - drie... In Godsnaam!... 't Was het eind van de ceremonie. A. DEMAREST. Vorige Volgende