Rondom Luther
Prof. E.E. Pauls. - Rondom Luther. (‘De Spieghel’, Amsterdam, 1928); f 2,90 gebonden.
In de mooie reeks ‘Cultuur-historische Studiën’ werd een Nederlandsche bewerking opgenomen van de studie van Prof. Pauls, een uitstekend kenner van den hervormingstijd, over Luther.
Deze geschiedschrijver ziet de reformatie in haar sociaal verband; hij wijst op het dualisme van dien tijd, met zijn neiging naar het middeleeuwsche, zijn drang naar het nieuwe, zijn sociale veranderingen en zijn wijzigingen van standsbegrippen.
Wat we over Luther en zijn omgeving vernemen, boeit ons als een roman van Van Moerkerken.
Het werk vangt aan met een tijdtafel, een chronologisch overzicht der cultuur- gebeurtenissen uit die beroerde dagen, die inderdaad onmisbaar is.
Toen Luther in 1525 in het huwelijk trad, stichtte hij de protestantsche pastorie. Deze is de bakermat van de Duitsche cultuur geworden. (Euller, Linné, Heim, Langenbeck, Puffendorf, Stägemann, Ancillon, Müller, Heeren, Ranke, Hey, Sturm, Gerok, Gellert, Mörike, Wieland, Lessing, Boie, Hölty, Miller, Claudius, Hippel, Lichtenberg, Jean Paul, Schlegel, Geibel, Schleiermacher, Schliemann, Nietzsche, Pestalozzi).
In Erfurt promoveerde Luther. Daar werd hij gewikkeld in den strijd tusschen scholastiek en humanisme (tusschen den ouden en den nieuwen tijd). Zoo weinig hij echter ook een gotisch mysticus is, zoo weinig is hij ook een humanistische rationalist. Door zijn diepste gevoel stelde hij zich boven de tijden. Alle autoriteiten haalde hij naar beneden (behalve het woord Gods). Te Wittenberg vertienvoudigde hij het getal studenten. Met zijn stellingen wendde hij zich tot de geleerde wereld der universiteiten, opdat door een openbaar debat met een anderen geleerde de kwestie behandeld kon worden. Tot zijn verbazing brachten zij vooreerst de Duitsche geldwereld in oproer. Duizenden ‘goudmarken’ stroomden dagelijks naar Rome.
Bewust tot hervormer werd Luther door zijn critiek op het concilie van Constanz. Nooit legde hij de pij der Augustijnsche monniken af. Daar de meeste priesters niet preeken konden, schreef hij voor hen zijn ‘Onderricht aan de Geestelijken’, en zijn ‘Doopboekje.’
Op den Wartburg werkte hij aan de Bijbelvertaling, nadat de in den ban gedane met zijn voorkennis op de terugreis van Worms, door den slotvoogd van den Wartburg overvallen werd. Als Jonker Jörg leidde hij daar een ridderleven. Van den Wartburg ging de Duitsche Bijbel en de Duitsche taal in de geheele wereld. In die eenzaamheid toonde Luther zich een weergaloos kunstenaar, dichter en musicus. Zelfs Heine had eerbied voor het rhythmische in Luther's taal. Hij vlocht den band, die Noord en Zuid samen kon brengen. Hij schiep het protestantsche kerklied (Ein feste Burg ist unser Gott).
Luther was geen organisator, hij was te zeer vervuld van het wezen der dingen (Wederdoopersbeweging). De ridders en de boeren verzaakte hij ter wille van de reinheid van zijn leer. Hij werd tot den meest gehaten man in Duitschland.