De Vlaamsche Gids. Jaargang 17(1928-1929)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 219] [p. 219] Nog Zangen van Weemoed I De nacht trekt schaduwen over Het rustig, eenzaam land, En zijn adem vaart door het loover Van elzen- en eikenkant. Hij sluipt in het siddrend gebladert En wekt er geheimenis, En de vlottende duisterheid nadert, - Een spook van droefenis... O, klagende stem van den avond, Hoe waait gij mij treurnis aan, Al voel 'k uw verzuchtingen lavend Door mijne ziele gaan! Zij beluistert u met verlangen En pijn saam, want zij weet. Dat de toon van uw droeve zangen Is gestemd op haar eigen leed... II Ik hoor in de ruischende boomen, Als een stille, droeve klacht, Den wind van den avond komen En gaan door den zoelen nacht; En 'k moet aan uw schoonheid denken, Wen het leven mij verre ontvliedt, Nu de boomen mij, arme, wenken Naar hun duister woudgebied. [pagina 220] [p. 220] O, ik zie uw beeld verrijzen, Vóór mijn geest in het duistere woud Als een vlammend licht, en wijzen Naar de donkere hemelvout, - Bezaaid met tintlende starren, Ontelbaar, als tranen geschreid -, Die tusschen de spichtige sparren Zijn fulpen baarkleed spreidt... III De schemering verwint het land. Het donkert in de dreven, Nu rijst het beeld, als ging de droom In werkelijkheid leven. Ofschoon een hersenbeeld, door mij Der duisternis onttogen, - Roert het mijn hart en houdt mijn ziel Tot schreiens toe bewogen, En wekt in mij een diep gevoel Van nameloos verlangen... Gij, spel van mijnen geest, ik kan Uw schijngestalt' niet vangen!... Want kom ik naderbij, gij wijkt... Begoochling is verzwonden, En niets meer blijft mij, niets van u, Dan nieuwgeslagen wonden. † HERMAN DE SCHUTTER. Vorige Volgende