De Vlaamsche Gids. Jaargang 17
(1928-1929)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Uit de Tijdschriftentrommel
Bulletin de la Chambre de Commerce Belgo-Luxembourgeoise-Lithuanienne.
| |
[pagina 143]
| |
talrijke illustraties die van de originaliteit en van het talent der ontwerpers getuigen. Bij deze illustraties, waaronder meer dan een de moderne wijze om 't publiek voor een waar of voor een inrichting te winnen in het licht stelt, sluit aan de hoogst belangwekkende en zoo aantrekkelijk geschreven studie van Dr. J.A. Goris over De Amerikaansche Reclame. Een eerste Nederlandsche Brief over het economisch leven bij onze Noorderburen volgt daarop; verder vinden wij de eerste helft van de voordracht over de inrichting, de algemeene werking en de economische werkzaamheid van den Belgischen Boerenbond, te Leuven, op het IVe Economisch Congres door den heer W. Gijsen gehouden. Wanneer wij Recht en Rechtspraak door adv. Fl. Couteele, Fiscale Berichten door O. Zeghers en Sociale Berichten door F.R. zullen genoemd hebben, dan zullen wij een volledig overzicht hebben gegeven van deze uitgave, die als het zinnebeeld mag worden aangezien van de nieuw aanbrekende periode in de geschiedenis der Vlaamsche Beweging, de economische, na de philologisch-literaire, die men wel eens kleineerend ook de romantische heeft genoemd...
Een derde tijdschriftnummer, dat ons gestuurd werd en in het teeken staat van een bijzondere gebeurtenis is het Novembernummer van OOSTVLAAMSCHE ZANTEN, de om de twee maanden verschijnende mededeelingen van den Bond der Oostvlaamsche Folkloristen, dat weldra zijn vierden jaargang zal ingaanGa naar voetnoot(2). Deze aflevering sluit aan bij de tweede folkloretentoonstelling, die tijdens de laatste gemeentefeesten te Gent gehouden werd. Deze tentoonstelling was, zooals bekend, gewijd aan het voikstooneel en de deelname der koninkl. Hoofdkamer van Rhetorica, ‘de Fonteyne’ er aan mag worden aangezien als een der belangrijkste. Uit het archief dezer rederiikersvereeniging, daar tentoongesteld, wist Pi of. Dr. P. de Keyser stukken op te delven, die licht vermogen te werpen op de herstelling van het nationaal tooneel te Gent in de laatste tien jaar der XVIIIe eeuw; hij bewerkte ze tot een artikel, dat in de hier besproken aflevering verschijnt onder den titel: Een onbekende Bladzijde uit de Geschiedenis van ‘De Fonteyne’ te Gent. Omtrent een photo en een papieren standaard met het opschrift: ‘De Vereenigde Kappers, 1901, Fosfoorfabriek, Gent’, allebei in het Folklore-museum bewaard, deelt ons verder de heer Ein. Andelhof een kostelijke brok Gentsch volksleven mede, een belangwekkende bijdrage tot de geschiedenis der Gentsche volksmaatschappijen. Dit Novembernummer van OOSTVLAAMSCHE ZANTEN bevat nog, benevens vier photo's van de tentoonstelling, het verslag der Algemeene Vergadering van den Bond, op 11/16/28; de voortzetting van de onder den titel Volkshumor verschijnende lijst der reeds aangeteekende en verzamelde bij- en spotnamen van Oostvlaamsche Gemeenten door den heer F. Van Es; kortere aanteekeningen onder de rubriek Zanten; boekbesprekingen en eindelijk de inhoudstafel van den derden jaargang, die een schel licht werpt op de werkzaamheid van de leden van den Bond der Oostvlaamsche Folkloristen en op de degelijkheid en de verscheidenheid van hunne mededeelingen.
Een niet gewone werkzaamheid hebben ook de leden van de commissie voor toponymie en dialectologie in 1928 aan den dag gelegd, zoowel als corps beschouwd als individueel. Daarvan getuigt niet alleen het op de eerste bladzijden van den pas verschenen tweeden bundel der HANDELINGEN gedrukt Verslag over de IV erkzaam heden der Commissie in 1927, maar ook en vooral deze heele bundel handelingen, reeds een boekdeel geworden van ver boven de 300 bladzijden, wanneer bundel I er niet meer dan 250 telde. Hier zet Prof. H.J. Van de Wij er de in HANDELINGEN I begonnen Bibliographie van de I laamsche Plaats naamkunde voort. Bij dit hoogst verdienstelijk werk, dat door een namenregister wordt besloten, sluit een tweede bijdrage van denzelfden | |
[pagina 144]
| |
geleerde aan: De Vlaamsche Toponymie in 1927, met biographisch overzicht. Over Vlaamsche plaatsnaamkunde vinden wij daarna nog twee studies, een van A. Dassonville, betiteld: Een Kapittel uit het Boek der Prosopo-toponymie en een van Dr. Jan Lindemans Over eenige niet-specifieke toposujjixen in plaats - namen. Over Vlaamsche dialectkunde handelen twee kortere bijdragen: De Hollandsche Expansie van uit Limburg gezien, door J. Leenen en De Nederlandsche Dialectstudie in 1927 door Docent L. Grootaers. In Wallonië zijn plaatsnaamkundigen en dialectennavorschers niet minder ijverig aan het werk dan in Vlaanderen. Prof. Jules Feller geeft ons hier het eerste gedeelte van een Etude sur les noms de personne contenus dans les noms de lieu, alsook een paar bladzijden over La révision de l'orthographe des noms de lieu, die, alhoewel voor Wallonië geschreven, ook wel ‘mutatis mutandis’ op Vlaanderen toepasselijk zijn. De twee belangrijkste studies voor het Waalsch gedeelte der HANDELINGEN II zijn ongetwijfeld die van J. Vannerus en die van Docent Jean Haust, respectievelijk betiteld A propos des noms de lieu luxembourgeois en -ing ou en -ingen en Enquête sur les patois de la Belgique romane (met 9 kaarten), deze laatste studie aansluitende bij een bijdrage van denzelfden schrijver, La dialectologie wallonne, in den vorigen bundel verschenen. Bij een in den vorigen bundel verschenen bijdrage sluit insgelijks het laatste twintigtal bladzijden der HANDELINGEN II aan. Prof. A. Doutrepont's overzicht van La Philologie Wallonne en 1927.
Het bestuur van de HAAGSCHE POST heeft zich ook dit jaar geen moeite gespaard om van het traditioneel Kerstnummer een genot te maken voor het oog en voor den geestGa naar voetnoot(3). Talrijk zijn, zooals altijd, de illustraties buiten tekst, die het versieren, en waaronder wij hier die van den bijgevoegden wandkalender voor 1929 speciaal zullen vermelden: vier reproducties van schilderijen van W. v.d. Velde de Jonge uit het Rijks-Museum. Talrijk zijn ook de illustraties der twee voornaamste bijdragen dezer aflevering: Nederlandsche Portretminiatuur, een merkwaardige synthetische studie van deze uit de handschriftenverluchting ontstane en in de laatste jaren in Holland stilaan herlevende kunst, door Mr. A. Staring - en Nederlandsche Poorten door Dr. H.E. van Gelder met 17 teekeningen en aquarellen van Louis Bron, waarin ons de geschiedenis en de ontwikkeling van de stadspoort in Nederland geschetst wordt en ons tal van specimens onder deze beschreven worden en van dichtbij bestudeerd. Een gelegenheidsstuk, waar de folklorist gretig zal naar grijpen, is Kerstgebak en Kerstgebruiken door Dr. C. Catharina van de Graft. Wie belang stelt in dierenleven en -gewoonten zal zijn gading vinden in de bijdrage van A.B. Wigman: Van Haar en Veer in Bosch en Hei, Dierenleven op de Veluwe, geïllustreerd met tal van natuuropnamen. Voor den liefhebber van ontspanningslectuur werd ook in ruime mate gezorgd: wij noemen de novellen van Felix Timmermans Gustaj uit ‘De Roode Kat’ (met teekeningen van den schrijver), van R. Austin Freeman Het Fortuin van Sebastiaan Smut en van J. Eilkema de Roo Lente in den Kersttijd, alsook het niet onderteekend vers Rondezang door Nederland aan het handje van den Schoolmeester: een tweehonderdtal speelsche regels, vol humor, kwinkslagen en levensphilosophie. Daar wij in deze kroniek wel eens gerept hebben over advertenties in tijdschriften, meenen wij er hier, als slot, te kunnen op wijzen, dat de H.P. er schijnt van afgezien te hebben in haar jaarlijksch prachtnummer bladen met advertenties in te lasschen; dit jaar is het commercieel gedeelte aan het begin en aan het einde gegroepeerd, waar bladzijden daartoe uitsluitend voorbehouden zijn. En dit is goed zoo. Al zijn de tijden in het teeken van productie en rendeering, toch dienen in een niet-economische uitgave aankondigingen en tekst van elkander duidelijk en materieel gescheiden; dit wordt geëischt door de aesthetiek van het boek. Dr. C. DEBAIVE. |
|