Inkeer
Sluit het donker buiten, laat het lamplicht in,
Dag zal niet meer storen, stilte wordt gewin,
Rust voor moede handen, klaarte voor den geest,
Wien de dag rauw wondde, de avond soms geneest.
Tot uw zuiverst wezen thans kunt binnengaan,
Waar alle aardsche dingen stof-ontheven staan,
Waar vreugd stiller, dieper, smart-zelf milder is,
En tot zoet bezit wordt ieder droef gemis.
't Rusteloos verlangen, dat u heeft gepijnd,
Rust thans, zelf gevangen, tot een droom verreind,
Die een wijzen glimlach door uw denken weeft,
Maar, uit strijd geboren, slechts van zwijgen leeft...
Zwijgen en ontstijgen 's levens tijdlijkheid,
Boven lust en tranen raken de eeuwigheid,
Waar 't al ligt ontraadseld volgens hoogre wet,
Trots verkeert tot deemoed, vloeken tot gebed.
Peinzend zich-herkennen: regen op het veld,
Door den ploeg gebroken van het dag-geweld.
Uit de vruchtbre vore van uw diepst gedacht
Klimt het koren, vrede, waar uw ziel op wacht.
Sluit het donker buiten, laat het lamplicht in,
Dag zal niet meer storen, stilte werd gewin...
Mocht ge, o hart, den vrede, dien gij heden vondt,
Dragen van den avond naar den morgenstond.
25/6/1928.
FRANS DE WILDE.
|
|