| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
In onze onlangs verschenen bijdrage ‘Het nieuwe onderwijs te Weenen’ gewaagden we reeds over den ‘Deutschen Verlag für Jugend und Volk’, wiens bedrijvigheid werkelijk merkwaardig mag heeten. Zonder in den breede daarop terug te komen, vestigen we in het bizonder de aandacht op twee zijner uitgaven: Aerztliche Pädagogik door Dr. Heinrich Keller en Pädagogische Versuchsarbeit door Theodor Steiskal, elk van beide in twee deelen.
Keller is geneesheer en stelde vast dat vele ouders de lichamelijke verzorging en de verstandelijke ontwikkeling hunner kinderen als twee zelfstandige levensfaktoren van elkaar gescheiden houden, ofschoon het eene wel sterk afhankelijk is van het andere. Daar wil hij tegen in en dat verklaart al dadelijk den titel van zijn boek, ‘Geneeskundige pedagogiek’, alsmede de vier groote rubrieken ‘harmonische opvoeding van den zuigeling’, ‘...van het loopende kind’, ‘...van het kleine kind’, ‘...van het schoolgaande en het geslachtelijk rijpende kind.’ Ieder dezer rubrieken heeft haar klaar afgebakende onderdeelen; en waar men het werk ook opslaat, telkens getuigt Keller's taal van een bezonkenheid en een rust, die weldadig aandoen. Het boek is bestemd voor ouders, leerkrachten en opvoeders; het zal hun, - naast een werk als Dr. Matthias' eenvoudiger gehouden ‘Onze Benjamin van de kinderkamer tot in de maatschappij’, - wetenschappelijk en praktisch ernstige diensten bewijzen.
Steiskal's werk over ‘Pedagogische proeven in Oostenrijk’ behandelt blijkbaar een heel ander onderwerp; maar toch sluit het zich voor zijn eerste helft bij Keller's arbeid aan, doordien het vier hoofdstukken brengt over den psychologischen toestand van het schoolgaande kind, - het eerste en het tweede tamelijk zwaar op de handsche hoofdstukken echter, - en dien toestand tot grondslag neemt voor de in de tweede helft behandelde didaktische proeven. Naar we vroeger meedeelden, worden in Oostenrijk talrijke experimenten genomen; omstandige lijsten, achter in dit werk, leggen daar getuigenis van af. En daarom juist verwondert het ons, dat het tweede deeltje van dit werk ons niet meer dan enkele losse grepen uit onderscheiden bedrijvigheden der arbeidsschool aanbiedt, door elf verschillende medewerkers, en er niet op aangestuurd werd een samenhangend geheel te verwezenlijken.
| |
| |
Het lezen waard blijft dit werk echter wel, om den verjongenden geest dien het uitstraalt.
Van Dr. Fritz Karsen verscheen Deutsche Versuchsschulen der Gegenwart und ihre Probleme. (Dürr'sche Buchhandlung, Leipzig). Hier gaat het dus niet om pedagogische proeven, maar om volledig ingerichte proefscholen; en van deze laatste telt vooral Duitschland er vele en allerhande. Karsen deelt zijn stof in naar het karakter der instellingen en gewaagt dan van organisatorische en methodologische hervormingen, van scholen met gezinsopleiding en van gemeenschapsscholen. En onder elk dezer rubrieken voert hij dan de verschillende experimenten thuis, die ons sinds enkele jaren bekend zijn; men denke b.v. aan de Reformschule, de Begabtenschule, Berthold Otto's Hauslehrerschule en aan de zg. Waldschulen en Schulgemeinden. Maar boven alle plaatst Karsen de revolutionaire of gemeenschapsschool, waaraan hij trouwens ook 't omvangrijkste hoofdstuk wijdt; waar hij de andere scholen voor private, interessante proefnemingen houdt, heet hij de gemeenschapsschool, - waarin een demokratische, nationale opvoeding in dienst der gemeenschap verstrekt wordt, - de gewenschte oplossing. Met dit hoofdstuk ga men akkoord of niet; gezonde, ruime opvattingen worden er alleszins in gehuldigd.
Nu we een uitgaaf der Dürr'sche Buchhandlung vermelden, moge hier ook Philipp Stauff's Märchendeutungen genoemd, dat bij dezelfde firma verscheen. Het boekje bedoelt den oorsprong en de beteekenis van een aantal Duitsche sprookjes te verklaren en zoekt daartoe hoofdzakelijk steun in mythologie en volksgeloof; we lazen het gaarne, lieten ons zeer dikwijls overtuigen en zelfs boeien, maar vonden ten slotte in de aangehaalde sprookjes zelf, - waaronder de meeste naar Grimm, - de allergróótste bekoring.
Van de firma Quelle und Meyer, te Leipzig, kwam ons Aus der Urgeschichte des Menschen, door Fritz Gansberg, toe. De auteur behoort tot de school van Scharrelmann, d.i. hij kent voortreffelijk zijn stof, in dit geval de geschiedenis van den oorspronkelijken mensch, en weet ze prettig vertellend te verwerken. Hier brengt hij een elftal verhaaltjes, los van elkander; diepgaand zijn ze niet, maar ze prikkelen tot willen weten en begrijpen, en dat beteekent heel wat, wanneer het een publiek van jonge kinderen geldt.
Om nog enkele Duitsche uitgaven te bedenken, vermelden we een drietal boekjes van de firma Tyrolia, te Innsbrück; Der kleine Otto der Grosze, een geschiedkundig, kristelijk gekleurd verhaal voor kinderen, door Maurus Carnot; Unser Heim in der Sonne, een verzameling korte stukjes, pleitend voor een zonnig huiselijk leven, onder leiding van Maria Domanig; Werden und Wirken, de uitbeelding van negen verschillende vrouwen, uit de historische werkelijkheid gegrepen, door Helene Riesch. Van deze drie
| |
| |
werkjes, materieel goed verzorgd, lijkt ons het laatste het origineelst en best en bizonder geschikt om jonge meisjes tot de schoonheid der vrouwelijke levensrol voor te bereiden.
Onder de Nederlandsche uitgaven noemen we vooraan de reeks ‘Bekende Paedagogen’, door de firma Wolters vroeger ingezet met P.L. van Eck's Johann Heinrich Pestalozzi, door ons reeds besproken, en thans vervolgd met J.M. Telders' Friedrich Fröbel's Opvoeding van den mensch. We weten niet welk werk na deze twee aan de beurt komt; maar met mej. Telders' boek heeft de uitgever weer een beste greep gedaan. Mej. Telders leidt het door haar vertaalde werk van Fröbel met een zaakrijke ‘levensschets’ in, waarin ze 's mans leven en arbeid voortreffelijk in 't raam van den vroeg-negentiende eeuwschen tijd situeert; Dr. Gunning laat die schets volgen van zijn eigen kenschetsing van ‘Fröbel's grondgedachten’, bondig en helder; en daarop volgt dan, in toonbeeldig Nederlandsch, mej. Telders' vertaling van ‘De opvoeding van den mensch’, dat voortreffelijk aansluit bij het andere werk, waarin de schrijfster Fröbel's ‘Paedagogiek van den kindertuin’ voor Nederland bewerkte. Wie Fröbel wat zwaar op de hand vindt kan dit boek met vertrouwen ter hand nemen; want de vertaalster wipte het langdradige en onbelangrijke uit den tekst en biedt ons voor 't overige een proza, dat ons Fröbel tot iets steeds aktueels en bizonder kostbaars maakt.
Bij de firma H.J. Spruyt, te Amsterdam, verscheen Jeugd, een bundel kinderschetsen, door. J. Lens; daarin worden een veertiental kinderen voorgesteld door een man van streng kristelijken huize, maar op een wijze dat ook andersdenkenden het nog lezen kunnen. Alleen rijst bij ons weer de vraag: zijn die kinderen typisch genoeg om ze uit te beelden, en zooniet, mocht dan niet zachtjesaan de reeds lange reeks van dergelijke schetsen worden afgesloten?
De Hollandia-drukkerij, te Baarn, brengt ons Onze Mei, zijnde een twaalftal jeugdherinneringen, door verschillende Nederlandsche schrijfsters van eerste gehalte. 't Was een voortreffelijk idee van de uitgeefster, er die proef op te wagen; want zoo dergelijke herinneringen ons gelegenheid bieden eens naar den oorsprong van zekere interessante levensverschijnselen te zoeken, ze brengen ons vooral de schrijfsters zelf, die belangwekkend te vertellen weten, al is het zakelijke hierin weleens erg beperkt in omvang.
Schooluitgaven verschijnen natuurlijk bij de vleet; we hebben ons zelfs dikwijls afgevraagd, hoe ze 't vermijden elkander eenvoudig in den weg te loopen. We noemen er ditmaal maar enkele.
Nijgh en Van Ditmar, te Rotterdam, biedt ons Folklore ten dienste van het onderwijs, door F.W. Drijver. Wie den schrijver kent, weet dat hij tot de allerbeste folkloristen van Nederland
| |
| |
behoort, getuiige o.m. zijn bundels ‘Mozaïek’; en wie dit werkje inkijkt, ziet er, aan de hand der volksche gebeurtenisjes van Januari tot December, een heerlijk nationale leesstof in, die al lang in onze schoolleesboeken moest hoogtij vieren. Waar ‘Folklore’ niet als klassenleesboek wordt ingevoerd, mag het alvast niet in de klassebibliotheken van den 3en en den 4en graad ontbreken, in afwachting dat het mooie zustertjes krijge.
De firma Wolters heeft een reeksuitgave ‘Vreemde landen en landstreken’ geopend, die bij voortgezet onderwijs in aardrijkskunde zeer nuttig zal blijken. Vóór ons ligt De Groote Oceaan en Japan, door Mulder en Heere, een rijkdom aan up-to-date gegevens over bedoelden oceaan, de eilanden, de kustgebieden, de groote landen- en volksgroepen; meer bestemd om geraadpleegd dan geleerd te worden.
Van dezelfde firma ontvingen we één deeltje Fransch voor de middelbare school, door Benjert en Elzinga; het heet een ‘voorlooper van het eerste leesboek’ en brengt werkelijk eenvoudige, prettig gestelde leeslesjes aan. Deze auteurs, - dat mag hier weleens met nadruk gezeid, - kénnen kinderen en kindertaal en dat is, bij elke methode, een gróote verdienste.
Dezelfde firma ook zond ons C. van Herrikhuizen's Engelsch spreken en schrijven. Spraakkunst bij Eng. spreken en schrijven, Oefeningen bij Eng. spreken en schrijven. Origineel en best werk in dezen zin: dat de leerstof zooveel mogelijk in Engeland speelt en op zeer verschillende, aantrekkelijke wijzen wordt ingekleed; dat de spraakkunst tot een werkelijk minimum (van 45 blz.) herleid wordt; dat de oefeningen talrijke, interessante vragen omvatten, van zeer uiteenloopenden en prikkelenden aard, al moest daar toch de bedenking bij, dat er ruim veel aan vertalen gedaan wordt.
Nu we het toch over schooluitgaven hebben, zetten we nogeens weer de Vlaamsche firma ‘De Sikkel’, te Antwerpen, in het zonnetje.
Dat zij L'école et la vie, een volledigen Franschen taalkursus door H. Dillen en onszelf, laat verschijnen, achten we hier ter plaatse geen mededeeling, na de eerste besprekingen, door den redactiesecretaris bezorgd. Wel is nieuw: dat van Van Hoof en Peeters' aantrekkelijke leesboekenreeks Binnen en Buiten het 14e deel van de pers kwam, dat wetenschappelijke lektuur aanbiedt, met illustratie door Dozy; - dat Melis en Queekers ons het ‘5e leerjaar’ van hun glasheldere Taaloefeningen brachten; - dat Schneider klaar kwam met de Cijferboeken VII en VIII van zijn werkelijk aktieven rekenleergang: - dat Van Laar reeds de deeltjes I, III, IV van zijn persoonlijk opgevatte Vaderlandsche geschiedenis liet verschijnen, in afwachting dat II het geheel voleindigt; dat K. Ceurremans Op nieuwe banen bracht, een ‘proeve
| |
| |
van globale, ideo-visueele leesmethode’, omvattend een bizonder klare handleiding, twee oefenboekjes (waarvan één geheel in schrijfletters, en mooie!) en twee leesboekjes (met ook één in schrijfletters). Op het een en ander komen we bij gelegenheid terug; maar het is alvast een typisch verschijnsel, dat de firma ‘De Sikkel’ op een vijftal jaren tijds zoowat alle leervakken binnen schot kreeg en zich werkelijk, - getuige de diep ingrijpende bijval van enkele harer methodes, - een naam van beteekenis wist te verzekeren.
Dat deze firma onlangs voortreffelijke geschiedeniswandplaten, naar dokumentaire gegevens, op de markt bracht, hebben we vroeger gemeld. Thans weze er bijgevoegd, dat Dr. J. Uytterhoeven en R. Van Roosbroeck, onder wier leiding de uitgaaf geschiedde, bij genoemde platen een Toelichtenden tekst bezorgden, die een boek van honderd bladzijden vormt en door zijn rijken, mooi gestelden inhoud de platen tot een openbaring maakt.
Om de ‘Sikkel’-uitgaven af te sluiten, vermelden we hier mevr. S. Verzele-Madeleyn's Drie éénaktertjes voor kinderen; is de kleurige omslagteekening één stemmigheid, de stukjes zelf zijn zoowat witte mereltjes tusschen de vele aldus genaamde produkten; en mereltjes dan vooral om hun eenvoudige natuurlijkheid en kordaatheid.
De firma Dessain, te Luik, liet Romanus, door mevr. Tyou-Meyers en den heer R. Tyou, verschijnen. Dit werk, als ‘inleiding tot de Romeinsche oudheid en de Latijnsche taal’ bedoeld, is een poging tot moderniseering en verlevendiging van het eerste onderwijs in het Latijn; en al zijn we geen specialist in doode talen, we kennen genoegzaam de jongelui die ze te leeren hebben, om dadelijk, - aan de hand van Tyou's woordkeus, aangehaalde of samengestelde teksten in verband met de levende Romeinsche geschiedenis, en van de wijze ook, waarop zij de noodige spraakkunst inschakelen, - op te merken, dat hier een bepaald nieuwe en verlokkende geest voorzetelt, die de studenten in stemming brengt. Het werk is voor de Fransche afdeeling der atheneums en colleges bestemd; het gaat spoedig zijn Nederlandsche uitgave beleven, - en daar zijn we bizonder tevreden om!
Eindelijk vestigen we de aandacht op een instelling, die geen beroepsuitgeverij is, maar bezig blijkt eenvoudig en voortreffelijk werk te laten verschijnen. We noemen de Vlaamsche Opvoedkundige Vereeniging (zetel: Touwstraat, 4, Antwerpen) en haar ‘Bijdragen over opvoeding en onderwijs’. We hebben twee dezer bijdragen vóór ons: De spellingcrisis, haar oorzaken en haar bestrijding, door J.Th. Strauven, en Het parallelisme tussen de mentaliteit van de primitieven en de mentaliteit van de kinderen, door Hil. Deman. De eerste is van praktischen aard en legt
| |
| |
den vinger op menige wonde, die mits daadwerkelijk optreden gemakkelijk geheeld kan worden. De tweede is een wetenschappelijke arbeid, maar treffend om zijn methodische aaneenschakeling en helderheid. We zien gaarne de volgende deeltjes te gemoet, omdat we ze als degelijke inleidingen tot diepergaande studie beschouwen, - en dat is een groote verdienste, vooral wanneer het publiek hoofdzakelijk uit jonge leerkrachten bestaat.
Tot slot worde hier even gewaagd van Volksontwikkeling, de uitgave der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, te Amsterdam. We hebben reeds meer dan eens op dit belangrijke maandblad gewezen en konden dat weer doen, alleen reeds om de reeks ‘Paedagogische zwerftochten’ van Ida Heyermans, dit jaar ingezet. Maar daar kwam, ook dit jaar, een dubbel nummer uit, uitsluitend gewijd aan scholenbouw te Amsterdam, in Den Haag en te Rotterdam en geïllustreerd met een 60 tal afbeeldingen, die niet min dan een openbaring zijn. Men ga akkoord of niet met het bouwen van kazernescholen, Nederland bewijst thans ruim ziende stadsregeerders en prachtige architecten te bezitten, waar de wereld kan les bij nemen. Amsterdam vooral is sterk persoonlijk en toonaangevend, - en 't zou goed zijn, dat enkele onzer groote steden, die volop uitgroei nemen, eens hún architecten een opdracht boden tot verruiming en verjonging onzer scholenbouwkunst. In afwachting deden ze al best, zich op dit tijdschrift, - dat hun ook wel wat anders leeren kan, - te abonneeren.
H. VAN TICHELEN.
|
|