Anne achter den dood te vinden; tot hij den dood eindelijk ontmoet, maar waar hij hem niet gezocht had, en aldus ten slotte weer bij Anne komt.
Voorwaar een uiterst merkwaardige liefderoman, die na het sterven van de geliefde nog twee derden van het boek inneemt, zonder dat die stoute greep den lezer onwaarschijnlijk voorkomt, noch de held oversentimenteel.
Aldus de twee hoofdpersonen en de kern van den roman.
De andere personages hebben slechts zijdelingschen invloed op de handeling, maar dienen, meestal door tegenstelling, tot beter begrip daarvan en van de hoofdkarakters. Zoo staat tegenover de teedere fijngevoeligheid en menschlievendheid van Tony, een eenzaam levende geleerde, Aubrey Trundle, die alle aandoening en ook de meeste menschen veracht en schuwt, en zich over de aangelegenheden dezer wereld tamelijk ironisch, paradoxaal en raadselachtig uitlaat. Anne denkt dat hij een gevoelig, ontgoocheld hart onder dat misanthropisch masker verbergt. Een tweede, niet verbeterde uitgave van Aubrey is de schatrijke Elmshott, wiens enigmatisch doen en spreken ons te gewild zonderling schijnen om in geloofbaar verband met het geheel te staan. Tegenover de volkomen onbaatzuchtigheid van het echtpaar vinden wij hun oom William, den aartsdeken, een bijna naïeven arrivist. En tegenover het pijnlijk en stormachtig verwerpen van deze wereld, waartoe Tony, onder tragisch zoeken van den dood, geraakt, ontmoeten wij den ouden Oxfordschen emeritusprofessor, die niets verwerpt, noch veracht, noch als onwerkelijk beschouwt op deze aarde; maar eenvoudig, door zeer hoogen ouderdom, voor alles behalve zijn boeken en zijn dochter, vreedzaam onverschillig is geworden, en die wijze voorzorgen neemt om den naderenden dood van zijn deur te houden.
Wij zouden den schrijver onrecht aandoen, zoo we ook niet nadrukkelijk wezen op zijn steeds doeltreffende en vaak schitterende zeggingskracht en zijn machtig uitbeeldingsvermogen. Meer dan eens uiten zich die in rake humoristische zetten, gelijk wanneer Tony de wachtende meetingzaal binnentreedt en daar ziet staan: ‘den onvermijdelijken politieman aan de deur, een eerbiedigen groeter, maar, politiek gesproken, een raadsel.’
Het is na die meeting dat hij zich afvraagt of Anne ginds ver reeds slaapt; en als hij 's anderen daags vroeg, vol hoopvol verlangen te huis komt, haar niet dadelijk ontmoet en de trap wil opvliegen, ziet hij eerst het verschrikt gelaat van de brave meid, Mrs. Hamps, en dan den kleinen dokter, die hem den weg verspert:
Het was in de gang, met de hand van den kleinen man op zijn arm, dat Anthony meende te hooren zeggen: ‘Een auto-ongeval. Een van die venten op den verkeerden kant en een uitslippen van de auto. Volkomen plotseling. Zit een oogenblik neer, mijn beste kerel, zit een oogenblik neer.’