twijfelen of er nog schoonheid in de wereld bestaat en of taal niet enkel gemaakt werd voor nauwkeurige inventarissen.
In de plaats van beelden, in de plaats van schilderijen waar een ziel zou moeten in zinderen, hebben wij foto's, van te dicht bij genomen, en altijd aan, altijd aan, tot het bittere einde. En dat alles betreffende het leven van een kind, dat tot jong meisje opgroeit. Wat een onderwerp, nochtans! De brave auteur weet waarschijnlijk wel dat er in het leven van een kind zoo iets als puberteit komt, maar over de diepe veranderingen welke de ziel zoowel als het lichaam dan ondergaan eens even te spreken past niet in een deftig boek. Over zulke zaken mag men trouwens in de schoolopstellen niet reppen. En zoo wordt dat Letje op het einde van het boek een heel stuk Let, waar we niets van afweten. Nu, de vrouw is een mysterie.
Hoe onrechtvaardig! Dat Levenslied spreekt immers van minder gepaste dingen in het bestaan van Letje's moeder en van een juffrouw Jeanne. - God, wat een durf!
Nu, heel pedagogisch, de vorm besproken. De taal is zuiver en Van Dale weze gezegend. Maar op een goede piano klinken de noten verschillend bij Paderewsky dan bij de pianojuffer. Die taal is het, die vooral, en gestadig, ontstemt. Een staaltje, tevens een voorbeeld van het optreden van den ‘gids,’ dien Kees van Bruggen niet duldt. Het kind heeft appelen gestolen: ‘Letje wist niet dat ze oneerlijk, ja diefachtig was geweest. Zij had dorst gehad en zooveel fruit gezien. Er was niemand geweest om haar er van te geven en ook niemand om haar het wegnemen te verbieden, daarom had ze eenvoudig genomen.’ En dat in het land van Van Deyssel en Van Looy!
Van dit boek ware wel iets te maken, maar het moest worden geschreven door een kunstenaar.
Er is een bijna volkomen gemis aan ruimte en visie, aan levensgloed en echtheid. In de plaats van een warme, liefdevolle brok zuiverheid hebben wij 331 dichtbedrukte bladzijden vol triestige verveling.
De lezer zal Alie Smeding wel kennen, de voortreffelijke schrijfster o.m. van Duivelsnaaigaren, De Zondaar, Als een Bes in een Hofje. Na al het rauwe en brutale van De Zondaar, dat machtig boek, heeft zij thans een fijn, innig en zoo licht en zuiver beeld geschapen van een Marker meisje: Tijne van Hilletje (N.V. Nijgh & Van Ditmar's U.M. Rotterdam). Het leven op het eiland wordt beschreven met een talent, dat soms aan dat van Loti doet denken - hetgeen niet weinig is gezeid. Wie een storm kan weergeven zooals Alie Smeding in dit boek is allen lof waard. Er is iets elementeels in het duistere, eenvoudige bestaan dier menschen,