vertrouwd met de verbleekte figuur. Thans is de beurt aan Mme de Lafayette, de vermaarde schrijfster van La Princesse de Clèves en enkele andere romans. De beste gecommenteerde uitgave van dit boek was tot vóór korten tijd die van Prof. H. Ashton (Cambridge University Press, 1925). Sedertdien kwamen eenige goede tekstuitgaven; o.a. van Rob. Lejeune, doch de beste van alle is die van Bertrand Guégan, die zijn teksten van Princesse de Clèves, Princesse de Montprusier, Comtesse de Tendes en Histoire Espagnole aan de origineele uitgaven getoetst heeft en wiens uitgave (Payot) ingeleid wordt door Emile Mague, wellicht den besten kenner van Mme de Lafayette.
In de uitgaven van den Mercure de France verscheen een Fransche vertaling van het uitstekende en moedige werk van Frank Harris over Oscar Wilde, en dat is een heele gebeurtenis, want hoewel Wilde tot de Engelsche letterkunde behoort, wordt hij vooral in de Fransche intellectueele middens gelezen en besproken en bewonderd. Overigens, indien Wilde een merkwaardig schrijver was, meer nog was hij een geniaal causeur. Zijn meesterwerken heeft hij niet geschreven, maar verteld, zegt Harris, en deze heeft hij vooral in Frankrijk laten hooren. Frank Harris was de eerlijkste en trouwste vriend, dien Wilde ooit gehad heeft, doch die vriendschap verblindt hem niet; zijn kritiek - zoowel Wilde's levenswijze als van diens werken - is zonder passie of vooroordeel. Deze biografische studie is definitief en overtreft verre deze van Ransonne en Gide.
De heer Marcel Dugas heeft met een Essai sur Verlaine (Radot) geen ander doel, dan den half-vergeten Paul Verlaine, zijn lievelingsdichter, weer populair te maken. Laten wij hopen, dat hij er in slaagt; het essai is wel interessant waar het vertelt van het wordend symbolisme, meer nog als het de complexe ziel ontleedt van den perversen dichter, die in Sagesse soms groot en naïef meteen zijn kon als Franciscus van Assisi.
Eenigszins in dezelfde manier als Boukrou's ‘Danse et Musique romantique’ heeft Jules Bertaut Villégiatures romantiques (Le Goupy) behandeld. De schrijver doet zijn lezers werkelijk meeleven in den tijd van de diligenties en zijn boek, dat eenigszins folkloristisch en vooral volkshistorisch is, behoort tot de letterkunde door de ongewone qualiteiten van stijl en samenstelling, waar het gelukkige blijken van geeft.
Een boek, dat verheft en het hart verwarmt is het laatste van Adolphe Boschot, Entretiens sur la Beauté (Plon). De muziekliefhebbers kennen dezen uitmuntenden biograaf van Berlioz, ook om zijn treffende ontledingen van romantische muziekwerken en zijn literaire opstellen. Boschot is altijd aangename, zuivere en leerrijke lectuur, en zijn nieuw boek is in alle opzichten stichtend. Het