| |
| |
| |
Het centrale Land van Midden-Europa: Tsjechoslowakije
III.
Van Praag, dat, wel is waar niet geografisch, doch in alle opzichten: politiek, maatschappelijk en economisch het centrum van Tsjechoslowakije en in het bijzonder van het Tsjechisch gedeelte van het land vormt, gaat naar het Oosten de groote internationale verbinding met Weenen eenerzijds, met Breslau en Warschau anderzijds. Het is waar, ook meer Zuidoostelijk gaat een belangrijke verbinding naar Weenen, maar de meer gebruikelijke is toch die via Brno, het voormalige Brünn, de hoofdstad van Moravië, en via Bratislawa aan de Donau, de voormalige Hongaarsche kroonstad Pressburg. Hij dan ook, die Tsjechoslowakije wil leeren kennen, neme dezen spoorweg. Langs Collin, waarvan de beteekenis èn historisch èn industrieel reeds werd genoemd, gaat de weg over Chotzen, over Brandeis, dat eens de hoofdstad van de Boheemsche broeders was; over Trebova, waar de lijn zich in twee deelen splitst; over Zwittau, over Greifendorf en ten slotte over Blansco. Hier is men in het hart van wat Moravisch Zwitserland wordt geheeten; men is geografisch en politiek de grens, die vroeger Bohemen en Moravië scheidde, reeds voorbijgegaan. Hier strekt zich het z.g. Moravische Karstgebergte uit, dat vrijwel de scheidingslijn tusschen de vroeger zoo vijandige gebieden vormt. De omgeving is hier prachtig. Men kan van Blansco gemakkelijk komen in Sloup, en langs een omweg weer aan het punt van uitgang terugkeeren, en men heeft dan uitzichten naar verschillende kanten, die wel doen zien, dat de naam van Moravisch Zwitserland volkomen gerechtvaardigd is. Doch dat is geenszins het meest merkwaardige, dat Blansco biedt. Integendeel, in de onmiddellijke nabijheid van het plaatsje zijn de grotten, die steeds meer een wereldvermaardheid krijgen. Zij zijn dat ten volle waard. Want
| |
| |
deze beide onderaardsche gebieden, zoowel de z.n. Macocha als de Punkwa Höhle openen den bezoeker een geweldig fantastisch gebied. Men gaat allereerst door onderaardsche gangen en ziet formaties van stalagmieten en stalactieten, gelijk men elders, althans in Europa, niet aanschouwt; men komt ten slotte in den grooten Macochaketel, die 142 m. hoog is, en die opengelegd is dank zij een instorting, die voor tientallen jaren plaats had. Maar wellicht het meest fantastisch is dat gedeelte, dat men doorgaat, wanneer men den zg. Masarijk Dom wil bezoeken. Men gaat daartoe in bootjes, die niet geroeid worden, doch welke de gids afstoot op de punten der rotsen; men vaart van het eene onderaardsche kanaal in het andere, te midden van een stilte, die niets beangstigends heeft, maar die doet denken aan een wereld, die een geheel andere is dan die, welke wij hier op aarde kennen. De Masarijk Dom zelf toont weer een rijkdom van formaties van druipsteen, waaraan men hier langzamerhand gewend is geraakt, doch die niettemin overweldigend is. Onvermoeid zijn hier de geleerden bezig om nieuwe gangen te vinden; steeds nieuwe wegen worden aangelegd en aangeboord, en bijna is men er in geslaagd geheel den onderaardschen loop van de Punkwa, dit kleine, maar veelbeteekenende riviertje, te volgen. Men moet èn over de moeite, die dergelijke systematische onderzoekingen, èn over het gevaar, dat dergelijke proeven met zich brengen, niet gering denken! Wetenschappelijke doeleinden van den eersten rang worden hier gediend.
Van Blansco naar Brno is maar een kleine afstand. Men gaat daarbij door een prachtige streek, bijna voortdurend langs de Zwittawa, die reeds gedurende eenigen tijd den weg niet verlaat. Brno is een groote, goed aangelegde stad, die haar levendig karakter niet voor het minst dankt aan de industrie, die in de onmiddellijke nabijheid daarvan is gevestigd. Brno heeft eens tot hoofdkwartier van Napoleon gediend; hier heeft hij de plannen voor den slag bij Austerlitz, in de onmiddellijke nabijheid van Brno gelegen, ontworpen. Niets is er echter in de stad, dat aan zijn toenmalig verblijf herinnert. Min of meer wordt Brno beheerscht door den zn. Spielberg, een berg, die een 56 m. boven de stad uitsteekt en die bekroond wordt door een reeks gebouwen, die afwisselend als kazerne en als citadel hebben dienst gedaan. De Italiaansche dichter Silvio Pellico heeft deze gevangenis beschreven in zijn
| |
| |
gedenkschriften, en met hem heeft hier gevangen gezeten de bekende Frans van der Trenck, de garde-luitenant van adellijke afkomst, die het oog durfde slaan op een der zusters van Frederik den Groote, welke hem tot in haar dood getrouw bleef. De Spielberg is beplant met alleraardigste plantsoenen; van verschillende punten uit heeft men hier prachtige uitzichten. Wat moet er niet een angst en onrust geheerscht hebben in die Decemberdagen in 1805, toen men van uit de verte de legers van Napoleon slaags zag met die van de Oostenrijkers! Brno heeft ook geheel een reeks van fraaie gebouwen. Daar is het museum voor kunst en kunstnijverheid, dat vroeger naar Aartshertog Reynier werd geheeten. Daar is ook het Franzenmuseum, op de zn. Krautmarkt gelegen. De geheel Gothische St. Jacobskerk, waarvan de toren een 92 m. hoog is, is midden in de stad gelegen, en vrijwel in de onmiddellijke nabijheid vindt men het oude Raadhuis, dat, hoewel gemoderniseerd, toch nog altijd al de charmes van den ouden stijl in zich draagt. Brno heeft geheel het aanzien van een nieuwe stad; men ontdekt niet dan met eenige moeite aantrekkelijke oude kwartieren, maar de nieuwe gedeelten zijn stijlvol aangelegd, en Brno maakt in alle opzichten den indruk, dat het een aangename plaats moet zijn om er te wonen. Wie van Brno uit den spoorweg volgt, die over het voormalige Austerlitz, thans met een Tsjechischen naam omgedoopt, leidt, komt door een typisch Moravisch gebied, waar de nationale kostuums, kleurrijk, opvallen, door het Waagdal, bij de badplaats Trancsenteplitz, die wij zoo straks zullen aandoen, wanneer wij ons van Bratislawa naar Slowakije begeven.
Gaat men van Brno op het reeds genoemde Trebova terug, dan kan men den spoorweg volgen naar Olmuci, de tweede stad van Moravië, een plaats met karakteristiek uiterlijk en mooie oude monumenten. Men kan ook verder gaan tot aan Troppau, de hoofdstad van wat het voormalig Bohemen aan Silezisch grondgebied overbleef, en tot aan Jägerndorf, thans een bloeiende nijverheidsstad, eens hoofdkwartier van den meest bekenden ruitergeneraal van Frederik den Groote, den voor niets vervaarden Ziethen. Maar als men de groote lijn van Brno naar Weenen volgt, dan komt men, terwijl heel in de verte het groote monument van Austerlitz zich tegen den horizont afteekent, na een paar uren
| |
| |
sporen in Bratislawa. Is Aussig, geheel in het Westen van Bohemen, de havenstad, die, aan de Elbe gelegen, den uitvoer van Bohemen naar Duitschland en westelijk gelegen gebieden beheerscht - Bratislawa, nog bij velen bekend als Pressburg, doet dienzelfden dienst door middel van den Donau jegens het Oosten. Het spreekt van zelf, dat het voormalige Pressburg, ten tijde der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie, weinig kans en weinig reden tot ontwikkeling had. Immers, het ligt op een paar uur afstand van Weenen en op niet veel meer dan enkele uren afstand van Budapest. Nu is echter de nieuwe Tsjechoslowaaksche Staat gekomen, en als bij tooverslag heeft het verkeer, dat nu bij voorkeur over deze haven wordt geleid, een groote ontwikkeling verkregen. De cijfers, die dit kunnen constateeren, zijn meer dan afdoende. Bedroeg de in- en uitvoer in 1923 te zamen nog slechts 130.000 ton, deze nam in 1926 tot 441.000 ton toe, terwijl nog een veel sterker toename viel te constateeren in het nabijgelegen havenbassin van Komarno, bevattende de nieuwe werken, die men sedert de stichting der Tsjechoslowaaksche Regeering heeft ondernomen; daar was de toename er een van 36.000 ton in 1923 tot 330.000 ton in 1925. Moeilijk valt dus te ontkennen, dat Bratislawa, met een rijk verleden, ook een rijke toekomst voor zich ziet. Dat Hongarije, tot welks gebied Pressburg behoorde, niet dan met een bloedend hart van deze stad afstand heeft gedaan, laat zich verklaren. Want eeuwen achtereen zijn in Pressburg in den St. Martinsdom de Hongaarsche Koningen gekroond, en van 1803 tot 1848 hebben in het Landhaus de zittingen van den Hongaarschen Rijksdag plaats gehad. Bratislawa vertoont dan ook in sterke mate het karakter van nieuwe en oude stad dooreen. Komt men in gedeelten der stad in de onmiddellijke nabijheid van het Raadhuis en van den St. Martinsdom, dan heeft men het oude Bratislawa voor zich; van hieruit ook gaan de trappen, die naar den Slotberg voeren, waar eens de gave
Koningsburcht aanwezig was, dien men nu, althans gedeeltelijk, tracht te restaureeren. Komt men aan de zijde van den Donau, in het bijzonder op het vroeger naar Kossuth genoemde plein, dan bevindt men zich voor breedere, meer moderne straten. Bratislawa verkeert wel in een eigenaardigen toestand, want van een Tsjechische meerderheid is in deze stad geen sprake. De Magyaren echter hadden er evenmin een
| |
| |
meerderheid, die wel door het Duitsch sprekend element werd uitgeoefend, hetgeen door de onmiddellijke nabijheid van Weenen niet kan verwonderen. Vandaar, dat men ondanks den toenemenden voorspoed, dien Bratislawa geniet, wel eens klachten hoort over den algemeenen staat van zaken, maar daaraan ontkomt men in den regel niet, wanneer men in de sedert 1919 nieuw gestichte Staten reist.
Velen dan ook, die de vereeniging van Slowakije met het Tsjechische land toejuichen; die in de afscheiding van Slowakije van Hongarije geenerlei onrecht zien, vragen zich af of de economische redenen, die er toe geleid hebben om Pressburg aan Tsjechoslowakije toe te voegen, niet eenige compensatie hadden behooren te vinden! Vragen als zoovele, die voor de toekomst tot oplossing zijn opengelaten; vragen, die men ondanks de beteekenis, welke zij hebben, niet al te tragisch moet opvatten, wanneer men bedenkt, dat geen enkel vredesverdrag toestanden heeft kunnen scheppen, waarmede een ieder zich tien jaren na dato ten volle kon vereenigen!
Van Bratislawa gaat de groote spoorweg naar Slowakije, naar Karpathen-Rusland. Dubbel spoor zoolang de weg gaat tot Zilina - het belangrijke spoorwegpunt, waar eenerzijds de treinen gaan naar Breslau en Warschau, anderzijds naar Kosice, de hoofdstad van Slowakije - wordt de weg enkel spoor zoodra deze, aanvankelijk de rivier de Waag volgend, Slowakije ingaat. De kleurige kleederdrachten, die men kon waarnemen, zoolang men vrijwel evenwijdig met de Moravische grenzen spoorde, verdwijnen niet, wanneer men Slowakije inrijdt. De schilderachtige burchten en ruïnes, die reeds op dit gedeelte van den weg in grooten getale vielen op te merken, zijn ook in Slowakije aan te treffen en herinneren er ons aan, dat eens, in de tijden toen Polen en Hongarije en Bohemen machtige en rijke landen waren, hier alleszins aanleiding voor vermetele roofridders bestond om op buit te loeren.
Zilina verlaten hebbende, gaan wij steeds door het dal van de Waag, aanvankelijk breed, daarna steeds nauwer, zoodat de weg zich ook steeds meer tusschen de rotsachtige bergen door zijn weg moet banen. Wij komen langs Vrutky; wij gaan langs Lobochna, vanwaar een zijweg gaat naar den schitterend onderhouden burcht Orava, die daar in bijna vorstelijke eenzaamheid
| |
| |
ligt; wij gaan langs Rosenberg, dat een belangrijke industrieplaats is, en wij passeeren achtereenvolgens Strba en Poprad, die toegang geven tot de hooge Tatra, de voornaamste onder de gebergten van Slowakije. Dan wordt de weg eentonig en verlaten; aan weerszijden heeft men slechts uitzicht over de vlakte, die weinig welvaart oplevert, en men is verheugd het niet onaanzienlijk Kosice, bijna een etmaal van Praag verwijderd, te bereiken. Kosice zelf is een stad, die er zijn mag; zij beschikt over handel en nijverheid; over prachtige kerken en andere gebouwen, en men is eigenlijk verwonderd over het gedeeltelijk intellectueel, gedeeltelijk artistiek leven, dat men hier, zoo ver verwijderd van de beschaving, naar men althans meent, aantreft. Als men het laatste deel van de reis, wat in den regel het geval is, bij avond en gedeeltelijk bij nacht doet, kan men bemerken, dat op de Tsjechoslowaaksche treinen veel hout gestookt wordt, en dat men met de vonken, die dit hout verspreidt, niet altijd even voorzichtig is. Aan beide zijden van den trein vergezelden ons rijen van vurige schakels, die een prachtig vuurwerk boden, maar die ons ietwat angstig deden afvragen, of deze vele en velerlei vonken geen kwaad konden stichten aan weerszijden van den weg. Aangezien intusschen onze medereizigers, meer in het land bekend dan wij, zich weinig beangstigden, mochten wij aannemen, dat gevaren van beteekenis daarbij inderdaad niet bestaan.
Slowakije is - wie, die een blik op de kaart werpt, zal het ontkennen? - een land van schoonheid, van bergschoonheid vooral. De Karpathen leggen hier de grensscheiding tusschen Polen en Tsjechoslowakije, gelijk zij verder de grensscheiding tusschen Polen en Roemenië vormen. De Karpathen hebben verschillende gedeelten, die met verschillende namen worden aangeduid. Maar het meest belangwekkende, het meest gezochte daarvan is zeker dat gedeelte, dat hooge Tatra genoemd wordt; een gedeelte, dat zich over ongeveer 40 K.M. uitstrekt en zijn bekroning vindt in den zn. Pic van Gerlach, die een hoogte van 2600 m. bereikt. Poprad, het kleine plaatsje met geheel Duitsch karakter, dat hier midden in de vlakte tusschen twee hooge bergruggen ligt, biedt wel het beste uitzicht op de Tatra. Het is een gebergte, dat in niets aan de Alpen herinnert, ofschoon ook hier op betrekkelijk geringe hoogte eeuwige sneeuw wordt aangetroffen. De bergspitsen zijn
| |
| |
rotsachtig, grauw en kaal; zij laten weinig of geen plantengroei toe. Maar geheel de bergketen, zooals deze zich verheft, is van een majestueuze, eenzame schoonheid; maakt indruk juist door de verlatenheid, door het totaal gebrek aan alles wat men natuurlijke versiering zou kunnen noemen. Wij kwamen laat in den avond voor het eerst in Poprad aan, en zoo groot was ons verlangen om wat dichter bij deze berggroep te komen, dat wij onmiddellijk per auto in de vallende avondschemering een uitvoerigen tocht maakten, die was als een rit in het sprookjesland. Door de avondschemering, langs geheel verlaten wegen, gingen wij recht op de bergen aan; kwamen dan weer in een der kleine, maar uiterst comfortabele badplaatsen, die te halver hoogte van de bergen zijn opgericht; reden het eene oogenblik op een verlaten landweg, om even daarna een schitterend verlicht groot hotel of sanatorium te passeeren. De prachtige kleuren, die de avondschemering toeliet; het gezicht op de vlakte met haar reeds talrijke lichtjes daar beneden ons, en bovenal die heerlijke reine berglucht, die ons overal omgaf, ze deden alle vermoeienis, die na een treinreis van bijkans een half etmaal ontstaat, vergeten! De hooge Tatra biedt zoo ontzaglijk veel moois; daar zijn de meren van Strba en van Poprad; daar is het hoog gelegen Tatra Lomnice, waar het meest palace-achtige hotel te midden van de bergen omhoog rijst; daar is Alt en Neu Schmocks, en daar zijn de vijf meren in het Kolbach-dal, die evenveel openbaringen van natuurlijke schoonheid zijn. De reis naar de Tatra is lang, het is volkomen waar, en men moet het daaraan toeschrijven, dat men hier weinig vreemdelingen uit Westelijk gelegen landen aantreft; dat uitsluitend Hongaren, Polen, Tsjechoslowaken, wellicht ook Roemenen deze badplaatsen bezoeken. De hooge Tatra keert haar mooiste zijde naar Tsjechoslowakije; aan de andere zijde ligt Zapokane, de geliefde badplaats der Polen, die vooral des winters, in een natuurlijk sneeuwkleed
gehuld, natuurpracht van den eersten rang geeft. Voor de toeristen is het slechts te betreuren, dat allerlei omstandigheden van practischen, en blijkbaar ook strategischen aard, het moeilijk maken om vrije vergunning te krijgen om overal heen te trekken waar men wil, want vooral het vrij trekken door de Tatra doet deze ten volle kennen.
| |
| |
Tsjechoslowakije en vooral het Oostelijke gedeelte er van behoort, al evenmin als Polen, Roemenië, Yoego-Slavië of Bulgarije tot de landen, die de gemiddelde Europeesche Westerling op zijn reisprogramma plaatst. Moet hij er heen voor zaken, hij aanvaardt het als een lot, dat hem op de schouders wordt gelegd. Toch heeft reizen juist in deze landen een dubbele aantrekkelijkheid. Want men wordt er niet gereisd, gelijk het geval is met zelfs den minst automatischen toerist, die een der bij uitstek geciviliseerde landen van Europa bezoekt. En dan, men leert geleidelijk deze in het algemeen weinig bereisde landen met andere oogen zien dan waarmede men te voren gehoord heeft, dat men ze eigenlijk moet bezien. Men mist er wellicht iets van het comfort, dat wij op reis gewoon zijn als van zelf sprekend te aanvaarden; men mist er echter ook het te veel aan comfort, dat elk avontuurlijk karakter aan het reizen ontneemt. Men leert landen, van welke men tot dusver slechts in boeken en couranten, en dan dikwerf zeer subjectief, heeft vernomen, met eigen oogen zien, en men komt van daar terug met indrukken, die bezonkener, en in den regel beter zijn dan die, welke men dacht op te doen. Is er in het Tsjechische land met zijn soberheid, met zijn tradities en prachtige oude stadjes veel, dat tot het Hollandsche hart moet spreken, in Slowakije is het iets reeds van het Oosten dat men nadert. Gaan wij nog een stap verder en betreden wij Karpathen-Rusland, dan bemerken wij een verschil, zelfs een groot verschil in ontwikkeling en beschaving. Dit Karpathen-Rusland, aan den Tsjechoslowaakschen Staat verbonden vermoedelijk meer op politieke en strategische dan op economische gronden, zal aan de Regeering in Praag nog heel wat moeite geven, voordat het tot een integreerend onderdeel daarvan kan worden gerekend!
H.Ch.G.J. v.d. M.
|
|