| |
| |
| |
Het centrale Land van Midden-Europa: Tsjechoslowakije
II.
Het tegenwoordig Tsjechoslowakije is gegrondvest niet, gelijk men allicht geneigd is aan te nemen, na, doch gedurende den oorlog, want reeds in den strijd tegen het Tsaristisch Rusland toonden de Tsjechische regimenten, dat zij zich niet wenschten te laten gebruiken ten bate van het centrale bestuur der Donaumonarchie, dat de Tsjechische rechten en vrijheden in den oorlog nog minder ontzag dan te voren. De uit het land uitgeweken leiders van de herleving van het Tsjechisch zelfbewustzijn vormden een nationalen Raad, te Parijs zetelend, die contact verkreeg met de Tsjechische legioenen, welke door den toenmaligen Russischen bondgenoot niet dadelijk naar waarde werden behandeld en gewaardeerd. Masarijk, reeds toen de aanvoerder der beweging voor de Tsjechische onafhankelijkheid, heeft van zijn Amerikaansche relaties - hij was getrouwd met een Amerikaansche vrouw, die gedurende den oorlog moedig in Praag verblijf bleef houden, maar deze al te groote inspanning met een lijden, dat vroegtijdig een einde aan haar leven maakte, moest betalen - gebruik gemaakt, is daarheen vertrokken en vond Wilson bereid aan zijn vertoogen en inzichten een open oor te schenken. Men mag aannemen, dat bij het uitbreken van den oorlog de leiders der Tsjechische beweging bereid waren geweest genoegen te nemen met een hervorming van de Donaumonarchie in een zuiver federalistischen Staat, waarin Bohemen gelijke stem zou hebben gehad als Hongarije. Maar al spoedig leerden de oorlogservaringen zelfs aan de minst radicalen onder hen, dat een dergelijke hervorming niet voldoende zou zijn; dat men, willens of onwillens, moest streven naar een algeheele losmaking van Oostenrijk-Hongarije. Men mag dan ook Masarijk's invloed aannemen op het antwoord, dat Wilson heeft gegeven aan het afzonderlijk Oostenrijksche vredesaanbod, dat een dergelijke federalistische omvorming van de Donau-monarchie, over welke omvorming de verschillende landen niet waren geraadpleegd, in uitzicht stelde. Amerika is dan ook
| |
| |
het eerste land geweest, dat officieel den nieuwen Tsjechoslowaakschen Staat heeft erkend, en Amerikaansche soldaten waren de eersten, die aan Masarijk in zijn hotel te New-York eerbewijzen verleenden!
Tsjechoslowakije, gelijk het thans is samengesteld, heeft een oppervlakte van 140.352 K.M2., waarvan Bohemen ruim 50.000, Moravië 22.500, Silezië 4.500, Slowakije bijna 49.000 en Karpathen-Rusland ruim 12.500 K.M2. inneemt. Dit gebied omvat 1.4% van de totaal oppervlakte van het Europeesche continent, doch 21% van de voormalige Donau-monarchie. De vorm van het Tsjechoslowaaksche land is een uit militair oogpunt niet voordeelige; immers, die vorm is een langgerekte van het Westen naar het Oosten. De uiterste West- en Oostpunten zijn omtrent 950 K.M. van elkaar verwijderd; op zijn breedst is Bohemen 250 K.M., terwijl het smalste gedeelte van den Tsjechoslowaakschen Staat, dat in Karpathen-Rusland wordt aangetroffen, slechts 72 K.M. is. De grenzen van Tsjechoslowakije zijn vastgesteld bij de tractaten van Versailles, St. Germain en Trianon, terwijl afzonderlijke tractaten met Polen en Roemenië de grenzen jegens deze beide landen hebben afgebakend. Tsjechoslowakije wordt aan verschillende dezer grenzen door gebergten omsloten. Daar is in het Noorden en Noord-Westen van Bohemen het Reuzengebergte met verschillende uitloopers, dat Tsjechoslowakije van Duitschland; daar is het eenzame, majestueuze Tatragebergte, onderdeel van den keten der Karpathen, dat het van Polen en Roemenië scheidt. Daar is het Boheemsche Woud in het Zuiden, dat het van Beieren, en het Ertsgebergte, dat het, aan den Saksischen kant, opnieuw van Duitschland scheidt. Daar zijn de gebergten, die Bohemen en Moravië onderling scheiden, en daar is, om van kleinere bergruggen niet te spreken, het Boheemsch Middengebergte, dat, evenwijdig loopend met het Ertsgebergte, het Zuid-Westen van het meer noordelijk gelegen gedeelte van Bohemen scheidt. Deze verschillende gebergten verleenen niet alleen aan het Boheemsche landschap een uiterst belangwekkend karakter, maken het niet alleen voor den toerist een genoegen daar rond te dwalen,
maar hebben het in een in het algemeen aan erts en mineralen rijken bodem ook gelegenheid tot rijke ontwikkeling gegeven. Niet minder dan een vijftal rivieren van beteekenis
| |
| |
doorstroomen Bohemen: de Elbe, die in het Boheemsche gedeelte van het Reuzengebergte ontspringt; de Moldau, die aan het Boheemsche Woud haar ontstaan dankt; de March, de Oder en ten slotte de Donau, die van Pressburg over een afstand van niet minder dan 200 K.M. de Zuidgrens van Tsjechoslowakije vormt, voor een klein deel jegens Oostenrijk, voor een grooter deel jegens Hongarije. Reeds geographisch kan Tsjechoslowakije een rijk land worden gerekend, dat bronnen tot groote ontwikkeling in zich bergt.
Daartegenover mag niet uit het oog worden verloren, dat uit een oogpunt van bevolkingspolitiek Tsjechoslowakije moeilijkheden in zich bergt. Immers, van de totaal bijna 14 millioen inwoners, die het land telt, behooren er ongeveer 9 millioen tot de Tsjechen en Slowaken, terwijl de Duitsche minderheid op 3 millioen, de Magyaarsche minderheid op een kleine 800.000 moet worden geschat, en de Roethenen, Joden en Polen bevolkingen van ongeveer 450.000, 180.000 en 75.000 uitmaken. Dit brengt met zich mede, dat de Tsjechen bijna 48½, de Slowaken 16, de Duitschers 22,3, de Magyaren 5½, de Russen ruim 3¼, de Joden 1.31 en de Polen 0.56% van de Tsjechoslowaaksche bevolking uitmaken. Cijfers, die er wel op duiden, dat men, spottende met historische en andere overleveringen, de landen, die thans Tsjechoslowakije vormen, in den loop der eeuwen heeft bevolkt met uiteenloopende volksstammen. Tsjechoslowakije, zoowel als Polen en Yougo-Slavië, heeft dan ook met de groote Mogendheden te Versailles een tractaat gesloten, waarin bescherming der minderheden wordt toegezegd. Die nationale minderheden bestonden in het voormalig Oostenrijksch grondgebied Bohemen evenzeer als zij thans in het onafhankelijk Tsjechoslowakije bestaan; de zaak is deze, dat thans de rollen tusschen beide partijen zijn omgedraaid, hetgeen wel meer dan eens door de partij, die thans de minderheid vormt, wordt vergeten. Wellicht wordt dit in de hand gewerkt door het feit, dat vooral de Duitsche minderheid in Bohemen niet verspreid is geheel het land door, maar afzonderlijke gebiedsgedeelten vormt, waarin zij, èn wat taal èn wat het voorkomen betreft, overheerschend is. Zoo zal wel niemand ontkennen, dat de omgeving om en nabij het interessante Reichenberg een Duitsch karakter vertoont; zoo zal niemand ditzelfde ontkennen
| |
| |
ten aanzien van de plaatsen in de vlakte van het Ertsgebergte met name de bekende Boheemsche badplaatsen Karlsbad, Mariënbad, Franzensbad, Teplitz en de nabij behoorende grootere en kleine plaatsen. Te zeggen, dat het minderhedenvraagstuk in Tsjechoslowakije een afdoende regeling gevonden heeft, zou onjuist zijn, zou ook niet te gelooven zijn, want zoodanige afdoende regelingen zijn wel op papier, maar niet in de praktijk in slechts een luttel aantal jaren tot stand te brengen. Neen, om dat te bereiken moeten eerst de wederzijdsche gevoelens tot rust zijn gebracht; moet de juiste, door de tijden geëffende vorm zijn gevonden, waarin de wederzijdsche pretenties kunnen worden opgelost. De cijfers op zichzelf doen wel zien, dat het in Tsjechoslowakije aan nationale tegenstellingen niet ontbreekt, al mag daartegenover gesteld worden, dat het noodige gedaan wordt ten einde deze tegenstellingen te verzachten. Een gelukkige factor is daarbij zeker deze, dat niet meer als in de geschiedenis van Bohemen de godsdienstige scheidingslijn loopt parallel met de politieke. Integendeel, reeds in de achttiende eeuw viel te constateeren, dat tot de Duitschgezinde elementen behoorden familiën met zuiver Boheemsche afkomst, terwijl de Tsjechische eischen van onafhankelijkheid meer dan eens zijn ondersteund door vooraanstaande persoonlijkheden, wier Duitsche afkomst zich niet liet verloochenen. Zoo is het ook nu nog, en moge dit eenerzijds den politieken strijd, die er ook een is van nationaliteiten onderling, meer ingewikkeld maken, anderzijds draagt het begrijpelijkerwijze tot verzachting van de nu eenmaal bestaande tegenstellingen bij!
Bohemen is, - wie zal het ontkennen? - voor en boven alles industrieland. Het draagt dit karakter èn economisch èn historisch in zich. Want dezelfde streken, die om en nabij Reichenberg thans de grootste spinnerijen, weverijen en andere textielondernemingen der wereld bevatten, zijn die, waarin de toen heel wat primitiever ingerichte fabrieken werkten, die het eigendom waren van den grooten veldheer Wallenstein en die zooveel tot zijn onmetelijk fortuin bijdroegen. Andere industrieën van Bohemen, ook die nabij het Ertsgebergte en nabij het Reuzengebergte, mogen zich al niet in zoo hoogen ouderdom verheugen, toch zijn zij allerminst nieuw gevestigd te noemen. Toen dan ook de Tsjechoslowaaksche onafhankelijkheid kon worden verklaard, bleek, dat gemiddeld 80%
| |
| |
van de in Oostenrijk aanwezige industrie haar verliet. Van de suikerindustrie was dit niet minder dan 92%; van de porceleinnijverheid volle 100% en van de glasnijverheid 92%; van de handschoenen en de juteïndustrie 90%; van de chemische en de boomwolindustrie 75%; van de bierindustrie 57%; van de spiritus-industrie 46%; terwijl branches als daar zijn voor de levensmiddelen, het leerwerk, de schoolbehoeften e.d. tot cijfers van tusschen de 50 en 60% boekten. Het kan niet verwonderen, dat een der grootste problemen, die de leiders van den Tsjechoslowaakschen Staat bezighielden, daarin was gelegen, dat men zocht naar afzetgebieden voor alle die industrieën. Zij vonden die afzetgebieden vroeger vanzelf in de uitgebreide markten van het vereenigd Oostenrijk-Hongarije; die markten werden grootendeels, zoo niet geheel, voor de Tsjechoslowaaksche voortbrengselen gesloten, en deze moest zich op nieuwe afzetgebieden oriënteeren. Men is daarin geslaagd, en dat men resultaten heeft bereikt binnen betrekkelijk korten tijd, heeft meer dan wat ook bijgedragen tot de saneering van de Tsjechoslowaaksche financiën, die zich in den aanvang waarlijk niet zoo gunstig deden aanzien.
Daarbij komt, dat Tsjechoslowakije is gezegend - hetgeen voor een land met dergelijke industrieën ook niet kan verwonderen - met tal van grondstoffen, die van groote waarde zijn. Zoo is er in Tsjechoslowakije een groote voorraad van steenkolen en bruinkolen; zoo vindt men er ijzer, mangaan, koper, zink, tin, nikkel en andere metalen, ja zelfs, zij het ook in beperkten omvang, goud en zilver. Zoo vindt men er wat petroleum en wat zout, zij het ook niet in voldoende hoeveelheid om de naburige Poolsche aanvoeren te kunnen missen. Zoo is er de hop, die de grondstof voor de groote brouwerijen - de wereldberoemde Pilsener vooraan - levert; zoo zijn er de suikerbieten, die de prachtige nieuwe suikerfabrieken, welke voor die van het nabijgelegen Duitschland niet behoeven onder te doen, in beweging stellen; zoo zijn er de verschillende takken van levensmiddelen-productie, die aandacht vragen, terwijl de zeer uitgebreide ijzer-, machine- en textielnijverheid heel wat getouwen, en daardoor handen, in beweging brengt en houdt. Zoo straks komen wij aan de hand van onze eigen indrukken op dit industrierijk karakter van Tsjechoslowakije terug. Noodig zij het hier te memoreeren hoe een geestig vreem- | |
| |
deling, van den kant van Bodenbach, het Duitsch-Tsjechisch grensstation, naderend het industrierijke Reichenberg, vol verbazing zeide, dat het hier gold een industrieplaats met den hemel tot dak. Inderdaad, zoo ver het oog reikt, ziet men hier de fabrieken; in het bijzonder de textielfabrieken, maar die van glaswaren niet uitgezonderd. Op velerlei gebied is Bohemen's nijverheid specialiteit. De betrekkingen met Duitschland, dat een groot afnemer, maar zeker niet minder groot leverancier van Tsjechoslowakije is, zijn sedert de eerste jaren van het bestaan aanmerkelijk verbeterd. Men merkt het aan groote en aan kleine dingen. Aan de groote voor zoover aangaat de cijfers van den uitvoer; aan de kleine, dat men thans ongestoord - hetgeen vijf jaren geleden nog
niet volkomen het geval was - ook in Praag Duitsch kan spreken en in het Duitsch inlichtingen kan vragen. Inderdaad, wie zou ontkennen, dat Tsjechoslowakije en Duitschland gelijke belangen hebben bij een goede verstandhouding, gelijk überhaupt alle landen zich het best bevinden bij onderlinge goede en vredelievende betrekkingen?
Het kan in deze omstandigheden niet verwonderen, dat een telling van de bewoners van Tsjechoslowakije naar de beroepen brengt tot de conclusie, dat ruim 1/3 van de bevolking rechtstreeks in nijverheid en handel werkzaam is. Maar dit aantal wordt met rpim 10% vermeerderd voor handelszaken, banken en verkeer, waartegenover toch 40% der bevolking staat, die in den landbouw werkzaam is. De landbouw speelt dan ook in Tsjechoslowakije zeker geen ondergeschikte rol. Men behoeft het land van West naar Oost maar door te gaan om het waar te nemen. Zeker, de Tsjechoslowaaksche bevolking is niet bij uitstek een landbouwende, gelijk in de aangrenzende Poolsche, Duitsche en gedeeltelijk ook de Hongaarsche landen wel het geval is. Maar toch neemt het akkerland ruim 40% van geheel den bodem in beslag. Daarnevens staat het gebied der wouden met ruim 1/3, wel een bewijs, dat Tsjechoslowakije niet ten onrechte tot de belangrijkste der houtvoortbrengende landen van Europa, nevens Duitschland en Finland, wordt gerekend. De Boheemsche landbouw staat dan ook op in het algemeen hoogen trap en dit mag te meer waardeering wekken, wanneer men bedenkt dat vóór den oorlog het grootgrondbezit in Bohemen en Moravië zeker niet onbekend was. Een
| |
| |
groote 200 eigenaren alleen al bezaten ruim 2 ¼ millioen H.A.! De grondhervorming, die men spoedig na het vestigen van den Tsjechoslowaakschen Staat heeft ondernomen, heeft daaraan een einde gemaakt en heeft een totaal oppervlakte van 1 ¼ millioen H.A. landbouwgebied onder kleine eigenaren gebracht. De vraag is nu intusschen deze, of die verdeeling van grond zal leiden tot een grooter opleving van den werkelijken landbouw. Te meer is antwoord op deze vraag niet dadelijk te geven, aangezien ook hier landbouw en veeteelt nauw samenhangen. Maar dat is wel zeker, en ook ieder die Tsjechoslowakije bereist, kan het waarnemen: de landbouw speelt daar geen ondergeschikte, geen bijkomstige rol. Men zou Tsjechoslowakije in zooverre bijna tot de zeldzame landen kunnen rekenen, aangezien het door zijn industrie eenerzijds, door zijn landbouw anderzijds wellicht in staat is zichzelf bijna geheel te helpen. Het zou dan natuurlijk een groot overschot van uitvoer behouden, maar het zou, wat waarlijk niet aan ieder land gegeven is, althans kunnen leven.
Een kenmerk van de Tsjechoslowaaksche samenleving is het democratisch karakter, dat de Staat en staatsinstellingen hebben. De Regeeringsvorm is een uitgesproken republikeinsche; de President wordt, gelijk ook in Frankrijk geschiedt, om de zeven jaren door de beide Kamers, waaruit de volksvertegenwoordiging bestaat, gekozen. Het kiesrecht in Tsjechoslowakije heeft een vèrstrekkend karakter, dit zoowel voor het Huis der Afgevaardigden als voor den Senaat. Een der groote zorgen van Tsjechoslowakije is geweest die voor de sociale wetgeving. Men is er in geslaagd deze tot stand te brengen, niettegenstaande Tsjechoslowakije, als reeds gezegd, een land is van nijverheid, en sociale wetgeving het allereerst van toepassing op nijverheidsinrichtingen wordt gerekend. Er zijn er dan ook, die meenen, dat men met deze sociale voorzieningen tè vooruitstrevend is geweest, gezien vooral de houding, die het verder Europa tot dusver aannam of meende te moeten aannemen. Den gang der Tsjechoslowaaksche financiën heeft het intusschen niet al te nadeelig beïnvloed. Tsjechoslowakije stond krachtens de scheidingsverdragen wel voor het eigen aandeel in de staatsschuld der Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie, maar het sleepte overigens geen lasten uit den oorlog met zich. Het stond vrij tegenover een niet door schuld gedrukt verle- | |
| |
den. Toch heeft het in het ontredderd Europa, waarin Tsjechoslowakije zijn eerste schreden zette, heel wat inoeite gekost om tot een stabielen toestand te geraken. Het is de groote verdienste van Rasjin, dat hij in deze richting onvermoeid is werkzaam geweest tot op het oogenblik, dat een laffe aanslag van een politiek tegenstander hem het leven benam. Rasjin heeft de ondankbare taak van saneering verricht, voordat men in andere landen daartoe overging; hij heeft met zorg gewaakt tegen een te weelderige staatshuishouding; hij heeft wat men zou kunnen noemen op de kleintjes gelet en de uitgaven geregeld in verband met de
inkomsten. Zoo heeft Tsjechoslowakije ook niet de vorming van een nieuwe munteenheid noodig gehad, gelijk omringende landen die wel behoefden. De groote vraag voor Tsjechoslowakije was daarin gelegen of men er in zou kunnen slagen om zijn uitvoer, vroeger voor het overig gebied der Donau-monarchie bestemd, voldoende afzetgebied te geven. Nadat men daarin slaagde, vertoonde de balans een saldo, dat op de valuta een gunstigen invloed had.
De economische positie van Tsjechoslowakije is ongetwijfeld versterkt ten gevolge van de vooraanstaande plaats, die het in politiek opzicht kreeg in te nemen. Dank zij de bekwaamheden van Benesj, die zijn tienjarig jubileum als Minister van Buitenlandsche Zaken reeds had kunnen herdenken, had hij dit gewild, heeft Tsjechoslowakije niet slechts in de Kleine Entente, gericht aanvankelijk tegen Hongarije, een leidend aandeel genomen, doch is het er in geslaagd het aanvankelijk zuiver negatief doel, dat zij stond, in meer positieven zin om te zetten. Dank zij dezelfde bekwaamheden, heeft Tsjechoslowakije zich bij de tal van internationale besprekingen, die na den oorlog voortdurend dienden te worden gehouden, een positie verzekerd, die in den Volkenbond in het bijzonder tot uiting komt. Tsjechoslowakije is er in geslaagd niet alleen zijn handelspolitiek, door het sluiten van handelsverdragen met omliggende en verderafgelegen landen te stabiliseeren; is er in geslaagd de aanvankelijk minder goede betrekkingen met Duitschland geheel in vriendschappelijke om te zetten, maar Tsjechoslowakije heeft ook door de reeks van verzoenings- en arbitrage-tractaten, die het in het bijzonder met de omliggende landen sloot, getoond op vredelievenden grondslag zijn buitenlandsche politiek te willen inrichten!
H.Ch.G.J. v.d. M.
|
|