| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
't Is boekenregentijd geweest; en dat kon ook niet missen rond Sinterklaas, Kerstmis en Nieuwjaar. Maar of het allemaal nieuw en mooi is gebleken, wat de pers ons aanbracht? Neen, voor deze periode wordt heel wat ‘gemaakt’; en maakwerk is zelden ...raak werk. We kippen dus het beste er uit.
Vooraan, enkele prentenboeken.
De firma Gerhard Stalling, te Oldenburg i. O., valt met een heel stelletje zwaarkartonnen bandjes binnen: Die kleine Welt, die dir gefällt - - Schau hier hinein, alles ist Dein! - Liebe kleine Sachen zum Schauen und Lachen! - alle drie vol joviaal door Else Wenz-Viëtor geteekende voorwerpen en speelgoedbeesten uit de kleinkinderwereld; - Mein Spielzeug, met kind en speelgoed in aktie, door Hilde Bauer; - Wir fahren und wir reiten (womit und wohin), rij- en reistooneeltjes uit allerlei landen, door Helmut Skarbina; - Was alles des Nachts noch schläft, kijkjes in het leven des nachts, terwijl de kleinen te slapen liggen, door Gottfried Eisenhut; - Was ich werden will, aanschouwelijke voorstelling van matroos, verkeersagent, jager en al de andere ‘mannen’, die een kleine broekvent worden wil, door Paula Jordan. U merkt het, de teekenaars zetten hun naam op die boekjes, al geldt het maar tijdverdrijf voor de allerkleinsten; maar ze hebben gelijk ook, want met hun werk geven ze wat schóóns ten beste, - ditmaal vooral Bauer, Skarbina en Eisenhut, - dat menige onzer kleintjes in onze taal zouden mogen bezitten.
Dezelfde firma voegt daar tevens Guten Abend! Gute Nacht! een gewoon prentenboek door Else Wenz-Viëtor weer, en Vom Gang der Jahreszeiten..., een dito door Hildegard Weinitsche, aan toe. In het eerste, vol kinderwiegeliedjes, mag mevrouw Wenz, - heerlijker gedachtenis, - weer vrij fantazeeren en geeft ze zich in bont en in bruin, op haar naïefst en mooist. In het tweede, een suite van rijmen over maanden en seizoenen, openbaart mevrouw Weinitsche, vooral in haar gekleurde prenten, een primitieve, openbarend frisch aandoende teekenkunst; daar staan o.a. een landschap onder regenboog en een vlucht bij onweer in, waar Felix Timmermans zich bij verkneukelen zal.
| |
| |
Uit Nederland bereikten ons ook enkele prentenboeken. Of eigenlijk: een heel pakje van de firma Van Goor, te Gouda, dezelfde die eenmaal zulke heerlijke dingetjes bracht van Sijtje Aafjes, Bas van der Veer, Midderigh-Bokhorst, e.a... en nu, op een paar draaglijke bandjes na, - Ga je mee rijden? en Van allerlei voor onze Kleintjes, - met het treurigste naamloos bazaargoed komt aandragen, in karton en, erger nog, in linnen. Jammer voor het gebruikte materiaal, en ook ietwat voor den uitgever, dien we gewoon zijn, naast De Haan, Van Dishoeck, Meulenhoff, Wolters onder de beste vrienden der jeugd te rekenen.
Wat is, vergeleken bij dit goedje, Hansje op reis, door E. Dopheide-Witte, met teekeningen van E. von Kager (uitg. Van Dishoeck, Bussum), een pronkstuk! De inhoud is een wonderverhaaltje, zooals er nog wel bestaan, - al spelen niet alle, zooals dit, onder water. Maar wat is dat vierkante blauwe boekje, - met vechtende zeepaardjes er op, - aantrekkelijk als uitvoering, met zijn groote zwarte letter, zijn luchtig gepenteekende kop- en voetregels en zijn sprookjesachtige volbladplaten! Een paar van deze laatste zijn minder geslaagd; veel kwaad doen ze echter niet aan het geheel.
Nu de boeken voor de jeugd hun beurt hebben gehad, vermelden we hierbij gaarne enkele werken, waar ook de ouderen hun genot aan beleven.
De reeds genoemde firma Van Goor biedt ons Het wonderhorloge en de vonkjes door A. Horsting-Boerma, een wonderverhaaltje voor 8-10 jarigen, met fijn geteekende en gekleurde prenten van O. Verhagen, - en dat boekje mag er nu eens werkelijk zijn in alle opzichten. - De uitgeverij J. Philip Kruseman, te 's Gravenhage, brengt ons Wat onze kinderen zingen, een bloemlezing van honderd populaire kinderliedjes, met pianobegeleiding; een prettig ding, dat wel eens geïllustreerd mocht worden. - In de Wereldbibliotheek verschenen, in prachtband, Tachtig sprookjes van Grimm, getrouw en stemmig vertaald door mevrouw Van Vloten, met platen van B. en J. Midderigh-Bokhorst; de kleuren hiervan zijn niet altijd mooi, en dat is jammer voor de fijne teekeningen, maar het boek zelf is een royale uitgaaf, de gebroeders Grimm waardig. - Nellie van Hichtum's Sprookjes uit verre landen kregen ook vanwege de Wereldbibliotheek hun linnen prachtband mee en tevens hun mooie teekeningen, vooral dan de gekleurde, van Pol Dom. Toch wilden we de uitgevers vragen, of ze de donkerbruine omslagen der ingenaaide exemplaren niet rijker en minder broos vinden dan het huidige ivoor met gouden letters. - Dezelfde firma, eindelijk, biedt ons, voor de oudere meisjes, Naar het lichte land door Maria Schmitz en Onder de Korenmaat door Elise Knuttel-Fabius, - weer twee boeken in
| |
| |
royaal formaat en met, trots hun onderling zeer afwijkenden inhoud, het gemeenschappelijk gunstige kenmerk, dat ze in een meisje geen bakvischje, maar een toekomstige jonge vrouw willen zien, met haar eigen leven en strijd. Onder de korenmaat, hoe schrijnend soms, is in dat opzicht het mooist. - Tusschenbei vermelden we nog Een dag in Artis door Anna van Gogh-Kaulbach (uitg. J.M. Meulenhoff, Amsterdam), - het verslag over een familiebezoek aan den Dierentuin, zeer eenvoudigjes, zeer luchtig, met sprekende dierteekeningen van H. Verstynen; tienjarige kinderen zullen er een paar uurtjes genoegen aan hebben. - Niet tusschenbei, maar als heelemaal apart staande, noemen we Het boek der ontdekkingen door T.C. Bridges, voor Nederland bewerkt door M. Stibbe (uitg. De Haan, Utrecht). Het is treffend wat al boeken met geschied- en aardrijkskundigen inhoud de jongste jaren het licht zien; heeft Van Loon's bijval met zijn ‘Geschiedenis der menschheid’ daartoe een stootje gegeven? Dit werk van Bridges, in elk geval, biedt de rijpere jeugd zes en dertig hoofdstukken aan over aardrijkskundige ontdekkingen, van vóór Marco Polo's tochten naar het Oosten tot de jongste reizen naar de Zuidpool, - en het doet zulks aan de hand van ernstige gegevens en in den vorm, die vooral tot weetgierige jonge menschen spreekt. 't Is referentie-materiaal, zouden we zeggen, zooals dat Heimans en Thijsse, Sven Hadin, Weinland e.a. op hun gebied brengen, en het verdient dus zeker onze aanbeveling.
Nu we met dit boek op het randje af buiten de grenzen der kinderlektuur traden, wagen we ons een stapje verder, aan de hand van een heele verzameling, Die Märchen der Weltliteratur, verschijnende bij Eugeen Diederichs, te Jena, onder leiding van Friedrich von der Leyen en Paul Zaunert. Die verzameling is een unicum in haren aard. Ze telt nu reeds ruim veertig banden, ieder van circa 350 bladzijden; en de samenstelling van elken band, toevertrouwd aan een beproefd kultuurhistorikus, geschiedt op zulke wijze, dat de lezer naast de sprookjes uit een bepaald gewest een rijkdom aan taalkundige toelichtingen, folkloristische verklaringen, verwijzingen naar te raadplegen bronnen aantreft, die hem dus toelaten het boek niet alleen als mooie brok lektuur, maar tevens als wetenschappelijk studiemateriaal uit te baten. Die verzameling bedoelt zeer volledig te worden, en is daartoe ernstig te wege. Ze sluit in zich reeds: een ‘Germanischen Märchenschatz’ in verscheidene banden, waartoe mede de Noorsche en IJslandsche sprookjes behooren; een lange reeks ‘Märchen der übrigen europäischen Völker’, waarin zoowel Letland, Litauen, de Balkanstaten als de landen uit West-Europa, alle in afzonderlijke banden, worden bedacht; een heerlijken schat van ‘Märchen aus dem Osten’, d.i. Chineesche, Indische, Tibetaansche, Turksche,
| |
| |
Siberische, Egyptische sprookjes, in afwachting dat Japan, Arabië en andere gewesten aan de beurt komen. Bij het opnemen der stof is het de verschillende auteurs minder om de literaire mooie inkleeding dan om de kultuurhistorische getrouwheid en de uitbeelding van het betrokken volks- en geestesleven te doen; en zoo komt het, dat de meeste houtsneden, foto's en teekeningen, in zekere bundels ingelascht, vooral hun waarde als kenschetsing van het volk blijken te hebben. Nader de verscheidene bundels of zelfs maar enkele er van bespreken ware hier onbegonnen werk. Toch moge op een paar typen gewezen, als kenmerk van den ernst, waarmee telkens de taak wordt aangevat. De ‘Afrikanische Märchen’, voorafgegaan van een algemeene kenschetsing en vergezeld van een talenkaart, worden in negen rubrieken ingedeeld, naar de groote volkengroepen, vooral dan de negers, die de verdichtsels leverden; en een aantal nota's achteraan lichten den oorsprong of de ontleening der sprookjes en fabels, de ingelaschte foto's, teekeningen en initialen toe. De ‘Chinesische Märchen’, rechtstreeks naar Chineesche bronnen bewerkt, hebben schijnbaar geen indeeling; maar bij nader inzicht herkent men er een systematische opeenvolging van kindersprookjes, godensagen, heiligenlegenden, draken- en spookvertelsels en zelfs kunstsprookjes in,... en de Chineesche penteekeningen er bij staan volop in het teeken van het populaire geloof en bijgeloof. De ‘Märchen aus dem Balkan’ beperken zich bij Albanië, Bulgarië, Servië en Kroatië, met daarbij de vaststelling hoezeer hun wederzijdsche vertellingen op elkaar hebben ingewerkt, zoodat van een volledige scheiding naar den geest nauwelijks meer sprake is; maar de Grieksche en Turksche sprookjes b.v. blijven er tusschenuit, wegens hun wel apart en vooral Oostersch kenmerk.
Waarom nu deze ‘Märchen der Weltliteratur’ onder onze rubriek en wel in gezelschap der kinderboeken werden thuisgebracht? Eenvoudig hierom: omdat in dergelijke verzameling een massa verbeeldingswerk wordt opgenomen, dat, kinderlijk mooi als het eenvoudig volksleven zelf, ook tot de jongeren spreken kan, indien men het hun weet aan te bieden. Zóó heeft het de firma Diederichs niet opgevat; maar 't ware wellicht, bij het monument dat ze bezig is op te trekken, niet slecht, zoo ze meteen ook dezen kant van de zaak eens bedenken wilde.
Aan dit laatste dachten we zelf, toen we zoo pas twee boekjes, Kinder- und Hausmärchen aus Tirol, door Ignaz en Josef Zingerle, en Von Königen und Helden, door Johanna Arntzen (beiden bij de uitgeverij Tyrolia, te Innsbrück), in handen kregen. 't Zijn twee bundeltjes... voor kinderen, met enkele sobere prentjes er in; maar wat blijken die een mooie poging, - trouwens met een dito
| |
| |
inkleeding als toemaat, - om het eeuwig volksche, als sprookjes en sagen zijn, binnen het bereik van de uitgroeiende kindsheid en jeugd te brengen!
En vooral dachten we daaraan, bij het verschijnen (bij de firma Rich. Bong, te Berlijn) van Die schönsten Märchen der Weltliteratur, twee banden, samengesteld door den reeds genoemden Friedrich von der Leyen en geïllustreerd door Helmut Skarbina. In het eerste deel leverden Grimm en Andersen den hoofdschotel; in het tweede werden vooral anonieme vertelsels uit vele landen bijeengebracht, - en in beide bundels wordt de jeugd voor het lezend publiek gehouden. 't Is bizonder degelijk werk, waar veertienjarige en oudere jongelui wel aan snoepen zullen.
Nu we het toch zoo lang over sprookjes hebben, moge hier nog even De duizend en één dag vermeld (uitg. Mees, te Santpoort, en ‘De Sikkel’, te Antwerpen), een verzameling ‘Perzische verhalen’, waarvan thans de eerste (der vier) bundels verscheen. 't Is stoffelijk een mooie uitgaaf, die alleen een rijkdom aan illustraties mist. Zoomin als de beroemde ‘Duizend en één nacht’ is dit werk iets voor kinderen; dat verraadt trouwens de ‘inleiding’ van C.A. Mees al, die welsprekend den Perzisch-Turkschen oorsprong, het kenmerk en de waarde der verhalen toelicht; en dat zeggen ook de verhalen zelf, die, schoon niet erotisch, zoo vol Oostersche verbeelding en taalschoon zitten. Maar wie er in pluizen wilde om er, net als uit ‘Duizend en één nacht’, perels voor onze jeugd uit op te diepen, zou er wel van de allerfijnste in ontdekken kunnen.
En hier sluiten we dan even een kijkje af, waarin wellicht wat lijn ontbreekt; maar die er in te leggen was ook onze bedoeling niet, bij de verscheidenheid der boeken die ter tafel kwamen.
Grosso modo echter ging het om stof, die bruikbaar is of zijn wil of zijn kan voor de jeugd. En daarom vestigen we tot slot van deze beschouwingen de aandacht op; 1o) De kleine vuurtoren, jeugdboekengids, door H. Kluit en S. Lobo, (uitg. H. Kluit, te Rotterdam), dat, onder acht verschillende rubrieken, enkele honderden kinderboeken aanbeveelt, met bij elk daarvan een paar regels toelichting, kenschetsing of recensie; 2o) een Jeugdboekenlijst, die, onder leiding van G. Schmook en V. Van den Berghe, in den ‘Bibliotheekgids’ (uitg. ‘De Sikkel’, Antwerpen) aan 't verschijnen is, ten gerieve vooral van bibliothekarissen en een veel grooter aantal kinderboeken omvat, in verschillende rubrieken en in verband met den kinderleeftijd ingedeeld; 3o) Over boeken voor kinderen, een omstandig werk van onszelf, dat zoojuist van de pers komt... en waarvan we de beoordeeling liefst aan anderen overlaten. Dat deze drie uitgaven bijna gelijktijdig verschijnen, is echter wel een aanduiding, dat in verschil- | |
| |
lende middens dezelfde behoefte gevoeld wordt, het jonge volk en zijn leiders hulp te bieden.
Buiten de boekenkroniek maar in elk geval ten gerieve van het onderwijs, vermelden we hier de verschijning van een verzameling Wandplaten over vaderlandsche geschiedenis (uitg. ‘De Sikkel’, Antwerpen). Wie betrekkelijk het wandplatenmateriaal ingelicht is, weet dat zoo goed als alles uit het buitenland komt. Dat is jammer, vooral in verband met leervakken als vaderlandsche geschiedenis, waarbij we zoo dringend behoefte hebben aan typisch nationaal werk, gesteund op dokumentatie van ten huize. Ondanks alle bezwaren en opofferingen, aan zulk werk verbonden, waagt de firma ‘De Sikkel’ het, met niet minder dan 27 platen, door haar naar nationaal-historische dokumenten uitgewerkt, op de markt te komen. We zagen die platen in en dachten onbewust terug aan Seemann's haast beroemde verzameling ‘Kunstbilder’; maar ‘De Sikkel’'s uitgave, in tooneelen van 60 op 72 en portretten van 60 op 36 cm., vertoont nauwer aansluiting en samenhang, zoodat ze, in een stoffelijke uitvoering die over 't algemeen toonbeeldig is, het geheel van onze geschiedenis laat overzien, van Karel den Groote's tijd tot na de omwenteling van 1830. De heeren Dr. J. Uyterhoeven en R. Van Roosbroeck zorgen voor de toelichting bij elke plaat; zij maken de reeks ongetwijfeld tot een in België's middelbaar en lager onderwijs onmisbare verzameling. De firma ‘De Sikkel’, die durf heeft, wenschen we hartelijk den afdoenden steun vanwege alle gemeente- en schoolbesturen toe!
H. VAN TICHELEN.
|
|