in Holland gespeeld werd en uitgegeven in de serie ‘Zilveren Verpoozingen’ van Van Kampen & Zoon te Amsterdam.
Een felbewogen drama, rijk aan mooie Oostersche beeldspraak, zeer vrij van vorm, en met passages van een Shakespeariaansche kracht en grootschheid. Door het algemeen-menschelijke van de toestanden, de schildering van de onveranderlijk-groote menschelijke hartstochten, blijft dit oud-Chineesch spel ook voor den huidigen lezer of toeschouwer niet alleen genietbaar, maar gaat er een diepe machtige ontroering van uit.
In dezelfde serie verscheen Leontientje, van Timmermans en Veterman. Ik had over dit werk ongunstige beoordeelingen gelezen. Nu ik het ken, begrijp ik deze afkeurende stemmen niet. Het is geen eigenlijk tooneelwerk? Toegegeven. Maar de vorm, de uiterlijkheid van een stuk is toch niet de hoofdzaak! Wel de echtheid van het innerlijk gehalte, en, in een stuk als dit, de som van ontroering. Het is niet nieuw, de figuur van den pastoor niet, en die van Leontientje evenmin. Ook al toegegeven! Maar welke tooneelfiguur is nieuw, bepaald nieuw? Ik beken eerlijk dat de lezing van dit verrukkelijk stuk gemoedskunst mij een waar genot is geweest. Leontientje is een wereld van goedheid en beminnelijkheid, van patriarchalen eenvoud en kinderlijkheid. Hier is nu wat we in het werk van sommige andere katholieke tooneelschrijvers missen: eenvoud des harten, deemoed en innigheid. Leontientje zelf is een pure engelenfiguur, niet van deze wereld. Van eerstaf ligt een zilveren bovenaardsche glans op haar wezen...
De groote Drijver is de titel van een reeks van acht tafereelen van Mathias Kemp, (Uitgeversmaatschappij ‘Holland’, Amsterdam) waarin we, op vrij vage en verwarde manier, zonder eenige harmonie of evenwicht in plan en uitwerking, de opkomst en den val bijwonen van een soort profeet eener noodzakelijke volksverhuizing, die geweldige legers vormt, waarmede de menschen uit de overbevolkte landen van den aardbol naar elders worden getransporteerd, bij millioenen, goedschiks of kwaadschiks. Er is ongetwijfeld fragmentarische schoonheid in dit werk, doch het geheel is koel, te cerebraal bedacht, zonder dat deze cerebraliteit kunst werd.
Kurt Busse heeft met een uitaebreide studie over Hermann Sudermann een soort van rehabilitatie bedoeld van dezen Duitschen dramaturg, die zijn uur van grootheid heeft gekend, doch vooral als dramaturg, op het achterplan is geraakt sinds de regisseur op het tooneel den speler heeft verdrongen. De stukken van Sudermann zijn in de eerste plaats acteursstukken, niet regieopgaven. In meer dan een opzicht is deze studie een belangrijk