De Vlaamsche Gids. Jaargang 16(1927-1928)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] De Vijand O deze vijand laat niet af van mij!... Mijn spiegel toont mij 't stug, bekend gelaat, De onrustige oogen en den mond vol haat; Nooit kwam ik los van hem, noch hij van mij. 'k Heb lang gesmoord om klaarte en rust geschreid, Al deze jaren heeft hij me gesard; Een goor logist-huis maakt' hij van mijn hart, Vol wilde wenschen, lust, rumoer en strijd. Strijd van 't opstandig vleesch, het vlietend leven, Met zelf-vergeten, deemoed, trouw, Zoodat slechts redeloozen rouw Wat buiten dezen wensch lag mij kon geven. Niets schoons meer of 't verloor zijn lichten luister; Al 't zoet werd bitter in mijn mond; Ik wilde spreken, maar ik vond Geen woorden, slechts wat smartelijk gefluister. Mijn hart hangt trillend tusschen aard' en hemel, Ik ben gereed tot iedre duistre daad, En toch, in eindloos, foltrend heimwee gaat Dorstend mijn ziel, naar 't gouden stargewemel. Zoo stromp'l ik door den doolhof dezer dagen, En weet niet hoe 'k dien donkren man Voor u en mij verbergen kan... Gesloten, schuw, moet ik zijn schande dragen. [pagina 170] [p. 170] Naar meetbre verten spannen 't vrij verlangen, En danken voor 't geluk van iedren dag. Dan zal de groote vree zijn groene vlag In mijn verhelderd, dienend wezen hangen! FRANS DE WILDE. 7/6/1927. Vorige Volgende