| |
| |
| |
De Reede.
| |
| |
De Rijnkaai.
| |
| |
| |
De Uitbreiding der Haven van Antwerpen
Antwerpens haven is gelegen op den rechteroever der Schelde, op ietwat 90 kilometer van de monding van den stroom. De Schelde is een getijde stroom, zoo machtig dat, bij lage tij, te Antwerpen schepen met meer dan 33 voet, d.i. 10 m., diepgang aan de kaaimuren er van konden gemeerd blijven, in alle veiligheid, zulks ondanks het feit dat tot hiertoe geene ingrijpende verbeteringswerken werden verricht aan den stroom, tusschen de stad en de zee. Zeebodems als de ‘Belgenland’, metend 27.000 ton, stoomen zonder hinder tot Antwerpen op.
De haven van Antwerpen omvat in hoofdzaak twee afzonderlijke groepen instellingen: de inrichtingen langs den stroom en de groep besluisde dokken benoorden de stad (zie bijgevoegd plan).
Langs de Schelde zijn kaaimuren gebouwd in diep water over eene lengte van vijf kilometer, met kaaivlakten waarvan de breedte gaat van 100 meter tot 244 meter. De kaaimuren langs de Schelde behooren aan den Staat, maar de gansche toerusting dier kaaien met kranen, loodsen, bestrating, enz. geschiedde door de Stad. Het geheel wordt uitgebaat door de Stad, voor gemeene rekening van Staat en Stad. Bij de Scheldekaaien zijn drie kleine dokken voor rivierschepen te voegen, de zoogezegde Zuidschippersdokken. Deze laatste kwamen in de plaats der vlieten, welke vroeger in den stroom uitmondden, en waarin de kleine vaartuigen konden meren.
De groep besluisde dokken benoorden de stad is, praktisch, uitsluitend het bezit der stad Antwerpen. Zij omvat 15 dokken, tot dewelke men toegang heeft langs drie zeesluizen. Te zamen beslaan die dokken eene oppervlakte van 155 hectaren en hebben zij eene kaailengte van ongeveer 22 kilometer.
De petroleuminrichtingen zijn afgescheiden van de andere haveninrichtingen en bevinden zich bezuiden de stad, stroomopwaarts de Scheldekaaien. Zij bedekken thans eene benuttigde oppervlakte van niet min dan 65 hectaren, waarop talrijke loodsen
| |
| |
en werkplaatsen gebouwd zijn, evenals meer dan 200 tanks voor petroleum, benzine, smeeroliën, stookoliën, enz. met een totalen inhoud van meer dan 300.000 kubiek meter. De schepen, bestemd voor de petroleuminrichtingen, meren aan een bijzondere pier, welke in de Schelde gebouwd is, vóór de petroleumgronden. De in de pier en, verder, onder den grond gelegde pijpleidingen laten toe de oliën van de zeebodems rechtstreeks naar de tanks te pompen. De petroleuminrichtingen behooren aan de Stad, die de terreinen verhuurt aan bijzonderen, welke er tanks, magazijnen, werkhuizen, enz. oprichten.
De gronden, waarop licht ontvlambare oliën, als benzine, petroleum, enz. opgeslagen worden, zijn een viertal meter onder het peil der kaaien gelegen, opdat, bij brand, de brandende olie niet op de Scheldekaaien vloeie.
Alle haveninrichtingen, zoowel de inrichtingen langs den stroom als de besluisde dokken, worden te Antwerpen uitgebaat door de Stad, die zich tot taak stelt de toerusting der dokken en der kaaien, welke haar toebehooren, zonder uitzondering, ten zeerste te volledigen en tot in het uiterste te verbeteren.
Die toerusting omvat meer dan 60 hectaren loodsen, benevens het Koninklijk Stapelhuis en talrijke andere magazijnen; verder ongeveer 520 hydraulische en elektrische rollende landkranen, van 1 ½, 2, 2 ½ en 3 ton hefvermogen, benevens enkele bijzonder sterke kranen, als, bijvoorbeeld, ééne van 120 ton, eene van 50 ton, ééne van 40 ton, ééne van 30 ton en ééne van 10 ton. Een zeer talrijk vlottend kraanmateriaal, waaronder, voornamelijk, eene vlottende kraan van 150 ton, talrijke van 10 ton, 5 ton, enz., is daarbij te voegen.
Voor het overslaan van graan beschikt de Stad over eene vloot van niet minder dan 19 vlottende pneumatische graanelevatoren, waarvan elk toestel, doorwerkend, tot 200 ton per uur kan overslaan.
Het togen der schepen in de dokken wordt door de Stad verzekerd met niet minder dan 30 stedelijke sleepbooten, waarvan de groote meerderheid met brandpompen zijn toegerust.
De haven beschikt over zeven droogdokken, getal dat nu tot 10 wordt opgevoerd. In het grootste droogdok, nr 7, kan een schip
| |
| |
Kanaaldok.
| |
| |
Vlottende 150-ton kraan.
Natiepaarden.
| |
| |
als de ‘Belgenland’ droog gezet. Vóór de stad, op den linker Scheldeoever, zijn twee andere droogdokken gebouwd, die aan partikulieren toebehooren.
Verscheidene magazijnen, stapelhuizen, loodsen, enz., volledigen de toerusting. Onder de laatst gebouwde magazijnen noemen wij de kalimagazijnen, welke zoowat 120.000 ton kalizouten kunnen bergen en voorzien zijn van eene zeer sterke mechanische toerusting voor het automatisch en snel ontvangen, opslaan en uitlossen van de kalizouten.
De toerusting van het gansche havenkomplex wordt ten zeerste volledigd door een zeer uitgebreid net van sporen, met eene totale lengte, voor het havengebied alleen, van minstens 400 kilometer, hetzij 800 kilometer rail. De uitbating der spoorwegen gebeurt tot vóór het schip door het beheer der Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen, welke de gansche haven als een groot station beschouwt.
Toegerust zooals hierboven gezegd, heeft de haven van Antwerpen zich in eene groote ontwikkeling mogen verheugen, en in eene voortdurende vermeerdering van hare handelsbetrekkingen, vooral gedurende de laatste jaren. Om zulks na te gaan volstaat het te zeggen dat de tonmaat der ingekomen zeebodems in 1913 (laatste volledig jaar vóór den wereldoorlog) 13.761.691 ton bedroeg en dat, terwijl gedurende den oorlog geene zeebodems de Antwerpsche haven bezochten en de scheepvaartbeweging praktisch slechts in 1919 hernam, reeds in 1922 de vooroorlogsche tonmaat werd overtroffen, toen zij reeds 15.000.000 ton bedroeg, om verder doorloopend te stijgen. Zij kwam in 1925 reeds tot 22.794.896 ton; 11.599 zeebodems deden toen de haven aan.
Die toeneming van het verkeer heeft de Antwerpsche haven te danken aan hare ligging, op en in de onmiddellijke nabijheid der groote verkeerswegen, aan een der machtigste stroomen, welke met groote diepte doordringt in het land, en met een zeer uitgebreid rivier- en kanalennet verbonden is met alle achtergelegen landen, ook met den Rijn.
Daarbij komt dat Antwerpen door een machtig en dicht spoorwegnet verbonden is zoowel met het binnenland als met alle achtergelegen nabuurstaten.
| |
| |
De sterke mechanische toerusting der haveninrichtingen, met een, om zoo te zeggen, onbeperkt aantal kranen, en eene keur van werklieden, zooals die nergens anders gekend zijn, hebben toegelaten van het uitzonderlijke der ligging en der verbindingswegen gebruik te maken, en er profijt uit te trekken.
Het is dan ook niet te verwonderen dat een 200-tal regelmatige scheepvaartlijnen Antwerpen als vertrek- en aanleghaven hunner schepen gekozen hebben.
De tarieven der Antwerpsche haven, en de kosten voor overslag van koopwaar in die haven, zijn ook merkelijk lager dan elders.
De onderstaande tabel geeft het aantal ingekomen zeeschepen te Antwerpen, van 1900 tot 1926, aan, met de (Moorsom) tonmaat.
1900 |
5.244 |
6.691.791 |
1901 |
5.209 |
7.510.938 |
1902 |
5.607 |
8.427.779 |
1903 |
5.761 |
9.131.831 |
1904 |
5.852 |
9.400.335 |
1905 |
6.034 |
9.850.592 |
1906 |
6.495 |
10.884.412 |
1907 |
6.284 |
11.181.226 |
1908 |
6.135 |
11.051.644 |
1909 |
6.470 |
11.940.332 |
1910 |
6.770 |
12.654.153 |
1911 |
6.896 |
13.349.633 |
1912 |
6.973 |
13.761.591 |
1913 |
7.056 |
14.146.819 |
1914 |
4.302 |
8.618.998 |
1915 |
1 |
6.382 |
1916 |
1 |
3.648 |
1917 |
21 |
13.794 |
1918 |
69 |
81.708 |
1919 |
4.820 |
5.245.048 |
1920 |
7.698 |
10.858.926 |
1921 |
8.076 |
12.980.874 |
1922 |
8.323 |
15.050.182 |
1923 |
9.351 |
17.349.098 |
1924 |
9.709 |
19.302.534 |
1925 |
9.971 |
20.161.834 |
1926 |
11.599 |
22.794.896 |
| |
| |
Royerssluis.
Kanaaldok.
| |
| |
Droogdok nr 7.
| |
| |
Men ziet dat in de laatste 25 jaar de zeeschepenbeweging meer dan verdriedubbelde en dat, vooral in den loop dr laatste jaren, de aanwinst bijzonder groot en, daarbij, zeer regelmatig is.
Het zal niemand bevreemden dat, alhoewel na den oorlog drie groote en diepe dokken, d.i. het noordelijk deel van het Kanaaldok en de 2e en 3e Havendokken, met eene kaailengte van ongeveer 5 kilometer, het bestaande havenkomplex kwamen vergrooten, aan de verdere uitbreiding van de haven diende gedacht.
Op dit oogenblik zijn groote uitbreidingswerken in uitvoering.
De bestaande dokken worden met een zeekanaal, 6 kilometer lang, stroomafwaarts Antwerpen aan de Schelde verbonden bezuiden de plaats gezegd ‘Kruisschans’, waar eene groote nieuwe zeesluis werd gebouwd. Het kanaal heeft voor een deel 300 en voor een ander deel 400 meter breedte, alles met een diepgang van ongeveer 1200 meter.
De Kruisschanssluis heeft eene nuttige lengte van 270 meter, 35 meter breedte en eene diepte, op de drempels, van minstens 10,50 meter onder gemiddeld laag water in de Schelde en minstens 15 meter onder gemiddeld hoog water in den stroom. Het verkeer doorheen de sluis zal van Juli 1928 kunnen beginnen.
Het nieuwe kanaal zal ook als dok worden uitgebaat en toegerust. Het wordt overal van kaaimuren voorzien, uitgenomen ter plaats waar later nieuwe dokken of sluis zullen uitmonden en komt reeds gedeeltelijk in gebruik, langs den kant der bestaande dokken, van 't begin 1928. Rond half 1928 zullen de eerste zeebodems van uit de Schelde langs de Kruisschanssluis de dokken invaren.
Naar alle waarschijnlijkheid zal de Stad nog vóór het einde van 1928 den aanleg beginnen van twee nieuwe dokken, op het plan voorgesteld bezuiden het Oost-West gerichte deel van het verlengd Kanaaldok, met inbegrip van de verlenging, zuidwaarts, van het Kanaaldok, tot nabij de plaats, genaamd ‘Boerinnesluis’.
Aldus zal, kort na 1930, het havengeheel niet minder dan 45 kilometer kaai bieden, terwijl het watervlak der dokken alleen, buiten de Schelde, minstens 550 hectaren groot zal zijn.
Het schematisch programma, op het plan aangeduid, voorziet verder den mogelijken bouw van nog drie andere zijdokken, van
| |
| |
eene nieuwe groote sluis bezuiden de nieuwe Kruisschanssluis en van eene andere nabij de huidige ‘Boerinnesluis’ (thans eene poldersluis).
In den hollen Scheldeoever nabij Austruweel, en vooral in dien nabij de Kruisschans, kunnen later talrijke kilometer kaaimuur in diep water gebouwd worden.
Ondertusschen is van nu af met den bouw begonnen van drie nieuwe droogdokken benoorden de bestaande batterij van zes droogdokken achter de Westkaai van het Kattendijkdok.
Tusschen het Kanaaldok, van de Boerinnesluis tot aan de Kruisschanssluis, en de Schelde, bewesten van het Kanaaldok, is een overgroot terrein beschikbaar, groot ietwat 600 hectaren, ten uiterste geschikt voor havenindustrie, terrein waarin kanalen kunnen getrokken worden ter bediening van die nijverheid.
De aanbouw van nieuwe dokken vergt eveneens de uitbreiding van de verbindingswegen. Benoorden de stad Antwerpen wordt, ter bediening van de dokken alleen, reeds een station aangelegd, dat grosso modo 5,5 kilometer op 1,5 kilometer beslaat, terwijl de aanvoerspoorwegen van het land en van het ‘hinterland’ naar Antwerpen merkelijk worden verbeterd en uitgebreid.
Het kanalennet dat Antwerpen verbindt met het land en met het ‘hinterland’ wordt insgelijks overvloedig uitgebreid: tot den aanleg van een nieuw groot en rechtstreeksch kanaal van Antwerpen naar Luik, langsheen het Kempische kolenbekken, werd besloten.
Het is noodig dat de inrichtingen der haven van Antwerpen, welke trouwens aan de stad Antwerpen toebehoort, zich bevinden op Antwerpsch terrein. De Regeering heeft dit ook begrepen en aan de stad Antwerpen de gronden verkocht, welke de Staat reeds lange jaren had onteigend benoorden de stad Antwerpen, met het oog, onder meer, op de uitbreiding der Antwerpsche haven. Die terreinen zijn begrepen tusschen de huidige Antwerpsche grens, op het plan aangeduid, en de nieuwe grens, met eene breede bies voorgesteld.
De oppervlakte van het Antwerpsche grondgebied bedroeg tot begin van het jaar 1923, 2611 hectaren. Door de wet van 19 Maart 1923 werden de gronden, op den linkeroever der Schelde gelegen,
| |
[pagina t.o. 102]
[p. t.o. 102] | |
| |
| |
en groot 985 hectaren (waarvan 915 hectaren der gemeente Zwijndrecht en 70 hectaren der gemeente Burght) bij het grondgebied der stad Antwerpen gevoegd. De oppervlakte der stad bedroeg alsdan 3596 hectaren.
Het gebied ten Noorden van Antwerpen, dat nu bij het stadsgrondgebied zal ingelijfd worden, is 4261 hectaren groot, zoodat door die uitbreiding het grondgebied der stad Antwerpen zal worden vergroot tot 7857 hectaren.
De nieuw aangekochte terreinen, welke aldus het grondgebied van de stad Antwerpen komen vergrooten, begrijpen: Austruweel, Oorderen en Wilmarsdonck, evenals een groot deel van de gemeente Hoevenen, en een merkelijk deel van de gemeenten Eeckeren, Merxem en Lillo.
K. BOLLENGIER,
hoofdingenieur, bestuurder der havenwerken te Antwerpen.
|
|