| |
| |
| |
Een klein, maar belangwekkend Land onder de onafhanklijke Staten van Europa
Men herinnert zich nog uit de dagen, toen het Rijk der Zwarte Bergen, het moedige, zelfs in de eeuwen der Turksche overheersching niet bedwongen Montenegro, zijn volstrekte onafhankelijkheid nog genooot, het patriarchale, dat de samenleving er kenmerkte. Reizigers, die er geweest waren, vertelden van den eenvoud der hofhouding; van den weinig gekunstelden omgang tusschen vorst en onderdanen; van den laatsten Koning Nicolaas I, die zelfs na zijn verheffing tot de koninklijke waardigheid de rechtspraak uitoefende te Cettinje in de open lucht, zittend onder een grooten boom, en straffend met de soms milde, soms harde hand, den tyran eigen. Het mag verwondering wekken, dat hetzelfde Europa, hetwelk naar deze verhalen zoo menigmaal met belangstelling luisterde, niet in den loop der jaren grootere en meer intensieve belangstelling heeft getoond voor San Marino, de kleine, maar volmaakt onafhankelijke Republiek, te midden van noordelijke Italiaansche provinciën gelegen, doch ondanks zijn omvatting door het machtig Italië onafhankelijk gebleven in elk opzicht. Want in San Marino is er ook veel, dat nog herinnert aan oude tijden; is veel gebleven op den voet van vroeger, verschijnsel, dat wellicht nauw verband houdt met de zoo moeitevol, maar volledig behouden onafhankelijkheid. Wellicht in geen land van Europa treft men meer aan een regeering, die tegelijk voor en door het volk kan heeten; die zoodoende democratisch is in den besten zin van het woord, maar tegelijk in haar opzet tot eeuwen her teruggaat.
De symboliek, die men daarbij heeft weten te behouden, komt wellicht het best tot uiting bij de verkiezing van de twee Kapiteins-Regenten, die telken jare op 1 April en 1 October plaats heeft. Reeds de wijze van verkiezing verdient de aandacht. Door het lot
| |
| |
worden telkens twaalf leden van den Raad aangewezen, die het recht hebben een candidaat als Kapitein-Regent voor te dragen; slechts de namen van die zes candidaten, die bij stemming het grootst aantal stemmen op zich vereenigen, worden twee aan twee geschreven op drie blaadjes papier, uit welke een kinderhand in de Kathedraal er een trekt. De namen, die het getrokken blaadje bevat, zijn die van de nieuwbenoemde Kapiteins-Regenten: op gevaar af een boete van 500 lires te moeten betalen, zijn zij verplicht hun benoeming te aanvaarden. Treden zij af, dan wordt hun administratie gedurende drie dagen nagezien door twee leden van den Raad, bij wien ieder inwoner klachten kan inbrengen. De Arrengo, het overblijfsel der vroegere Volksvergaderingen, die, gelijk dit in enkele Zwitsersche kantons nog het geval is, over het wel en wee van de Republiek beschikken, komt in dien vorm niet meer samen: echter, na de benoeming van de Kapiteins-Regenten zitten deze in de Arrengo voor, zulks vooral om van verlangens van de burgers van den Staat kennis te nemen. De inwijding van de Kapiteins-Regenten is een plechtigheid, die medetelt in het leven der Republiek. Des avonds om tien uur begint een fakkeloptocht, aan het einde waarvan het militair muziekkorps het nationaal volkslied speelt, een compositie van Guido Monaco. De Kapiteins-Regenten sluiten zich, zoodra de optocht het Palazzo Valloni heeft bereikt, daarbij aan; zij zijn gekleed in de schilderachtige zeventiende-eeuwsche costuums, en zijn vergezeld van hun dienaren.
Aldus gaat het in optocht naar de aftredende Kapiteins-Regenten, die zich eveneens in den stoet scharen en medegaan naar de Kathedraal, waar de heilige mis voor de beide nieuwbenoemden wordt gecelebreerd. In de groote zaal van het Gouvernementspaleis, waar onder het afbeeldsel van den heiligen Marinus de troon is, die door de Kapiteins-Regenten bij de zittingen van den Raad wordt ingenomen, heeft vervolgens de beëediging der nieuwbenoemden plaats. De aftredende Kapiteins-Regenten staan van den troon op, ontdoen zich van hun onderscheidingen, waaronder ook die van grootmeester van de beide ordes, die San Marino heeft, en hangen deze om den hals van de nieuwgekozenen, welke onmiddellijk daarop den troon bestijgen. De kerk- en torenklokken
| |
| |
in geheel de Republiek worden geluid; de nieuwe Kapiteins-Regenten worden naar hun woning gebracht onder begeleiding van de eeregarde en de fakkeldragers, terwijl het verder gedeelte van den nacht in feestelijke, opgewekte stemming wordt doorgebracht. De vreemdeling, die op een dezer dagen San Marino bezoekt, behoeft niet meer naar een der Londensche of Parijsche theaters te gaan, waar zich volksspelen uit vervlogen tijden met hulp van een groot aantal figuranten afspelen; hij krijgt er een in natura, dat moeilijk te overtreffen valt.
Men denke intusschen niet, lezende van de verkiezing van Kapiteins-Regenten, dat deze als presidenten van de Republiek zijn te beschouwen. Integendeel, het democratische in de regeering van San Marino komt wel het sterkst uit in het feit, dat niet deze Kapiteins-Regenten, maar de groote en algemeene Raad der Republiek zoowel de wetgevende als de uitvoerende macht in handen heeft, en dat de beide Kapiteins-Regenten meer optreden als de Raadpensionarissen in de vroegere Republiek der Nederlanden, intusschen met minder persoonlijke macht bekleed dan deze hooge staatsambtenaren konden uitoefenen. Het aantal van de leden van dien Raad bedraagt reeds sedert 1756 zestig, van wie een derde deel uit de notabelen, een derde deel uit den burgerstand en een derde deel uit de boeren van de omliggende gemeenten wordt gekozen. Zij hebben vier jaren zitting; hunne vergaderingen zijn gedeeltelijk geheim, gedeeltelijk openbaar; zij vertegenwoordigen de omtrent zestig familiën, waartoe de 13000 inwoners van San Marino allen, direct of indirect, behooren. Aan het hoofd van dezen Raad staan nu de twee Kapiteins-Regenten (capitani-regenti), die uit zijn midden gekozen worden, zes maanden hun functie uitoefenen en niet herkiesbaar zijn dan eerst drie jaren daarna. Zij besturen de Republiek volgens een Grondwet, die vroeger met den meer eenvoudigen naam van statuut werd betiteld. In het archief van San Marino, dat belangrijke stukken telt, die zelfs tot de negende eeuw teruggaan, zijn statuten aanwezig uit het jaar 1300, en het is opmerkelijk, dat, al moge daarin in verband met de tijdsomstandigheden veel zijn gewijzigd, toch de kern behouden is gebleven. Reeds in 1600 werden deze statuten gedrukt en verkrijgbaar gesteld voor iederen inwoner, hetgeen ook wel noodzakelijk was, omdat reeds toen in San Marino de burgers verplicht
| |
| |
waren de wetten des lands te kennen. De Raad zelf is het souverein regeeringslichaam; hij vaardigt nieuwe wetten uit of herziet de bestaande; hij benoemt de ambtenaren der Republiek; hij is tegelijk wetgevend en uitvoerend gezag. De Kapiteins-Regenten, die de beraadslagingen van het college leiden, zijn slechts de uitvoerders van zijn wil. Waaruit van zelf volgt, dat een Kapitein-Regent, die dit niet is, uitsluitend de uitvoerder is van wat men kan noemen de bevelen van den Raad.
Ziet men naar de beteekenis van San Marino uitwendig, dan komt natuurlijk in de eerste plaats de vraag of dit land een werkelijk onafhankelijk land is te noemen. En, het moge in de tegenwoordige verhoudingen, die op macht gebaseerd zijn, zonderling schijnen: het valt niet te ontkennen, dat deze kleine Republiek, geheel omsloten door Italiaansch grondgebied, zoowel voor als na de Italiaansche eenheid haar volkomen en geheel souvereine onafhankelijkheid heeft bewaard. Dat blijkt reeds dadelijk uit het feit, dat het land zoowel naar binnen als naar buiten alle de rechten heeft, waarover een onafhankelijke Staat kan beschikken. San Marino heeft eigen recht: het Romeinsche recht, dat nog de onbeperkte heerschappij van het vaderlijk gezag kent, zóó sterk zelfs, dat een inwoner van San Marino eerst dan tot lid van den Raad kan worden gekozen, wanneer hij niet meer onder dit vaderlijk gezag leeft. San Marino heeft eigen post, postzegels, maten en gewichten. Het bezit het actieve en passieve recht van legatie; de Republiek heeft diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers in Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Spanje, Groot-Brittannië en ook in Nederland. Daar is het de consul, de heer W. van de Wetering, te Rotterdam, die de belangen van de kleine Republiek vertegenwoordigt, en die ter Conferentie van den Industrieelen Eigendom, in October 1925 te 's-Gravenhage gehouden, San Marino vertegenwoordigde. Te Parijs en te Rome heeft San Marino zelfs consuls-generaal, terwijl verschillende landen bij de regeering van San Marino door consuls of consuls-generaal wederzijds zijn vertegenwoordigd.
Daarnevens dient vermeld, dat verschillende landen, Italië in de eerste plaats, maar ook Groot-Brittannië, België, Amerika, Nederland en andere landen, tractaten met San Marino hebben gesloten. Reeds op dien grond valt aan de souvereiniteit der Republiek niet
| |
| |
te twijfelen; zij maakt dan ook deel uit van de algemeene Post-Unie, van de Internationale Radiotelegrafische overeenkomst van 1912, van het internationaal Landbouwinstituut te Rome, en zij is slechts daarom niet tot den Volkenbond toegetreden, wijl haar militaire macht uiteraard te gering is om aan de verplichtingen, die op een lid van den Volkenbond rusten, te voldoen.
Maar bovenal, San Marino, dat eigen ridderorden en adel kan verleenen; dat het recht van asyl uitoefent, heeft geheel eigen vrijen handel, al worden bij het binnenkomen van zijn gebied, krachtens tolovereenkomst met Italië, geen inkomende rechten geheven, daar deze later met Italië worden verrekend. San Marino beschikt over eigen recht van oorlog en vrede, al is het, reeds tengevolge van de ligging van zijn gebied, tot permanente neutraliteit gedwongen. Geheel de geschiedenis van San Marino toont trouwens, dat het nooit anders gewenscht heeft; dat de Kapiteins-Regenten de Republiek slechts hebben verdedigd, maar dat nooit, noch op zichzelf, noch in verbond met anderen, iets is beproefd wat op aanval of uittarting kon gelijken. Toch denke men, althans naar verhouding, over het leger van San Marino niet gering. Alle weerbare burgers van 16 tot 55 jaren worden in de militie opgenomen; een zestigtal hunner is aangewezen om in tijden van onrust over de openbare orde te waken en bij plechtigheden een soort van eeregarde te vormen. De gezamenlijke sterkte van garde en militie bedraagt totaal een kleine duizend officieren en manschappen, hetgeen op een totale bevolking, die zoo juist de 13.000 heeft overschreden, niet zoo'n heel gering contingent kan worden geheeten.
Er is intusschen meer dan eens beweerd, dat San Marino geen onafhankelijke Staat is, doch min of meer als staande onder protectoraat van Italië moet worden beschouwd. Dat is ten eenenmale onjuist. De suzereiniteit, die Andorra kent, is aan San Marino geheel vreemd, doch zelfs de halve afhankelijkheid, waarin Lichtenstein heeft verkeerd en verkeert, kent San Marino niet. Men grondt de bewering ten aanzien van Italië op het feit, dat het verdrag van vriendschap en goede nabuurschap, tusschen Italië en San Marino in 1822 gesloten, in 1872 en 1897 gewijzigd en vernieuwd, een artikel (46) bevat, krachtens hetwelk San Marino
| |
| |
verklaart alle reden te hebben te gelooven, dat de Republiek nimer zal missen de beschermende vriendschap van Italië, tot behoud van haar aloude vrijheid en onafhankelijkheid, en in welk artikel zij tegelijkertijd verklaart zoodanige beschermende vriendschap van geen enkel ander land te zullen aanvaarden. Bedenkt men nu, dat Danzig, door 't tractaat van Versailles tot Vrije Stad gemaakt, op den rang van onafhankelijken Staat aanspraak maakt, niettegenstaande het in zijn buitenlandsche betrekkingen wordt vertegenwoordigd door Polen; niettegenstaande Polen in Danzig voorrechten geniet, die de stad nauw aan dezen Staat binden, wel, dan kan er ondanks dit art. 46 moeilijk twijfel bestaan omtrent de onafhankelijkheid van San Marino. Het door haar met Italië gesloten tractaat is er een van politieke beteekenis; het bewuste artikel spreekt schijnbaar vanzelf. Maar toch niet in alle opzichten. Stel het geval, dat Italië in oorlog komt met eenig ander land, en dit laatste zou door banden van politieke vriendschap met San Marino zijn verbonden, zou dan niet vandaar invloed kunnen uitgaan, die voor Italië, in hoe geringe mate ook, schadelijk kan zijn? Kan men zich vooral in vroeger tijden niet gevallen denken, waarin zelfs deze invloed niet geheel onschadelijk ware geweest?
Hoe is intusschen - de vraag is te begrijpen - San Marino er in geslaagd om tusschen alle politieke, economische en sociale stormen door deze onafhankelijkheid te bewaren? De verklaring van dit, inderdaad buitengewoon verschijnsel, ligt in de wijze van vestiging der Republiek, maar ook in haar volmaakt onbaatzuchtige politiek. Ruim vijftien eeuwen geleden kwam uit Arbe in Dalmatië een zekere Marino, als Christen vervolgd, naar Rimini, om bij den havenaanleg aldaar werk te zoeken en te vinden. Hij was van beroep steenhouwer en het kan daarom niet verwonderen, dat hij de steensoort van het zoo onmiddellijk nabij Rimini gelegen Titaansche gebergte onderzocht. Hij bevond deze steensoort van uitnemende kwaliteit; zette er zich voor eigen rekening als steenhouwer aan het werk, maar liet niet af om tegelijk het Christendom te prediken. De adellijke dame Felicita, tot wier eigendommen geheel het Titaangebergte behoorde, die hem eerst wreedelijk deed vervolgen, behoorde later tot zijn meest aanhankelijke volgelingen. Zij gaf hem het gebergte ten geschenke; Marino stichtte er een kapel, later een zich steeds uitbreidende parochie,
| |
| |
en de leiders dezer parochie zijn te beschouwen als de eerste Raad van de onafhankelijke gemeenschap, tot welker hoofd Marino door den bisschop van Rimini werd benoemd. De hoofden der gezinnen kwamen in vergadering bijeen. Enkele eeuwen achtereen zijn de zaken van San Marino in deze Arrengo, de Volksvergadering, beslist. Maar naarmate de gemeenschap zich uitbreidde, nam de levendigheid der debatten toe, zoozeer zelfs, dat het onmogelijk werd om tot regelmatige en consequente resultaten te komen. Wanneer zulks is geschied, staat niet vast, maar omstreeks het einde der vijftiende eeuw reeds heeft de Arrengo haar macht aan den Raad afgestaan, en komt zij zelve slechts formeel bijeen. Het werd in die dagen steeds meer noodig, ook voor dit kleine gebied, een centraal gezag te bezitten. Gevaren dreigden dikwerf van alle kanten. Gevaren ook voor de onafhankelijkheid van San Marino, die echter slechts één keer werkelijk ernstig is bedreigd. Toen Paus Urbanus III in 1631 het hertogdom Urbino, waarmede San Marino tractaatrechterlijk was verbonden, veroverde en dit bij den Kerkelijken Staat voegde, erkende ook hij de onafhankelijkheid van de Republiek en stond haar tolvrijheid toe. Kardinaal Alberoni, de bekende raadsman van koningen van Spanje, deed een inval in San Marino; slaagde er in de stad binnen te dringen, maar moest haar, op bevel van den Paus zelven, ontruimen, toen een deputatie zich bij den Heiligen Vader vervoegde om haar beklag te doen.
San Marino heeft ook in 1859 zijn volledige onzijdigheid behouden in de Italiaansche aangelegenheid. Van haar onbaatzuchtigheid kon de Italiaansche Koning verzekerd zijn; immers toen in 1797 Bonaparte afgevaardigden zond om aan San Marino vergrooting van grondgebied aan te bieden, weigerde de bevolking. Napoleon heeft, schoon met verwondering van dit besluit kennis nemende, de Republiek gehandhaafd, en haar als model eener zuiver republikeinsche gemeenschap behouden! Zoo is de geschiedenis van San Marino, geenszins kleurloos, maar wel in het algemeen rustig en vredelievend verloopen; zoo heeft er welvaart geheerscht daarboven op het schijnbaar kale Titaangebergte. Toen enkele jaren geleden speculanten van vreemden bodem aan de Republiek groote sommen geld aanboden en toezegden
| |
| |
spoorwegen te zullen aanleggen, mits zij vergunning kregen tot het openen van een speelhuis, weigerde zij opnieuw. Eerst in de allernaaste toekomst zal San Marino door een spoorweg met Rimini en zoodoende met geheel het omliggende land zijn verbonden, maar ditmaal op grond van eigen besluiten, in overleg met Italië genomen!
De groote weg van het toerisme voert - het valt niet te ontkennen - niet langs San Marino. Maar wie zich per spoor van Ancona naar Bologna begeeft, of omgekeerd, passeert zoowel Ravenna als Rimini, en wie dan een korten tijd in dit Rimini, dat onmiddellijk herinneringen aan het oude Italië wakker roept, verblijft, zal toch niet verzuimen het nabijgelegen San Marino, de plaats met omgeving, die het driepuntig Titaangebergte bekroont, een bezoek te brengen. San Marino, ruim 700 M. boven de zee gelegen, heeft een oppervlakte van nauwelijks 61 K.M2, waarop een bevolking van, als reeds gezegd, thans een 13.000 zielen leeft, gedeeltelijk in de stad van dien naam, gedeeltelijk in de tot het San Marineesche grondgebied behoorende dorpen en gehuchten.
De weg van Rimini naar San Marino is niet lang; hij gaat geleidelijk omhoog. Zoodra men de grens gepasseerd is, waar men de prachtige wijngaarden van graaf Borghese ziet; later bij Serravalle, vroeger alles bezittingen van de bekende familie Malatesta; vervolgens bij Valdragoni en bij Borgo Maggiore, een dorp, waar belangrijke veemarkten worden gehouden, komt men reeds in de typische sfeer van de patriarchale gemeenschap. De Porta San Francesco, die deel uitmaakt van de oude stadswallen van San Marino, biedt den voornaamsten toegang. Aan de straat, langs welke men het stadje betreedt, ligt de San Franciskuskerk met kunstwerken van vele oude Italiaansche schilders; zij voert naar het café Garibaldi, waar eenmaal de bekende veldheer vertoefde, toen hij voor de Oostenrijksche legers moest vluchten. Hier is men reeds het Vrijheidsplein genaderd, dat het Palazzo Mercuri bevat, waar de rechtbank is gevestigd. Vandaar komt men op de Pianella, het groote plein en tevens het middelpunt van San Marino. Eens werden hier stierengevechten gehouden, op de plaats waar zich nu de fontein met het Vrijheidsbeeld bevindt. Nu wordt het Vrijheidsplein begrensd door het regeeringsgebouw, een
| |
| |
nieuw gebouw, dat in 1894 werd ingewijd, en dat ruime vertrekken en prachtige zalen bevat. De Pianella weer geeft toegang tot een terras, Cantone genaamd, van waaruit men een prachtig vergezicht heeft over geheel de omgeving, over het gebied van San Marino, en voorts tot aan de Adriatische zee toe. Beneden zich ziet men het paleis Bigni liggen, welks tuinen een wonder van tuinarchitectuur zijn. Gaande naar de Kathedraal, komt men langs het paleis Lettimi, waar het consulaat van Italië is gevestigd; langs het paleis Valloni, waar bibliotheek en museum zijn ondergebracht; kortom langs vele gebouwen, die het kleine San Marino bezienswaardig maken, en welker afkomst wel doet zien, dat hier eeuwen achtereen reeds is geleefd en geleden.
Het Titaangebergte, waarop San Marino ligt en omliggende kleine plaatsjes zijn gebouwd, heeft drie toppen. Op een dezer bevindt zich een oude toren van de vesting La Rocca, die als gevangenis nog dienst doet. Op den tweeden bergtop bevindt zich een slottoren, de Fratta of Cesta, waarin de klok hangt, die geluid wordt telkenmale als de Raad is bijeengeroepen of een vonnis is geveld. En van den derden bergtop heeft men het mooiste vergezicht, dat San Marino bieden kan, tot aan de bosschen van Ravenna, tot ver over de Adriatische zee, bij helder weer zelfs tot aan de bergen van Dalmatië, dat door Italië zoozeer begeerde land, aan de overzijde van de zee!
Er zijn er, die reizen uitsluitend om historisch merkwaardige zaken te zien; om te bezoeken datgene wat men als ervaren toerist bezocht ‘dient’ te hebben. Zij gelijken op den Amerikaan, die zich vervoegde aan den ingang van een beroemd museum en aan den portier vroeg of het juist was, gelijk Baedeker aangaf, dat hier verschillende belangrijke voorwerpen van kunst te aanschouwen waren, welke voorwerpen hij vervolgens opnoemde. Toen de portier hem na het bevestigend antwoord zijnerzijds, de deur openmaakte, wees de Amerikaan dit glimlachend af, met de opmerking, dat indien werkelijk al die zaken nog aanwezig waren, het voor hem geen nut had ze te bekijken! Wie er aldus over denken, moeten niet naar San Marino gaan. Hier heeft zich - gelukkig voor de kleine Republiek - geen wereldgeschiedenis afgespeeld; hier zijn de voetstappen van vaderlanlievende en
| |
| |
rustige burgers gedrukt door hun navolgers, die slechts één verlangen hebben gekoesterd: de onafhankelijkheid van San Marino te behouden en de bevolking te doen genieten van den voorspoed, die deze haar eeuwen achtereen heeft gebracht. Maar wie een klein, doch zeer typisch stukje land wil zien, een oase van onbaatzuchtigheid te midden van geheel een naar macht en grootheid strevende wereld, die zal zich in San Marino thuis gevoelen. Als vreemdeling zal hij er vier maanden lang, zonder het vragen van verlof, kunnen verblijven; daarna moet hij een desbetreffende aanvraag doen, die hem geen rechten, andere dan het recht van vestiging, verleent. Het meerendeel der vreemdelingen zal zoo langen tijd niet in San Marino blijven; zij, die er uit den vreemde komen, blijven er in den regel kort. Onder hen zijn er uit het naburig Italië, die daar om redenen van standsverschil niet kunnen trouwen en die zich naar San Marino begeven, den eenigen Staat waar nog slechts het kerkelijk huwelijk bestaat, dat te hunnen bate wordt voltrokken.
Ja waarlijk, wie het uiterlijk zoo eenvoudige San Marino betreedt, geve zich wel rekenschap, dat hij zich op bijzonderen bodem bevindt!
H.CH.G.J. VAN DER MANDERE.
|
|