De Vlaamsche Gids. Jaargang 15
(1926-1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 565]
| |
Het Tooneelwerk van Bernard Shaw
| |
[pagina 566]
| |
gevraagd, zich voor te stellen als parlementslid, maar hij weigert deze nieuwe klasse van kleine landeigenaars te vertegenwoordigen: zij kan slechts de armoede van zijn streek vermeerderen. Broadbent zal het doen: hij vleit de menschen op een schromelijke wijze, maakt zich hopeloos belachelijk - de Engelschen hebben nu eenmaal geen ‘sense of humour’, meent Shaw -, leent aan iedereen geld, en zal tot zijn doel geraken. Van deze poëtische plaats zal hij iets moderns maken, niettegenstaande Father Keegan, een oud-priester, wiens puur Franciskaansch geloof de diepte van het profetische heeft, en hij zal met Nora huwen, iets waarin de koelbloedige Doyle graag toestemt. Een zeer eigenaardig stuk is Major Barbara (1905). Deze jonge vrouw, majoor in het Leger des Heils, is de dochter van Andrew Undershaft, een magnaat van de oorlogsmateriaal-nijverneid. Het conflict is tusschen den schranderen, buitengewoon machtigen vader en de diep geloovige, idealistische dochter. ‘Het Evangelie der Macht’ van Andrew Undershaft behaalt de overwinning. Major Barbara verlaat het Leger des Heils; zij heeft ingezien, dat haar bekeerlingen worden aangelokt door brood, dat haar godsdienstig ideaal niet mag omgekocht worden door geld of eenige andere belooning zooals de hemel, dat haar vaders godsdienst: ‘millionnair zijn’, beteekent: machtig zijn, om aldus behoorlijk te kunnen leven en deel uit te maken van een wijdere macht dan de persoonlijke, dichter te komen bij het doel zelf van het bestaan. ‘Laat Gods werk gedaan worden voor zich zelf, het werk waartoe hij ons moest scheppen omdat het alleen door levende mannen en vrouwen kan worden verricht. Wanneer ik sterf, laat hem in mijn schuld zijn, ik niet in de zijne, en laat me hem vergeven zooals het een dame van mijn rang betaamt.’ Haar verloofde, de idealist Cusins, die insgelijks door Undershaft bekeerd werd en dezen zal opvolgen om oorlog te voeren tegen den oorlog en leven te organiseeren, heeft een laatste opwerping: ‘Aldus loopt de weg van het leven door de fabriek van den dood?’ ‘Ja’, zegt Barbara: ‘door het verheffen van hel tot hemel en van mensch tot God.’ The Doctor's Dilemma (1906) is, althans gedeeltelijk, een scherpe aanval tegen dokters en geneeskunde. Het eerste bedrijf reeds doet ons kennen: Dr. Ridgeon, die een soort van inenting | |
[pagina 567]
| |
tegen tuberculose heeft ontdekt; Dr. Schutzmacker, die zijn fortuin heeft gemaakt met raadplegingen tegen 6 pence, geneesmiddelen inbegrepen, goede uitslag gewaarborgd: zijn geheim is: phosphaten in water tegen elke kwaal; - Sir Patrick, een ouden zonderling, die aan moderne geneeskunde niet gelooft: elke ontdekking werd reeds vroeger gemaakt, de bijval hangt van de mode af; Dr. Walpole, een maniak met een operatie, die hij heeft gevonden: het uitsnijden van een zeker gedeelte der ingewanden, oorzaak van alle kwalen; Sir Ralph Bloomfield Bonington (kortweg B.B. geheeten), den geneesheer van het Hof, die den kroonprins van den typhus heeft genezen door middel van Ridgeon's inspuiting tegen de tering; Dr. Blenklnsop, een armen drommel die met moeite beide eindjes kan aaneenknoopen... Ridgeon, wiens tijd volkomen in beslag is genomen, wordt door Jennifer, vrouw van den genialen schilder Dubedat, gevraagd, haar gemaal toch te willen redden. Dubedat echter, buiten de gewone moraal staande, heeft een en ander op zijn geweten: geld- en vrouwenkwesties. Ridgeon verlieft op de prachtige Jennifer. Zal hij dan haar gemaal redden? Zijn vriend Blenkinsop is insgelijks een teringlijder: Ridgeon besluit, dezen armendokter te genezen en Dubedat over te laten aan B.B. Deze begaat een noodlottige vergissing: de schilder sterft, met in zich het diepe bewustzijn van de heiligheid zijner roeping en het schoone beeld van Jennifer. (Dit tooneel is, in zijn intensiteit, schier boven de krachten der zenuwen en der gevoelens van den toeschouwer). Ridgeon zal echter Jennifer niet verwerven: hij verneemt, onverwacht, dat zij, de vraag van Dubedat indachtig, hertrouwd is. Het daarop volgende Getting Married (Trouwen), in 1908 geschreven, is een uitvoerige bespreking van het huwelijks-vraagstuk. Als ‘homme sage de la pièce’ fungeert een bisschop, met nogal onverwachte theorieën en een even onverwacht, glimlachend scepticisme. Hij heeft een dommen broeder, die generaal is, en verliefd op Lesbia, de schoonzuster van den bisschop. Lesbia voelt wel, dat het haar roeping is, kinderen te hebben, maar wil echter niet verplicht zijn, dag en nacht samen te leven met een man. Een andere broeder, Reginald, wil scheiden van Leo, maar deze, bemind door St. John Hotchkiss, | |
[pagina 568]
| |
houdt echter nog van haar gemaal: een dubbele liefde is geen onmogelijkheid. Een dochter van den bisschop, Edith, staat op trouwen met Sykes, maar juist op den dag van het huwelijk ontvangen beiden een geschrift, dat hun de oogen opent betreffende al de gevaren, waaraan zij zich blindelings blootstellen zullen. Daaruit dan lange discussies; de bisschop stelt voor, een contract op te maken, dat aan alle vraagstukken zou een oplossing geven, maar de onmogelijkheid hiervan wordt weldra ingezien, en het vermakelijke besluit is dat het huwelijk, mits zekere voorzorgen, nog het beste is onder de huidige omstandigheden. Twee zeer interessante personages zijn hier nog Soames, de vrouwenhatende, diep godsdienstige secretaris van den bisschop, en Mrs. George, die in het geheim den bisschop bemint, en van liefde een veel hoogere gedachte heeft dan een vrouw in het huwelijk hebben kan. Een mystieke bevrijding, een verlossing van zich zelf, zulks is het thema van het uiterlijk godslasterend The Shewing Up of Blanco Posnet (1909), een meesterstuk dat door de censuur verboden werd. In het Amerikaansche Far West, in een schuur, heeft het proces plaats van Blanco Posnet, die beschuldigd is, het paard van den sheriff te hebben gestolen. Zulk een diefstal is hier erger dan moord; er is geen ontsnappen aan het door iedereen ongeduldig afgewachte vonnis: opgeknoopt te worden; in het bengelende lijk worden dan alle pistolen afgevuurd. Blanco loochent alles, nochtans; de eenige getuige, Feemy, een slechte vrouw, telt niet, zegt hij, zij werd omgekocht door den man, die het verlaten paard terugbracht. Onverwacht komt een vrouw verklaren dat een kerel - neen, niet deze hier, maar een wildeman, gek, en vloekend, en schreiend, haar het paard had gegeven, om er mede naar den dokter te rijden met haar van de kroep stervende kind. En, alhoewel Blanco vrijgesproken wordt, verstaat men het gebeurde: God had zijn hand op den paardendief gelegd en hem verplicht zoo te handelen, ofschoon het leiden zou tot ontdekking en doodstraf. Tot zijn broeder, dien hij Boozy (zatte) noemt, den schijnheiligen kwezelaar, zegt Blanco na de vrijspraak: | |
[pagina 569]
| |
O, ja, gij weet alles betreffende Ons Heer, newaar? Ge zijt in de confidentie van Ons Heer. Hij zou voor niks ter wereld iets willen doen om u te ergeren, he, beste Boozy? Bah! En de kroep dan? 't Waren vroege dagen, toen Hij de kroep maakte, zou ik peinzen. 't Was het beste, dat Hij toen kon uitvinden, maar, wanneer het slecht uitspeelde in Zijn handen, heeft Hij u en mij gemaakt om voor Hem de kroep te bevechten. Gewed, dat Hij ons niet voor niks heeft gemaakt, en Hij zou ons hoegenaamd niet gemaakt hebben indien Hij Zijn werk zonder ons had kunnen doen. Begod, dàt moet het zijn, waarom we bestaan! Hij zou ons nooit hebben gemaakt tot beroerde dronken ploerten gelijk ik en nietdeugende sletten gelijk Feemy. Hij maakte mij omdat Hij een karweitje voor mij had. Hij liet me los loopen totdat het karweitje gereed was, en dan moest ik afkomen en het uitvoeren, hangen of niet. En, ik zeg het u, het leek me niet beroerd, het was kapitaal, ja, kapitaal. Wel, 'k heb dat beroerde gevoelen van mij geschud gedurende een minuut van mijn leven, en 'k zal door vuur en vlam loopen om het weer af te schudden. Een heel kort stuk van hetzelfde jaar, Press Cuttings (Dagblad-uitknipsels) behandelt, op een burleske wijze, twee problema's van toen: suffragetten en militairen dienstplicht. Mitchener en Balsquith zijn gemakkelijk te herkennen onder hun doorschijnenden bijnaam; zij worden, evenals Sandstone (Lord Roberts?) door de geweldige Mevr. Banger en een andere feministe, Lady Corinthia Fanshawe, deerlijk belachelijk gemaakt. Mitchener, de verstokte vrijgezel, wordt daarbij beheerscht door de werkvrouw Mrs. Farrell, die hij huwen zal. Van veel grooter belang is Misalliance (1910), dat vooral het vraagstuk van het huwelijk bespreekt, en ook de betrekkingen tusschen ouders en kinderen. Een zeer uitgebreid voorwoord ‘over ouders en kinderen’ geeft, buiten de dramatiseering, de gedachten van Shaw betreffende dat onderwerp. Tarleton, de rijke zakenman vol oppervlakkige boekenkennis, heeft een dochter, Hypatia, die den haar bestemden schranderen, tengeren Bentley eigenlijk niet bemint, diens vader, Lord Summerhays, vroeger heeft geweigerd met de harde openhartigheid der jeugd, en, vooral, het leven thuis moe is. ‘O, thuis! thuis! ouders! familie! plicht! Wat verfoei ik ze! Hoe zou ik het altemaal willen zien in de lucht blazen! De armen kunnen ontsnappen. Wel, ik kan niet arm zijn, wij rollen in 't geld, 't is nutteloos iets anders te beweren. Maar ik kan slecht zijn, en 'k ben volkomen bereid, het te zijn.’ Weer hetzelfde motief: iets buitensporigs wil ze verrichten om haar onafhankelijkheid te bewijzen. Zij wenscht een bedrijvig leven | |
[pagina 570]
| |
en iets, waarmede het zou aanvangen, iets onverwachts, uit de lucht gevallen... En uit de lucht valt een vliegtuig. De bestuurder, Joey Percival, een vriend van Bentley, heeft als passagier een hem onbekende dame, Lina. Hypatia bewondert den grooten, sterken, knappen Joey. Daar is nu de gelegenheid ‘slecht’ te zijn; Joey wil echter van haar verzoekingen niet hooren. Lina, een gymnaste, wordt het hof gemaakt door Tarleton, die juist bijna vermoord werd door een sukkelaar, welke zijn moeder wilde wreken; dan maakt Summerhays haar een liefdeverklaring, dan Bentley. Ze heeft genoeg van deze atmosfeer, en ontvoert den bangen, geprikkelden Bentley in het vliegtuig, nadat Hypatia aan Joey werd beloofd: deze nogal ‘übermenschliche’ cynicus had verklaard, niet te willen trouwen zonder een grooten bruidschat, en Hypatia had aan haar vader gevraagd, ‘de bruut voor haar te koopen.’ De twee aanstaande huwelijken zijn maar ‘mésalliances’ in schijn: de wilskrachtige, sterke en cynische lieden, die zoo uit de lucht kwamen gevallen, zullen onderscheidenlijk het leven van de vroeger machtelooze Hypatia en den vroeger doelloozen intellectueel Bentley bevruchten met daad. In 1910 gaf Shaw een gelegenheidstukje voor het Shakespeare Memorial: The Dark Lady of the Sonnets, waarin de geheimzinnige, zwartharige dame uit Shakespeare's sonnetten, alsmede Shakespeare zelf en koningin Elizabeth optreden. Een heel aangenaam tooneel, waarin de dichter aan de koningin onvervaard het hof maakt, de jaloerschiheid van de donkere lady opzweept, en dat eindigt met de noodzakelijkheid aan te toonen, een nationalen schouwburg op te richten tot het opvoeren van Shakespeare's drama. ‘Het eerste stuk van Fanny’ - Fanny First Play (1911), een hevige aanval tegen conventioneele zedelijkheid en ouderlijke dwingelandij, brengt bijeen, in treffend contrast, de jongere en de oudere generatie, alsmede het nieuwe en het oudere drama. Fanny, de dochter van een kunstminnenden, alle nieuwe gedachten hatenden graaf, heeft, als verjaringsgeschenk, de toelating bekomen, een echt stuk van haar keus - schrijver onbekend - door echte tooneelspelers vóór echte critici te doen opvoeren. De critici komen aan; Bannal - o, die naam! - | |
[pagina 571]
| |
Gunn (Gilbert Gannan), Trotter (A.B. Walkley) en Vaughan (dien ik niet met zekerheid durf identificeeren). Trotter wordt door Fanny gevraagd, den graaf te willen voorbereiden: het stuk is gansch modern en zou de gevoelens kunnen kwetsen van den ouden estheet, die voorzeker niet zou aanvaarden, dat daad en gedachte de bovenhand zouden verkrijgen over loutere schoonheid. Trotter weigert: het ‘nieuwe drama’ is geen drama, de jonge dame is zeker op een slecht spoor; inderdaad, te Cambridge, waar ze studeert, is ze lid van de Fabian Society! Dan begint het eigenlijke stuk. Bobby Gilbey, de zoon van zeer bekrompen burgers, heeft onverwacht gevang moeten zitten. Evenals zijn verloofde, Margaret, de dochter van het echtpaar Knox. Zij hadden de politie aangevallen, zulks onder bijzondere omstandigheden, en aldus impulsief hun ziel vrij gemaakt. Enkel Mrs. Knox verstaat dat, de andere moeder en de twee vaders zijn troosteloos beschaamd. Na de bevrijding keert het slecht uit met de jonge lieden: Bobby zal Dora, een lawaaierige vrouw van de straat, huwen, en Margaret den knecht Juggins. Deze echter blijkt, op het einde van het stuk, een graaf te zijn. Een eigenaardige Fransche marine-officier, Duvallet, die sympathie voor Margaret voelt, werd wat vroeger, door vader Knox, heel treffelijk naar zijn ‘bedoelingen’ gevraagd: de verblufte Duvallet was getrouwd, en vader. Knox en Gilbey kunnen het schandaal betreffende hun kinderen niet verbergen, zij laten zich maar gaan, drinken... Mrs. Knox had het altijd gezeid: het geluk moet komen uit het eigen hart, wie een echt godsdienstig gevoelen heeft zal altijd den weg weten te vinden en het eenige mogelijke gedrag, al brengt dat onaangenaamheden mede zooals bij Margaret, maar wie dàt niet bezit blijve dan nog maar best conventioneel, niets dan conventie toch zal hem kunnen terughouden. Het epiloog is kostelijk. Dit gewilde mengsel van draakachtige gegevens en diep-ingaande problema's-bespreken heeft den graaf geweldig geschokt, en de critici aan het strijden gebracht. Wie is de auteur? Shaw? En dan volgt een ruzie over G.B. Shaw. Trotter heeft echter ontdekt, dat het stuk door Fanny zelf werd geschreven, de toestanden zijn te echt om zich niet werkelijk | |
[pagina 572]
| |
zóo te hebben voorgedaan... Ja, Fanny is in de gevangenis geweest. Overruled (1912) (Overmeesterd), wordt door Shaw heel bescheiden een ‘clinische studie’ genoemd, die hij ‘als voorbeeld geeft aan alle toekomstige schrijvers van kluchtig blijspel.’ Een clinische studie, waarin noch pro, noch contra, het vraagstuk van polygamie besproken wordt. De heer Lunn ontmoet Mevrouw Juno en maakt haar het hof; de insgelijks op reis zijnde heer Juno ontmoet Mevrouw Lunn en maakt haar het hof. De vier komen toevallig samen in hetzelfde hotel. De twee vrouwen zijn direct bevriend, en doen de kibbelende echtgenooten inzien, dat hun vrouw het recht heeft, den anderen man te bezoeken, dat conventies zooals jaloerschheid hen niet mogen terughouden... Feitelijk zijn beide koppels heel gelukkig met het huwelijk, dat geluk had hen echter overmeesterd; zij hadden een verandering noodig, zochten die met elk apart op reis te gaan, en vonden ze in een onschuldig flirtje. - Is u overtuigd door de ‘clinical study’? Ook ik niet, maar heel koddig is het blijspel voorzeker wel. Van veel hooger waarde is Androcles and the Lion (1913), een spel betreffende de eerste Christenen. De kleine kleermaker Androcles, gedurende zijn vlucht vóór de vervolging, trekt een doorn uit den voet van een lijdenden leeuw. Hij wordt later gevat, naar Rome gebracht, en zal in den circus moeten omkomen. Onder de gevangen Christenen bevindt zich Lavinia, een patricische dame, over wier gedachten en gevoelens de dramaturg het felste licht laat schijnen. Lavinia wil haar ideaal niet verzaken - het heeft feitelijk heel weinig te maken met het tegenwoordige Christianisme -, en haar wanhopige vroegere verloofde, een kapitein, eindigt met haar daarom te bewonderen. In den circus vraagt de keizer aan Androcles, welke mirakels hij kan doen. ‘Ik kan wratten genezen met er met mijn kleermakerskrijt over te wrijven, en ik kan met mijn vrouw leven zonder haar af te slaan.’ Verbaasd vraagt de keizer: ‘Is dat alles?’ Maar Androcles antwoordt zacht: ‘Gij kent haar niet, Caesar, anders zoudt gij zoo niet spreken.’ - Androcles moet verslonden worden door een leeuw, die echter juist tevoren een kwezelaar heeft opgepeuzeld, nu Androcles herkent, en met | |
[pagina 573]
| |
hem gedwee meegaat. Het mirakel verlost de Christenen. Deze zoet ironische fabel, opgesmukt door verschillende geestige zetten, bv. over het leger, is feitelijk het substratum voor een bespreking van het wezen zelf van een godsdienst, een spiritueel licht dat in gevestigde kerken sedert lang gedoofd wordt. Een stukje over de Russische keizerin Great Catherine (1913) stelt tegenover elkaar een 18e eeuwsche vorstin, die geen aanvoelen heeft van de gisting in Europa, would-be verfijnd en stellig uiterst sensueel is, - en een kostelijken barbaar, den Engelschman Edstaton, die aan haar verlokking weerstaat. Pygmalion (1914) is Higgins, een specialist in de phonetica, die een gemeene bloemenverkoopster, Liza, gansch hervormt tot een voorname dame, op haar, dat door hem aldus voltooide levende standbeeld, verliefd geraakt, maar haar niet verwerven kan. Zeer vermakelijk is het karakter van haar vader, den wijsgeerigen armen deugniet Doolittle; vele schitterende aanvallen op conventie, snobisme en armoede verlevendigen het werk. Gedurende den oorlog schreef Shaw een groot stuk Heartbreak House (begonnen in 1913), en verschillende tooneelwerkjes: dat alles werd, samen met Great Catherine, in een bundel uitgegeven in 1919. Wij blijven echter de chronologische orde volgen en houden ons niet aan die van het boek. O' Flaherty, V.C. (1915) is de vermakelijke geschiedenis van een jongen Ierschen boer, die den oorlog meegevochten heeft - hij had aan zijn moeder doen gelooven, dat het tegen Engeland te doen was - er het Victoria Cross (V.C.) heeft verworven, thans in het smaragden eiland een poosje terug is en daar helpt propaganda maken voor de rekrutenwerving. Hij overdrijft zijn heldendaden - de imaginatieve Ieren hebben dat noodig -. Maar in hem is een groote verandering gebeurd: de oorlog heeft hem de oogen geopend, doen inzien dat het kleingeestig Iersch nationalisme verderfelijk is, hem van zijn verloofde Teresa verwijderd; hij wil een Fransche huwen: Franschen koken beter en hebben van landbouw meer verstand. Zijn moeder, dat alles geleidelijk ontdekkend, is woedend. En er komt onverwacht een geweldige scheldpartij tusschen haar en Teresa. Tot den Engelschen generaal, Teresa's meester, bij wien | |
[pagina 574]
| |
hij te gast is, zegt O'Flaterty: ‘Sommigen houden van het lawaai van den oorlog, en sommigen van het huiselijk leven. 'k Heb beiden geprobeerd, generaal, en 'k ben heelemaal voor het lawaai van den oorlog nu. 'k Was altijd als een stille jongen aangelegd.’ Dit stukje, zegt Shaw, moest dienen om de Ieren aan te sporen, het leger te vervoegen, door te doen inzien hoe saai Ierland en het huiselijk leven is. The Inca of Perusalem (1915) is een burleske op den Duitschen keizer, en heeft veel van een music-hall nummer. De keizer lijdt aan grootheidswaanzin, is nu een wereldheerscher vol belachelijke majesteit, dan een vreedzaam gesprekvoerder. Hij verlieft op Ermyntrude, een mooie jonge Amerikaansche weduwe, en stelt haar het huwelijk voor: die bigamie zou zijn bondgenooten, de Turken, verheugen. De knevel van den wereldheerscher speelt in dit stukje een clownachtige rol. Heartbreak House (1913-1916) (Het Huis van de gebroken Harten) is het eenige belangrijke stuk betreffende den laatsten oorlog; daar het zijn landgenooten misschien zou ontmoedigd hebben op een oogenblik, dat alle krachten samenspanden tot het uiterste om Engeland ongeschonden te bewaren, hield de schrijver het stuk in tot na den wereldstrijd. Dit meesterwerk werd slecht begrepen in Engeland - en slecht onthaald -; even slecht begrepen in Duitschland, waar het een ongehoorden bijval bekwam. Het gaat eigenlijk niet om den oorlog zelf, elke rechtstreeksche aanknooping er mede werd zorgvuldig vermeden uit een artistiek oogpunt. Heartbreak House is, zegt de schrijver, ‘een fantazie naar de Russische manier op Engelsche thema's.’ Die Russische manier is die van Tchekof, die in De Zeemeeuw, De Kersenboomgaard en andere drama's de bedroevende waardeloosheid van onze vooroorlogsche beschaving heeft aangetoond. Uiterst verfijnde intellectueelen waren er, maar hun wilskracht was gefnuikt, hun hart was gebroken in een gestadig zich vermeien met boeken en gedachten en flirten; de wereld was overgelaten aan brutale, onwetende, gevaarlijke zakenmannen en politiekers. Wil en intellect, daad en gedachte hadden moeten samengaan: de intellectueele wellustelingen van Heartbreak House zijn zich zoo zeer van hun machteloosheid bewust, dat ze naar zelfvernietiging haken en wenschen, dat | |
[pagina 575]
| |
vliegersbommen de wereld en al dat vermoeiende, hopelooze, hartbrekende zouden wegblazen om plaats te maken voor iets nieuws. Een groote persoonlijkheid hier is die van den ouden zeekapitein Shotover; zijn dochters, hun gemaal, zijn gasten, waaronder Ellie Dunn, die voor geld huwen wil, en Mangan, een belachelijke politieker, de practische zakenman: deze zijn de poppen, die dit geweldig gegeven ontwikkelen. Men begrijpt de beteekenis van dit stuk in Shaw's werk: men mag al zijn gedachten hebben, zoo vooruitstrevend en conventieloos mogelijk zijn, dat alles is van geener waarde, indien de innerlijke wilskracht tot daad ontbreekt. Een paar oorlogstukjes moeten nog worden vermeld. Augustus Does hts Bit (1916), maakt het officieeldom, het kortzichtige, luidruchtige, hyperpatriotische belachelijk, dat in elk land zooveel kwaad sticht. De held, Lord Augustus, ‘doet zijn plicht,’ eerst als onmogelijk domme officier, dan als dd. burgemeester. In deze laatste hoedanigheid heeft hij een geheim document betreffende de landsverdediging; een dame ontfutselt het hem: gelukkig, voor een wedding, welke zij had aangegaan met Augustus' broeder, haar verloofde, die juist van het front was teruggekeerd voor enkele dagen. Wat misnoegd eerst, ziet Augustus in, dat men een beetje vreugde aan een held van het front niet weigeren kan; hij slaat wel een domme figuur, maar - ‘alles voor het vaderland!’Ga naar voetnoot(1) Annajanska (1917), eindelijk, is de leidster der Bolshewisten; leiderschap heeft die beweging noodig, om eenheid te bereiken: de oud-prinses Annajanska wordt de Bolshewistische keizerin. Een kleine fantasie zonder veel profetische waarheid... Thans komen we tot een van Shaw's uitgebreidste en belangrijkste werken: Back to Methuselah (1921)Ga naar voetnoot(2). Onder dezen titel (Naar Methusalem terug) geeft de schrijver een dramatiseering van de reeds behandelde gedachte: de verbetering van het menschdom, niet door natuurlijke evolutie genre Darwin, maar door evolutie enkel teweeggebracht door het taaie willen van den mensch; die gedachte werd voor Shaw de godsdienst | |
[pagina 576]
| |
van den nieuwen tijd. En zooals hij zijn Don Juanbedrijf (Man and Superman) als een bijbelachtige parabel opvatte om aldus, door het uiterlijke dichterlijke, zijn godsdienst te verkondigen, zoo ook is dit werk een soort van bijbel: de vijf stukken, die het omvat, noemt hij ‘een metabiologisch Pentateuchon.’ Na een inleiding: een prachtstuk van schitterende polemiek tegen de Darwinianen, vol wijsheid, humor, sarcasme, vol met Shaw's schoolmeestertoon, begint de schrijver zijn Pentateuchon met het Aardsch Paradijs. Van de vijf boeken, vijf korte stukken, speelt enkel dat in het verleden, éen in het tegenwoordige, de andere drie in de toekomst, waarvan het laatste op een tijd ‘zoo ver als de gedachte reiken kan.’ Een bijbel voor de toekomst, dus. De groote leiddraad is: 1) de mensch verloor het eeuwige leven, dan het lange leven, door zijn schuld; 2) mocht de mensch waarlijk willen, hij zou langer leven; terug naar Methusalem! 3) de mensch leeft langer, maar enkel een élite; 4) de andere menschen blijven tegenover de langer levenden belachelijke kinderen, hun ras verdwijnt; 5) de mensch blijft leven (tenzij een ongeval, na eeuwen soms, hem zou dooden), en dan enkel ziet hij beter in wat het leven is, zonder nochtans - laatste hoop en beginpunt van een nieuwen cyclus die zou moeten bestaan hebben sedert Adam en Eva - tot deze volmaaktheid te komen: dat het leven enkel gedachte worde, vrij van de stof. ‘En voor hetgeen daarna moge zijn is het zicht van Lilith te kort. Het is voldoende, dat er een daarna is.’ Elk van die vijf punten is de hoofdgedachte van een boek. Het eerste, In het Begin, is buitengewoon frisch en dichterlijk. Eva weet, dat er iets anders bestaan moet dan ‘het spitten en spinnen en vechten en moorden’ van haar kinderen. Wat het is weet zij niet, ‘maar eens zal men het weten, en dan zal men alleen daarvoor leven.’ Het tweede boek, Het Evangelie van de Gebroeders Barnabas, toont een hedendaagsche wijsgeer en zijn broeder, een biologist, die de gedachte van het langer-leven hebben opgevat en - metabiologisch - uitgewerkt. Niemand gelooft hen, zeker niet de twee politiekers, - grappige caricaturen van Asquith en Lloyd George. De heele theorie wordt uitgelegd in een allervermakelijkst gesprek. De andere drie boeken, in de toekomst spelend, zijn loutere | |
[pagina 577]
| |
verbeelding. Al zijn veel uiterlijke feiten, zeden, gewoonten, uitvindingen, heel interessant, heelemaal anticipaties op zijn Wells zijn ze niet, Shaw is daarvoor een te sterke persoonlijkheid. Koddig treffen bv. enkele gegevens betreffende onze huidige beschaving: Voltaire wordt met Jehovah verward, Michel-Angelo is een aartsengel... Het derde boek (Het Gebeurt), dat in het jaar 2170 speelt, geeft een bijzonderen kijk op een mechanische, practische beschaving, welke in naam die van het witte ras is, in feite door Chineezen en negers wordt beheerscht. Twee blanken maken een uitzondering door hun schranderheid: een vrouw-minister en een aartsbisschop. Het komt uit dat ze bijna driehonderd jaar geleefd hebben (onder verschillende namen, want de leeftijd is beperkt door de regeering): ze zijn in feite de dominee en de meid uit het vorige stuk. Eugenisme maakt het hun een plicht, met malkaar te trouwen. Zij gissen, dat anderen zich in hun geval bevinden. Het nieuwe ras is aan 't worden, het oneindig betere: de gewone menschen krijgen toch maar een beetje verstand en wijsheid wanneer de tijd daar is waarop ze sterven moeten. En in het vierde stuk, Het Treurspel van een ouden Heer, zien wij dat nieuwe ras, hetwelk in Ierland leeft, in contrast gesteld met al het belachelijke in woord en daad van een gewoon mensch. De lang-levenden coloniseeren: het ras der kort-levenden sterft uit. In het laatste boek, Zoover de Gedachte reiken kan (dat is, in 31.920), leven de kinderen (zij worden, volwassen, uit een ei geboren) van éen tot vier jaar in liefde, kunst, wetenschap... Maar na de vier jaar komt de wijsheid en de innerlijke bespiegeling, het gestadige zoeken naar een communie met zuivere gedachte. En hiermede komen wij tot het laatste stuk van Shaw, het beroemde Saint Joan (1924). Saint JoanGa naar voetnoot(1) is de geschiedenis van de nu tot heilige verhevene Jeanne d'Arc, de geschiedenis, wellicht zooals Shaw zich die verbeeldde, maar die wel de meest aanneembare zijn zal, zonder verzonnen liefde-conflicten, zonder verzonnen episodes; en die geschiedenis zelf is tragisch en grootsch genoeg om door elke inlassching te worden bedorven. Jeanne, een boerenmeisje, niet arm, niet schoon, o, jonge | |
[pagina 578]
| |
poëetjes! naïef, diep-geloovig, diep-menschelijk, met een groote wilskracht. Jeanne, in haar tijd verplaatst, naar waarheid uitgebeeld. En niet veroordeeld op een schandelijke wijze: kwam zij niet in botsing met de Kerk, weigerde zij niet, aan de tusschenkomst der Kerk te gelooven, stelde zij niet voorop haar overtuiging van de onmiddellijke betrekking tusschen mensch en God? Dàt was kettersch, als ketterin werd ze veroordeeld door de geestelijke, naar den brandstapel werd ze gevoerd door de wereldlijke macht. Wel is waar zouden de Engelschen er voor gezorgd hebben, dat ze hun anders niet ontsnapte. Maar het feit staat vast en Cauchon is evenmin de ‘ellendeling’ als Jeanne de mooie ‘heldin’. Shaw geeft ons met Jeanne, voor het eerst niettegenstaande Shakespeare en Schiller en Anatole France, een vrouw van vleesch en bloed, een niet al te gewone vrouw, met een buitengewoon sterke ziel; zij is mystisch - en o, zoo vrouwelijk in dat oogenblik van weifeling en zwakheid, wanneer ze bemerkt, dat haar stemmen haar niet helpen! Een heilige? Niet zoozeer omdat ze uitverkoren werd, maar omdat ze beter was dan de andere menschen, oneindig hooger stond in haar eenvoud en haar zielskracht. Zij was voor Shaw ‘übermenschlich’, wij voelen het, dat trok hem aan, en met dezelfde - nuchtere - liefde heeft hij haar afgebeeld als hij Caesar, of Andrew Undershaft, heeft geboetseerd. Dit stuk is meesterlijk door zijn bedwongen kracht, zijn spanning, zijn mooie harmonie. In zes tooneelen zien wij de gansche geschiedenis van Jeanne; het Epiloog geeft, na de terechtstelling, het noodzakelijke nieuws der verheffing. En daarin dan, dit wrange, dit schrijnend-droeve: Jeanne, die gedurende haar leven alleen stond, wordt, in deze soort van droom, aanbeden door allen, maar zoodra ze gewaagt van de mogelijkheid, onder de menschen terug te komen (heiligen kunnen mirakels doen) door allen verlaten. En het einde van het stuk, die troostelooze uitroep van Jeanne, is de ongeduldige, troostelooze uitroep van Shaw's diepste, edelste overtuiging: ‘O, God, die deze schoone aarde hebt gemaakt, wanneer zal zij gereed zijn, Uw heiligen te ontvangen? Hoe lang nog, o, Heer, hoe lang!’ Uit alle oogpunten is dit laatste drama voortreffelijker dan welk ander ook van onzen schrijver: het heeft het gave, edele, | |
[pagina 579]
| |
het stevige en fijne, het volmaakte van een meesterstuk, dat men voelt classiek geworden, alhoewel pas gepresteerd. En 't is niet het minst wonderlijke bij den wonderlijken Shaw: dat hij, op zijn hoogen leeftijd, zijn prachtige gaven zoo beheerschen kon, dat dit werk het beste is, de bloem zelf van zijn meesterschap.
Men zal bemerkt hebben, dat, in het tooneelwerk van G.B.S., twee hoogtepunten voorkomen: Man and Superman, en, gezamenlijk, Back to Methuselah en Saint Joan. Die twee hoogtepunten zijn elk het terminus van een stijgende lijn, zij geven de essentie van zijn gedachten weer zooals deze werden uitgedrukt in de vele andere stukken. Zij toonen tevens, naast al de afbrekerij en het sarcasme, het opbouwend gedeelte aan, de gebrachte remedie: het koppig, mystisch geloof in het heilige van het Leven en in de mogelijkheid van gestadige zelfvolmaking door een even koppigen wil. Het tooneelwerk van Shaw is er natuurlijk een van discussie en onderzoek. Het voornaamste zijn de gedachten, al spreekt hij ze uit in parabels in de plaats van in droge verhandelingen. Daarom is een systematisch onderzoek van die gedachtenGa naar voetnoot(1) noodzakelijk in een studie over hem en is het ook gepast, dan van naderbij de dramatiseering er van, Shaw's dramatische techniek, te beschouwen. Invloeden op en van hem, in gedachten en in techniek, zijn talrijk en moeten onderzocht worden. Daarom wezen deze enkele bladzijden slechts als een inleiding beschouwd.
Dr FRANZ DE BACKER. |
|