De Vlaamsche Gids. Jaargang 15
(1926-1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 553]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De groote plaats te Warschau; rechts het Stadhuis, links de groote Schouwburg
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een groote Toekomststaat
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De regeering kon natuurlijk bij zulke ineenstorting geen enkel budget meer in evenwicht houden. De zwaarste belastingen bleken weldra belachelijk gering en hoe men ook trachtte daarin te voorzien door het toepassen van verhoogingscoëfficiënten, men kwam steeds te laat. In Januari 1924 was het duidelijk dat een geldelijke ramp niet meer te vermijden was, maar dat ook het scheppen van een nieuwe en gezonde munt geen kinderwerk zou zijn. Alsdan werd volmacht gegeven aan Minister Grabski. De dollar was 10 millioen P. mark waard en voor de volgende maand verhandelde men reeds aan 25 en 30 millioen. Grabski liet aankondigen dat elke papieruitgifte werd stopgezet en wierp tezelfder tijd nagenoeg zijn gansche reserve in vreemde deviezen op de markt; de slag droeg en een gelukkig toeval wilde dat de groote speculateurs juist op de daling van den Franschen frank werkten en dus aan dien kant de handen vol hadden. De daling van de mark hield op en spoedig daarop volgde een aanzienlijke stijging; vreemd geld werd in massa aangeboden en de regeering kon meer dan haar uitgegeven reserve in gunstige voorwaarden terugkoopen. Onmiddellijk liet Grabski verscheidene andere maatregelen volgen, die veel gelijkenis aanbieden met wat Minister Franqui bij ons heeft gedaan: inrichting van een Nationale Spoorwegmaatschappij; nieuwe belastingen, maandelijksche budgetten en buitenlandsche leening. Eens het terrein aldus opgeruimd, werd de zloty geschapen met een waarde van 1.800.000 mark. Al spoedig echter daalde nu de mark ten opzichte van de zloty en op 1 October 1924 werd de mark bepaald opgeslorpt en gold alleen de zloty als werkelijke munt. Alle moeilijkheden waren nog niet achter den rug. In 1925 was de handelsbalans zuiver in deficiet (dat is ook bij ons nog steeds een zwart punt, wat men er ook van zegge!) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 554]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M. Moscicki, Voorzitter der Republiek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Augustus 1925 werd de toestand hoogst gevaarlijk; het tekort in de handelsbalans voor de zeven eerste maanden van 1925 bereikte meer dan 500 millioen zlotys, terwijl het totaal in vreemde munten de helft niet overtrof. Een mislukte oogst, de onvoldoende ontwikkeling van de industrie en het stopzetten van de inflatie waren de voornaamste oorzaken van dit nieuwe gevaar, dat een onrustbarende daling van den zloty bewerkte. Doch de regeering greep krachtdadig in. De invoer werd onder streng toezicht gesteld en het werd aan de Poolsche inwoners nagenoeg onmogelijk hun geld in den vreemde te verteren, daar het afleveren van passen, naast een hoogen taks, aan zeer strenge pleegvormen werd onderworpen. Het tekort, dat in Juli nog 94 millioen zlotys bedroeg, was in Augustus tot 15 millioen verminderd en in September was het gevaar afgekeerd. Sindsdien is de handelsbalans steeds voordeeliger geworden. Zoo in 1925 het tekort 500 millioen zlotys bereikte, was er in 1926 een boni van juist hetzelfde bedrag. De industrie neemt dan ook een zeer snelle uitbreiding. De zloty staat zeer stevig en toont een merkelijke neiging tot langzame, maar zekere stijging. Het is dan ook niemand ontgaan hoe in de laatste maanden de goede en jonge industrieele waarden op de Brusselsche en Antwerpsche beurs, door menschen die op de hoogte zijn van die voordeelige voorteekens, gretig werden opgezocht, daar zij in korten tijd merkelijke meerderwaarde bereiken kunnen. Wel is waar staat men thans voor nieuwe moeilijkheden: een groote leening, die dienen moet om tot bepaalde stabilisatie over te gaan, kon met de gepolste Amerikaansche banken niet worden afgeslotenGa naar voetnoot(1). Een beurspaniek te Warschau was daarvan zelfs het gevolg; doch voor wie weet hoe de minste feiten in een beursatmosfeer worden aangedikt en uitgebuit, hoeft de beteekenis van dien tijdelijken tegenslag niet overdreven te worden. Aldus is enkel het bewijs geleverd dat de tijd der geldelijke moeilijkheden nog niet bepaald achter den rug en dat een gedurige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waakzaamheid onmisbaar is; want ook een verzachting in de maatregelen die den invoer beperkten, had onmiddellijk als gevolg het evenwicht der handelsbalans opnieuw in gevaar te brengenGa naar voetnoot(1). Voor den goeden afloop van ons eigen financieel herstel is in Polen heel wat te leeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Het vraagstuk der uitwijking.Vóór den oorlog leverden de Poolsche streken jaarlijks een zeer groot contingent uitwijkelingen. In rangorde kwam Polen onmiddellijk na Italië en Duitschland en nog dient opgemerkt te worden, dat de opgegeven cijfers, vooral aan Russische zijde, zeer onnauwkeurig waren, daar zeer vele Polen, - en al de Ruthenen, - als Russen werden opgegeven. De Joden ten andere werden insgelijks - en dit te recht - niet als Polen aangegeven, al waren ze niet minder talrijk. Van 1900 tot 1914 ontscheepten in de Vereenigde Staten 103.000 Polen en Ruthenen, en 93.00 Poolsche Joden. De overgroote meerderheid bleven er gevestigd; slechts 12% keerden naar hun geboortestreek terug. Gansch anders was de landverhuizing in Europa. Jaarlijks gingen ongeveer 600.000 Polen in den vreemde werken en dat wel voornamelijk in Duitschland en Denemarken, waar ze in de mijnen of voor den oogst gebezigd werden; doch deze uitwijking was zuiver tijdelijk, want nagenoeg al die trekvogels waren enkel aangelokt door de hooge loonen, tijdens een bepaald seizoen betaald en keerden, evenals onze ‘Franschmans’, na enkele maanden afwezigheid naar hun geboortedorp terug. Die uitwijking is dus in vele opzichten te vergelijken met diegene, in onze streken van Zuid-Vlaanderen zoo goed gekend. De oorlog heeft dat alles merkelijk gewijzigd. De inwijking in de Vereenigde Staten werd, zooals men weet, zeer beperkt en bedraagt, wat Polen betreft, slechts 1/3 meer van het vooroorlogsche cijfer. Daarenboven houden de hooge vervoerkosten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 556]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Hoogeschool te Warschau
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de waardevermindering van de Poolsche munt een groot deel landverhuizers tegen of hindert hen althans, hun geluk over den Oceaan te gaan beproeven. De oorzaken die tot uitwijking aanzetten zijn nagenoeg ongewijzigd gebleven. Het geboortecijfer in Polen is nog altijd zeer hoog en de jaarlijksche aangroei der bevolking bedraagt ongeveer 450.000 menschen, wat in de huidige economische toestanden te veel is, om ter plaatse gebezigd te worden. De methodes van landbouwontginning zijn verre van volmaakt en de nijverheid is, uitgezonderd in Silezië, nog in zijn eerste ontwikkelingsstadium, daar de kapitalen zeer ontoereikend zijn om aan de industrie de breede ontplooiing te geven waar ze vatbaar voor is. De landverhuizing in Europa zelf blijft dus nog noodzakelijk bestaan, doch ze is heelemaal van richting veranderd. Duitschland, inderdaad, waar de werkeloosheid tot een ernstig vraagstuk is gegroeid, heeft niet alleen geen vreemde werkkrachten meer noodig, maar weert zelfs diegene weg, die er te lang vertoeven. De Polen die in Westphalen werk vonden (ruim 400.000) konden niet in massa naar hun land terugkeeren, waar weinig kans op arbeid hen wachtte en moesten dus elders uitkomen zoeken. Het eenige land in Europa, dat waarlijk een groot tekort aan werkkrachten heeft, is Frankrijk, en reeds in October 1919 werd tusschen de Poolsche en Fransche regeeringen een akkoord aangaande de emigratie gesloten. Van dan af begon een stijgende inwijking van Poolsche arbeiders, vooral mijnwerkers uit Westphalen, zoodat het aantal Polen in Frankrijk 450.000 overtreft, en alleen de huidige industrieele crisis dien toevoer van ‘Polenbloed’ komt stremmen en zelfs te keer gaat. Door nieuwe en tijdelijke overeenkomsten heeft men aan die inwijking in Frankrijk een einde gesteld. Men weet dat ook voor de talrijke Vlaamsche werklieden die in Noord-Frankrijk en zelfs hoogerop hun brood gaan verdienen, de toestand zeer ernstig geworden is. Ons land, dat tot voor den oorlog zeer weinig Polen - uitgezonderd een klein aantal studenten - herbergde, heeft er sinds 1919, vooral in de mijnen, verscheidene duizenden aangeworven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Poolsche regeering neemt, ten opzichte van die landgenoten in den vreemde, zeer nuttige en noodige maatregelen; want dat ze niet tot het beste deel der bevolking behooren, hoeft geen betoog; en gebrek aan toezicht zou die ‘overtolligen’ nog meer verwilderen: eenige ophefmakende misdaden in ons land hebben dit, jammer genoeg, afdoende bewezen. In ieder Poolsche legatie is dan ook een emigratiedienst, die niet alleen de uitwijkelingen in hun nieuw vaderland bijstaat, helpt en leidt, maar ze ook onder toezicht houdt om desnoods het land, dat gastvrijheid verleent, op de hoogte te houden van de gezonde werkkrachten, evenals van de trekvogels die eerder nadeelig kunnen zijn en wier verblijf best niet bestendig wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. De godsdiensten.Een der lastigste vraagstukken die oplossing behoefden, was de godsdienstkwestie. De meerderheid der Polen is voorzeker Roomsch-katholiek, maar de vreemde overheersching was ook in deze zaak niet zonder gevolg gebleven. Natuurlijk had het katholieke Oostenrijk niets tegen den nationalen godsdienst der Polen ondernomen, en ook in Duitschland, nadat het centrum er zooveel invloed had gekregen, kon van geen geloofsvervolgingen spraak zijn. Gansch anders was het gesteld in de Russische gebieden. De katholieke godsdienst was in de oogen van het czarisme een der oorzaken van het nationalisme. Na de mislukking der ongelukkige omwentelingen van 1830 en vooral van 1863 werd de denationalisatie met de grootste krachtdadigheid doorgezet en dit ging gepaard met vervolging tegen het katholicisme en bescherming van den Russisch-orthodoxen godsdienst. Katholiek werd synoniem van Poolsch-nationalist, orthodox van Russischgezind-bekeerde. Zoo steeg het aantal orthodoxe kerken in het enkel palatinaat van Lublin van 3 tot 400 en het aantal geloovigen van 6000 tot 350.000. Eerst na de woelingen van 1905 werd een soort van edikt van verdraagzaamheid afgekondigd, dat voor gevolg had dat nagenoeg de helft der orthodoxe geloovigen zich opnieuw katholiek bevonden!... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 558]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Jagellonsche boekerij te Krakau
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De orthodoxe godsdienst telt nu ongeveer drie millioen volgelingen. Een tijdlang, zelfs na den vrede, stonden zij nog onder het geestelijk bestuur van den Moscovitischen Patriarch Tikhon. Van 1922 af, deels ten gevolge van de moeilijkheden tusschen Polen en de Sovietregeering, deels door de godsdienstvervolgingen die in Rusland zelf plaats grepen (men herinnere zich dat de Patriarch Tikhon werd aangehouden) werd in Polen een zelfstandig bestuur der orthodoxe kerk ingericht. Dit werd officieel in 1925 door de regeering erkend en de orthodoxe kerk geniet dezelfde rechten als de katholieke. Voor deze laatste werd de verhouding tot het staatsbestuur insgelijks in 1925 bepaald geregeld, door middel van een Concordaat. De katholieke godsdienst telt 21 millioen volgelingen, ongeveer 65% der geheele bevolking. De protestanten zijn nauwelijks één millioen en zijn lutheraansch (van de Augsburgsche kerk) of calvinistisch (van de hervormde kerk); zij toonen geen neiging om zich, zooals dat in Duitschland en Oostenrijk het geval was, te versmelten. Veel belangrijker en zeer ingewikkeld zelfs is de inrichting der Israëlitische geestelijke gemeenschappen; zij worden naar gansch bijzondere regelen beheerd en genieten in dien opzichte de grootste vrijheid. De regeering heeft echter haar steun en bescherming toegezegd, zoodat van georganiseerde Jodenvervolgingen, de bekende progroms, die in het vroegere Rusland niet zeldzaam waren, geen sprake meer is, alhoewel de verhoudingen tusschen de Jodenbevolking en de fanatieke boeren soms erg gespannen zijn, daar de Israëlieten een gekend talent bezitten om zich van den ganschen handel in een dorp of kleine stad meester te maken en dien tot hun voordeel uit te baten, of, wat erger is, wel eens uit te buiten. Laat er ons, om gansch volledig te zijn, nog bijvoegen, dat er in de palatinaten van het Oosten (Wilno, Nowogrodek en Bialystok) nog enkele Mohamedaansche gemeenschappen bestaan, overblijfsels van vroegere inwijkingen van Islamitische bevolkingen uit Ukranië en zelfs hoogerop. Het aantal geloovigen bedraagt slechts enkele duizendtallen. Het geestelijk hoofd was de mufti van de Krim, doch deze betrekkingen zijn nu afgebroken, zoodat deze kleine Mohamedaansche kernen op zichzelf bestaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Polen heeft als richtsnoer de breedste verdraagzaamheid en gelijkheid van rechten aangenomen; en deze houding moet wel de beste zijn, want sinds den wapenstilstand zijn op godsdienstig gebied geen ernstige moeilijkheden opgerezen en de wrijvingen van minder belang zijn uiterst zeldzaam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. De politieke partijen.De meeste partijen die nu in Kamer en Senaat vertegenwoordigd zijn, legden reeds vóór den oorlog eene zekere bedrijvigheid aan den dag in de drie deelen van het huidige Polen. Onder de rechtsche groep verdienen vooral vermelding de ‘Nationale Populisten.’ Deze partij stuurt aan op centralisatie wat de binnenlandsche en aanleuning bij Frankrijk wat de buitenlandsche politiek betreft. Zij beschikt over een talrijke, invloedrijke en goed ingerichte pers. Zij telt in hare rangen gezaghebbende leiders en verscheidene oud-ministers, onder andere Stanislas Grabski (oud-minister van onderwdjs), die in 1924 de wet op het onderwijs deed stemmen, waarbij de taalrechten der minderheden volkomen erkenning en bescherming bekwamen, en Roman Dmowski, die met Paderewski het verdrag van Versailles onderteekende. Een tweede rechtsche partij is de Nationaal Kristene partij. Zij is evenals de vorige behoudsgezind, maar kenschetst zich vooral door gehechtheid aan de katholieke Kerk en verdediging van de belangen der grondbezitters. In buitenlandsch opzicht staat ze gekant tegen de overeenkomsten van Locarno. Meer naar links staan de Kristen Democraten, die tot richtsnoer nemen het ‘Rerum Novarum’ en vooral streven voor sociale wetgeving, organisatie en bescherming van den arbeid. Vele priesters staan aan de leiding en vertegenwoordigen hun partij in Kamer en Senaat. Bij de laatste verkiezingen traden de drie vermelde groepen samen op onder de benaming ‘Nationale Unie’ en bekwamen het hoogste stemmengetal: 2.5 millioen op 8 millioen. Nog meer links staat de Nationale Arbeiderspartij, die naast de maatschappelijke vraagstukken vooral het emigratievraagstuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 560]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maarschalk Pilsudski, Eerste Minister
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in haar programma heeft. Toch zetelt die partij nog bij de rechtsche groepen. Het centrum is ingenomen door de ‘Poolsche Populisten’, die de vertegenwoordigers zijn van de boeren en landlieden. Er zijn in die partij tal van schakeeringen en naast gematigde, telt ze ook zeer vooruitstrevende vertegenwoordigers in haar rangen. Allen nochtans staan een hervorming voor van het grondbezit in den zin van verdeeling van den groot-eigendom en staatseigendom en uitbreiding van het aantal kleinbezitters. Daar deze partij den overgang uitmaakt tusschen de rechtsche en linksche, is ze bij uitstek de regeeringspartij en is het zeer moeilijk zonder haar medewerking een meerderheid te vormen. Onder haar leden telt ze den geslepen Vincent Witos, voorzitter der partij en die eerste minister was, toen de staatsaanslag van Pilsudski aan zijn bewind een einde stelde; sinds dien heeft hij het voldongen feit behendig erkend en voert tegen de huidige regeering althans geen openlijke oppositieGa naar voetnoot(1). Deze partij beschikt over een talrijke en goed ingerichte pers. De linksche vleugel van de populisten beperkt haar programma niet tot een meer of minder uitgebreide hervorming van het grondbezit, maar is zeer democratisch en radikaal getint en zoekt aanhangers bij de arbeidersbevolking der steden en nijverheidscentra. Er bestaat een zuivere boerenpartij, die echter weinig invloedrijk is. De Poolsche Volkspartij ‘Wyzwolenie’, de groep der bevrijding, stuurt aan op hervorming van het grondbezit door onteigening, zonder vergoeding van de groote landeigenaars. Nog radikaler, zoo mogelijk, is de Onafhankelijke Volkspartij, die naar het kommunisme overhelt en de stichting eener republiek van boeren en werklieden voorstaat. Links zetelen de afgevaardigden van de Poolsche socialistische partij, die in 1893 werd gesticht en naast een vooruitstrevend economisch programma een zeer vaderlandlievend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
karakter heeft. In 1905 was het deze partij, die het teeken gaf tot verzet tegen de Russische dwingelandij en tijdens den wereldoorlog werkte zij mede tot het oprichten der legioenen van Pilsudski, die ten andere tot die groep behoorde. Haar inrichting is stevig en haar pers dringt ver door; het hoofdorgaan is Robotnik (de arbeider). De Kommunistische partij beschikt over enkele vertegenwoordigers en volgt de bevelen van Moskou. Ten slotte bestaan er tal van groepen en groepjes die uiting geven aan de strevingen van de nationale minderheden. De talrijkste is de Joodsche groep, die 34 afgevaardigden in de Kamer telt; daarnaast de Duitsche groep met 27 afgevaardigden; de Ukraniërs, 15 afgevaardigden; de Ruthenen, 6 afgevaardigden en 1 Russisch vertegenwoordiger. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Dantzig en Gdingen (Gdynia).Gdingen was voor een drietal jaren nog een onbeduidend visschersdorpje in de golf van Dantzig en is nu op weg om een haven te worden, de mededingster van Dantzig. Voor enkele maanden verscheen in de bladen het bericht dat een Fransch-Belgisch consortium het aanleggen van een spoorweg zou hebben aangenomen, van het Silezisch bekken tot Gdingen, over een lengte van meer dan 600 Km. Het is wel belangwekkend dit vraagstuk, dat voor de nabije toekomst van stijgend belang zal zijn, een weinig van dichterbij te onderzoeken. Het was natuurlijk dat een land als Polen, zoo groot als Frankrijk en met 28 millioen inwoners, een vrijen uitweg op zee moest hebben. Die noodwendigheid werd op dubbele wijze opgelost. Polen bekwam aan de Baltische zee een kuststreek van 76 Km. en een onrechtstreekschen uitweg langs Dantzig, dat in vrije stad werd herschapen, waarbij Polen bepaalde politieke en economische rechten verkreeg. Dantzig, op de monding van den Weichsel, is economisch een Poolsche haven; doch daar de bevolking overwegend Duitsch is, werd staatkundig het verband verbroken. In Duitschland | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was deze stad niet meer dan een der menigvuldige havens en behoorde niet eens tot de eerste-rang handelssteden. Er gingen jaarlijks wat minder dan 3000 schepen in en uit, met een gezamenlijke tonnemaat die de 2 millioen niet overtrof. Dantzig stond op internationaal gebied zoowat op dezelfde hoogte als Gent. Heel anders werd de toestand na den oorlog. Dantzig werd de voornaamste en bijna de eenige uitvoer-haven voor den Poolschen handel. Reeds einde 1924 had het aantal schepen die de haven in- en uitvoeren, aanzienlijk de 3000 overschreden, terwijl de tonnemaat verdubbeld was. De haveninrichtingen worden te klein, daar de economische ontwikkeling van Polen een zeer snel tempo volgt; daarenboven zijn de verhoudingen tusschen Dantzig en het Poolsche staatsbestuur niet altijd opperbest geweest, alhoewel ze in de laatste jaren zeer verbeterd zijn. In elk geval rees in 1923 de gedachte op, een nieuwe en gansch eigen haven te bouwen, zoodat in- en uitvoerhandel volkomen vrij zouden kunnen gebeuren. Den 4 Juli 1924 werd door de Poolsche regeering met een Fransch-Poolsch consortium een contract aangegaan voor het aanleggen van een haven te Gdingen (Gdynia). Enkele weken nadien werden de werken begonnen, berekend op een lengte van 4400 meter kaaimuur, een diepgang van 8 à 10 meter en een geheele oppervlakte van 200 hectaren. Aldus verwezenlijkt, zou de haven van Gdingen 25 tot 30 zeeschepen aan de kade kunnen ontvangen en de jaarlijksche tonnenmaat zou 2.5 millioen mogen bereiken, zooveel als Dantzig. In technisch opzicht zal Gdingen echter verscheidene voordeelen op Dantzig bezitten. De haven zal gemakkelijker van uit de zee bereikbaar zijn; alle zeevaart. en haveninstellingen zullen gecentraliseerd zijn; de diepgang, die te Dantzig in middelmaat slechts 4 meter bereikt, wat het aanleggen van groote schepen onmogelijk maakt, zal merkelijk meer bedragen en ten slotte zal het havenmateriaal aan de modernste vereischten voldoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De havenwerken, die zeer regelmatig vooruitgaan, werden op mogelijke verdere uitbreiding berekend. Het lastenkohier voorziet de volledige levering van al de havenwerken vóór 31 December 1930; wat niet belet dat reeds nu een gedeelte in uitbating is en verscheidene internationale zeevaartmaatschappijen regelmatig Gdingen aandoen, daaronder de Fransche Messageries Maritimes en de Compagnie Transatlantique, die een regelmatigen passagiersdienst hebben ingericht. Het bestek der havenwerken bedraagt 35 millioen zlotys in acht jaarlijksche betalingen. Men weet dat de Poolsche regeering verscheidene schepen heeft aangekocht en aldus de kern vormt van een nationale vloot. De wedijver tusschen twee havens, Dantzig en Gdingen, die niet te veel zijn voor een uitgestrekt ‘hinterland’ als Polen, kan slechts voor gevolg hebben de technische verbetering tot een toppunt te voeren, dat aan de scheepvaart moet ten goede komen.
M. DE PRAETERE. |
|